De GI handhaaft het verzoek. De GI maakt zich nog steeds ernstige zorgen over de kinderen. [minderjarige 1] verblijft op dit moment in een pleeggezin. Ze heeft zich ingeschreven voor een opleiding en heeft een bijbaantje. [minderjarige 1] maakt stappen in haar ontwikkeling. Ze wil er het beste van maken. Op dit moment ervaart ze geen ruimte voor het volgen van EMDR-therapie. Er gebeurt zoveel in haar leven dat ze de laatste keer dat er contact was heeft gezegd dat zij geen contact met haar ouders wil omdat haar ouders haar enorm afwijzen over de negatieve ervaringen in het gezin, de verkrachtingen en het seksueel misbruik. [minderjarige 1] zit in tweestrijd want aan de ene kant wil ze wel contact met haar ouders, maar aan de andere kant ook weer niet. Ze pakt de dagelijkse dingen op en probeert haar ontwikkelingstaken aan te gaan. [minderjarige 2] volgt op dit moment dagbesteding. Ze wil haar ouders wel zien, maar vindt dit ook spannend. Ze wil het contactherstel rustig opstarten en in eerste instantie onder begeleiding. Vervolgens wil ze kijken hoe het gaat. Er zijn al langere tijd zorgen over de psychische gesteldheid van [minderjarige 2] (depressieve klachten, zelfbeschadiging, risico op suïcidaliteit). Op 9 augustus 2024 heeft [minderjarige 2] suïcidale uitingen gedaan via sociale media. Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [minderjarige 2] en een gedragswetenschapper van pleegzorg. Hieruit is gebleken dat [minderjarige 2] een plan had om suïcide te plegen, maar wat dit plan precies inhield wilde zij niet delen. Het maken van veiligheidsafspraken lukte niet. De huisarts is ingelicht en er is een kinderpsychiater langsgekomen voor een beoordeling. [minderjarige 2] is vervolgens voor een aantal
dagen opgenomen bij [ggz-instelling] (HIC). Tijdens de crisismaatregel heeft ze zelfstandig contact gezocht met haar ouders. Inmiddels is [minderjarige 2] weer in het pleeggezin. De GI maakt zich zorgen over het veelvuldige (beeld)bellen tussen [minderjarige 2] en haar moeder. De GI krijgt de indruk dat zij hierdoor enorm klem wordt gezet met het verzoek om weer naar huis te komen. Ook wordt [minderjarige 2] in deze momenten bevraagd over [minderjarige 1] . Daardoor zijn er momenten in het pleeggezin dat [minderjarige 2] ook ruzie krijgt met [minderjarige 1] . De meisjes hebben echter nooit geleerd hoe conflicten ook weer op te lossen. Dan wordt er niet gepraat en wordt er na een periode ook weer verder gedaan alsof er niets gebeurd is. Het onderwijs voor [minderjarige 2] is erg lastig. [minderjarige 2] is in het verleden veel gepest. Er is geprobeerd om haar op een zorgboerderij te plaatsen maar daar heeft [minderjarige 2] veel weerstand tegen. Vanuit [ggz-instelling] is samen met de pleegouders een dagstructuur opgezet omdat het voor [minderjarige 2] belangrijk is om een daginvulling te krijgen. [minderjarige 2] belt te pas en te onpas met haar moeder en moeder heeft haar gezegd dat ze alleen maar moet ademen en verder niets. [minderjarige 2] doet dan ook niet veel in het pleeggezin en dat zet de verhouding tussen [minderjarige 2] en de pleegouders op spanning. Ze wordt bevraagd over [minderjarige 1] .
Als de machtiging uithuisplaatsing wegvalt bestaat het risico dat het contact tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun ouders van 0 naar 100 gaat zonder dat zij hier klaar voor zijn en zich hier veilig bij voelen. Als [minderjarige 2] nu terug thuis zou gaan wonen dan maakt de GI zich ernstige zorgen over het wegvallen van het zicht op de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige 2] en het wegvallen van de mogelijkheden van hulpverlening.
De GI maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 3] en het antisociale en grenzeloze gedrag dat hij laat zien. Daarbij komt dat er bij [minderjarige 3] en de ouders geen probleembesef lijkt te zijn. De behandeling van [minderjarige 3] bij [jeugdhulp] komt totaal niet van de grond. [minderjarige 3] heeft geen dagbesteding en volgt geen therapie. Hij staat nog steeds niet ingeschreven op het adres van [expertisecentrum] omdat de ouders dit weigeren te doen. De vervolgstappen voor passend onderwijs voor [minderjarige 3] zijn bekend maar het blijft stokken op de woonplaats van [minderjarige 3] die niet gewijzigd is. De ouders hebben meerdere keren aangegeven dat ze eerst een rondleiding op de school willen krijgen maar dit alleen in het weekend willen. Dit is niet mogelijk. De ouders stellen zich daarin niet constructief op. [minderjarige 3] ligt veel in bed en slaapt lang uit. Zijn dag- en nachtritme verschuift. Op de zaterdag komen de ouders op bezoek waarbij hij veel snoep en croissants krijgt waardoor hij bij de lunch niet aan tafel bijschuift. Zo zijn er steeds meer dingen waar hij niet aan meedoet in de groep.
