ECLI:NL:RBZWB:2024:7422

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425172 / JE RK 24-1407
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming met aandacht voor huiselijk geweld en ziekte van de vader

Op 4 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling met zes maanden moest worden verlengd, ondanks een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om deze voor twaalf maanden te verlengen. De GI had haar verzoek gewijzigd, wat door de vader werd betwist op grond van de goede procesorde, omdat hij niet in staat was om het gewijzigde verzoek met zijn advocaat te bespreken voor de mondelinge behandeling. De kinderrechter volgde de vader in zijn bezwaar en wees de vermeerdering van het verzoek af.

De kinderrechter baseerde haar beslissing op de wettelijke criteria van het Burgerlijk Wetboek, waarbij werd vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen nog steeds bedreigd werd door de complexe echtscheidingsproblematiek en huiselijk geweld in de thuissituatie. De vader was ernstig ziek en de kinderen waren getuige geweest van het geweld. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk was dat de GI de komende maanden de situatie van de kinderen zou blijven monitoren en dat de ondertoezichtstelling daarom verlengd moest worden. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 6 april 2025, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/425172 / JE RK 24-1407
Datum uitspraak: 4 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. Türk te Bergen op Zoom.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 31 juli 2024;
  • het e-mailbericht van de moeder van 10 september 2024;
  • de brief van de GI van 30 september 2024, inhoudende een wijziging van het verzoek;
  • het e-mailbericht van de moeder van 1 oktober 2024;
  • de brief van mr. Türk van 3 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2024. Daarbij was aanwezig een vertegenwoordiger van de GI.
Alhoewel correct opgeroepen zijn de moeder, de vader en de advocaat van de vader, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 oktober 2022 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 6 oktober 2023 en tot 6 oktober 2023.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 september 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 6 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, na wijziging, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
De GI handhaaft het verzoek. In mei 2024 is [praktijk] gestart met het opstellen van een plan voor het parallel solo ouderschap tussen de ouders. Er zijn voorwaarden gesteld met als doel dat ouders [minderjarige 1] en [minderjarige 2] centraal stellen door ervoor te zorgen dat de kinderen geen hinder ondervinden van conflicten tussen hen en hun netwerk en door toe te staan dat kinderen een fijn contact hebben met de ouders zonder zich druk te maken over de emoties van de ouders en de strijd tussen hen. Het plan voor het inzetten van parallel solo ouderschap is inmiddels op papier gesteld. [praktijk] heeft de komende periode ook nog de tijd nodig om te komen tot een afgerond ouderschapsplan en het is tevens van belang om aandacht te hebben voor borgingsafspraken. Het is van belang om de ondertoezichtstelling te verlengen om de voortgang van de hulpverlening te monitoren en te komen tot een afgerond ouderschapsplan met borgingsafspraken. In eerste instantie heeft de GI verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden. Beide ouders hebben ook ingestemd met een verlenging van de ondertoezichtstelling met 6 maanden. Inmiddels is duidelijk geworden dat de vader ernstig ziek is en dat er in de thuissituatie bij de moeder huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, waarvan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] getuige zijn geweest. Om die redenen is er veel onduidelijk rondom het perspectief van de kinderen. Het is nodig dat de GI voor een langere periode betrokken blijft om de situatie te monitoren. Om die reden heeft de GI het verzoek bij brief van 30 september 2024 vermeerderd en wordt er nu verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van twaalf maanden.
4.2
Bij brief van 3 oktober 2024 heeft de advocaat van de vader de rechtbank bericht dat de vader verweer voert tegen de vermeerdering van het verzoek van de GI. De vader heeft eerder laten weten geen verweer te voeren tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden en om die reden niet te zullen verschijnen tijdens de mondelinge behandeling. De vader wordt nu kort voor de mondelinge behandeling geconfronteerd met het gewijzigde verzoek van de GI en is niet meer in staat om dit gewijzigde verzoek met zijn advocaat te bespreken. De vader voert verweer tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden. De vader acht de wijziging van het verzoek door de GI in strijd met de goede procesorde. Zowel de vader als zijn advocaat zullen niet aanwezig zijn tijdens de mondelinge behandeling.
4.3
Bij e-mailbericht van 10 september 2024 heeft de moeder de rechtbank bericht geen verweer te voeren tegen het verzoek van de GI en ook niet te zullen verschijnen op de mondelinge behandeling. Bij e-mailbericht van 1 oktober 2024 heeft de moeder de rechtbank bericht geen verweer te voeren tegen het gewijzigde verzoek van de GI.

5.De beoordeling

Wijziging verzoek
5.1.
Omtrent de vermeerdering van het verzoek van de GI oordeelt de kinderrechter als volgt. Op grond van artikel 283 juncto artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de verzoeker, zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven, bevoegd het verzoek of de gronden daarvan te verminderen, dan wel schriftelijk te veranderen of te vermeerderen. De verweerder is bevoegd daartegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De vader heeft gesteld dat de vermeerdering van het verzoek door de GI in strijd is met de eisen van een goede procesorde nu hij voorafgaande aan de mondelinge behandeling niet voldoende in de gelegenheid is geweest de vermeerdering van het verzoek met zijn advocaat te bespreken. De kinderrechter volgt de vader in zijn stelling dat hij door de vermeerdering van het verzoek bemoeilijkt wordt in zijn verdediging. De kinderrechter zal de vermeerdering van het verzoek van de GI dan ook niet toestaan en beslissen op het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van 6 maanden.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden nog steeds in hun ontwikkeling bedreigd. Naast de complexe echtscheidingsproblematiek en het loyaliteitsconflict waarin de minderjarigen verkeren, zijn meer zorgpunten naar voren gekomen. Inmiddels is gebleken dat de vader momenteel ernstig ziek is en dat in de thuissituatie van de moeder huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, waarvan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] getuige waren. Deze omstandigheden maken dat het noodzakelijk is dat de GI de komende maanden in kaart gaat brengen wat voor invloed hiervan uitgaat op de situatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderrechter vindt het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd zodat de GI de komende maanden kan onderzoeken wat nodig is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 6 oktober 2024 en tot 6 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 24 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.