Vorige week zijn er verschillende incidenten geweest op de groep en was er veel tumult dus vandaar dat de groep nu gesplitst is in twee verschillende groepen. Iedere jongere die daar verblijft heeft een corveetaak maar [minderjarige 3] vindt dat een vorm van mishandeling dus hij doet dat niet. Dagbesteding voor jongeren die niet naar school gaan weigert hij. Op eerdere zittingen is besproken dat de ouders moeten meewerken in het verblijf van [minderjarige 3] bij [expertisecentrum] , maar ze weigeren dit. Over 14 dagen vindt een behandelbespreking van [minderjarige 3] plaats, maar de ouders weigeren te komen. Er wordt geen verantwoordelijkheid genomen door de ouders, het lijkt er steeds meer op dat de ouders hem instrueren wat hij wel en niet moet zeggen of doen. Hierdoor legt [minderjarige 3] veel dingen van de groepsleiding naast zich neer. Het team wordt ondermijnd in hun opvoedershandelen door ouders. Wat betreft het politiecontact over de mishandeling in juni is de laatste stand van zaken dat het onderzoek is afgerond en is overgedragen aan het OM. Daar volgt nog verder bericht over.
Bij [jeugdhulp] krijgt [minderjarige 3] de kans om tot positieve ontwikkeling te komen en nieuwe vaardigheden te leren die bijdragen aan het kunnen opgroeien tot een evenwichtige volwassene. In de thuissituatie bij ouders krijgt [minderjarige 3] die kans naar verwachting van de GI niet als de machtiging uithuisplaatsing wegvalt. De ouders geven namelijk nu enkel toestemming voor de hulpverlening vanuit [jeugdhulp] , omdat ze geen andere mogelijkheid hebben, aangezien het enige alternatief een gesloten machtiging is. De GI heeft er om die reden geen vertrouwen in dat [minderjarige 3] in de thuissituatie de juiste hulpverlening zal kunnen krijgen en dat ouders en [minderjarige 3] hieraan zullen meewerken. Daarmee zou het risico dat [minderjarige 3] (nu en/of in de toekomst) een gevaar voor anderen vormt worden verhoogd. De GI krijgt geen zicht op het gezin en de opvoedsituatie. Wel is bekend dat de moeder persoonlijke problematiek heeft (depressieve klachten, automutilatie) en hiervoor meermaals opgenomen is geweest. Er is geen zicht ontstaan op de gezinsdynamiek en deze dynamiek blijft onduidelijk waardoor de kinderen een vorm van gedragsproblematiek hebben laten zien. Ouders zijn niet bereid om hulpverlening gericht op hun opvoedhandelen te accepteren, omdat zij vinden dat zij geen hulp hiervoor nodig hebben. Toen [minderjarige 2] recent moest worden opgenomen bij [ggz-instelling] wilden ouders geen uitspraken doen over hun toestemming, hoewel zij de zorgen over suïcidaliteit bij [minderjarige 2] in eerste instantie zelf hadden gemeld. De ouders zien de zorgen, maar handelen hier vervolgens niet naar en vervallen in het maken van verwijten naar anderen. Er is geen sprake van een samenwerking met de ouders en ouders uiten zich negatief over de GI. Ook uiten de ouders zich negatief over de GI of over de hulpverlening op een respectloze manier in het bijzijn van de kinderen, bijvoorbeeld over [jeugdhulp] in het bijzijn van [minderjarige 3] . Ook stellen ouders zich dreigend en grensoverschrijdend op naar jeugdprofessionals. De ouders willen graag contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en ook willen zij dat het contact met [minderjarige 3] wordt uitgebreid. Hiervoor is het echter nodig dat er eerst een persoonlijk gesprek met de ouders wordt gehouden om de voorwaarden voor dit contact te bespreken. Gelet op de eerdere negatieve ervaringen van de GI in de thuissituatie bij de ouders en de te nemen veiligheidsmaatregelen is het nodig dat dit gesprek op het kantoor van de GI plaatsvindt. De ouders weigeren echter om naar het kantoor van de GI te komen. Hierdoor heeft het gesprek nog steeds niet plaatsgevonden. Gelet op al deze grote zorgen is het noodzakelijk dat de machtiging tot uithuisplaatsing voor alle drie de kinderen wordt verlengd tot het einde van de ondertoezichtstelling, te weten tot 19 april 2025.