ECLI:NL:RBZWB:2024:7424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/425410 / FA RK 24-3642
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • A. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige in het kader van gezagskwesties

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige]. De vrouw, hierna aangeduid als de moeder, heeft verzocht om te bepalen dat [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2021, haar hoofdverblijf bij haar heeft. De man, hierna aangeduid als de vader, heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitoefenen en dat er sinds 14 juli 2023 een ondertoezichtstelling van [minderjarige] is, waarbij zij uit huis is geplaatst.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de feiten en omstandigheden van de zaak. De moeder heeft aangegeven dat er meerdere incidenten zijn geweest waarbij de vader haar heeft lastiggevallen en bedreigd, wat heeft geleid tot een straat- en locatieverbod voor de vader. De GI heeft het verzoek van de moeder ondersteund en aangegeven dat het in het belang van [minderjarige] is dat haar hoofdverblijf bij de moeder wordt vastgesteld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is om de huidige situatie te formaliseren en heeft het verzoek van de moeder toegewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van een hoger beroep.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat het belangrijk is dat er duidelijkheid is over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige], vooral gezien de onveilige situatie waarin zij zich eerder bevond. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 25 oktober 2024, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/425410 / FA RK 24-3642
datum uitspraak: 11 oktober 2024
beschikking over wijziging hoofdverblijfplaats
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.A.E.C.J.M. Hooft in Gilze,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats] .
over de minderjarige:
-
[minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
Informant in deze procedure is:
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd in Amsterdam,

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 5 augustus 2024 ontvangen verzoek, met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 11 oktober 2024, gezamenlijk met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/424956 / JE RK 24-1364 en het verzoek van de GI tot wijziging van de regeling van de zorg- en opvoedtaken, bij de rechtbank bekend onder zaak en rekestnummer C/02/424994 / JE RK 24-1369. In die procedures is bij separate beschikking beslist. Bij die behandeling is verschenen mr. D. Boudrad, kantoorgenoot van mr. Hooft. De vrouw heeft via een telefonische verbinding aan de mondelinge behandeling deelgenomen. Ook waren aanwezig een vertegenwoordiger van de GI en een vertegenwoordiger van de Raad. De man is juist opgeroepen, maar is niet verschenen.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn op [datum 2] 2021 te Bergen op Zoom met elkaar een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.2.
Uit het geregistreerd partnerschap van partijen is [minderjarige] geboren.
2.3.
De ouders zijn gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] belast.
2.4.
[minderjarige] staat sinds 14 juli 2023 onder toezicht van de Gl. Ook is [minderjarige] op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds 14 juli 2023 uit huis geplaatst. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor het verblijf van [minderjarige] bij haar moeder zijn laatstelijk bij beschikking van 29 september 2023 verlengd tot 14 oktober 2024.
2.5.
[minderjarige] en de vrouw verblijven in een veilige opvang.
2.6.
Bij vonnis in kort geding van 19 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter de man verboden zich te bevinden binnen een straal van 100 meter in de buurt van de vrouw en is daarnaast bepaald dat voormeld verbod van kracht zal zijn voor de duur van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van betekening van dit vonnis.
2.7.
Bij beschikking van 20 augustus 2024 is aan de vrouw vervangende toestemming verleend om [minderjarige] in te schrijven bij een huisarts en een kinderopvanglocatie.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt:
- te bepalen dat de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] , het hoofdverblijf heeft bij haar moeder;
- dusdanige beslissingen te nemen als de rechtbank in het belang van de minderjarige [minderjarige] geraden acht.
3.2
De man heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de vrouw wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het navolgende aangevoerd. Het geregistreerd partnerschap van partijen is op [datum 1] 2024 ontbonden. Na de relatiebreuk zijn er meerdere incidenten geweest waarbij de man de vrouw lastig heeft gevallen en haar heeft bedreigd. Aan de man is op 19 februari 2024 een straat- en locatieverbod opgelegd. Ook heeft de man diverse doodsbedreigingen richting de vrouw geuit. De vrouw heeft meerdere keren moeten verhuizen met [minderjarige] omdat de man achter het verblijfsadres van de vrouw en [minderjarige] was gekomen. Ook is [minderjarige] , vanwege de onveilige situatie, een tijd geplaatst geweest in een neutraal pleeggezin. Inmiddels verblijft de vrouw samen met [minderjarige] op een veilige plaats. De GI heeft aangegeven dat het perspectief van [minderjarige] bij de vrouw ligt en dat er voorlopig geen contact kan zijn tussen [minderjarige] en de man. De GI heeft de vrouw te kennen gegeven dat het belangrijk is dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw wordt bepaald nu dat een formele vastlegging van feitelijke situatie is en het hoofdverblijf van [minderjarige] dan ook geen discussie meer kan opleveren.
4.2
De GI staat achter het verzoek van de vrouw. [minderjarige] woont inmiddels alweer een tijdje bij de vrouw en de GI ziet dat ze stappen maakt. Het is belangrijk dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw wordt bepaald zodat er geen discussie meer is over waar haar hoofdverblijf is.
4.3
De Raad adviseert het verzoek van de vrouw toe te wijzen.

5.De beoordeling

Juridisch kader
5.1
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat geschillen over het samen uitoefenen van het gezag op verzoek van een ouder aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een beslissing die zij in het belang van het kind vindt.
5.2
De rechter moet eerst bekijken of de ouders met elkaar afspraken kunnen maken (artikel 1:253a lid 5 BW). Gebleken is dat het partijen niet gelukt is om met elkaar afspraken te maken over het hoofdverblijf van [minderjarige] . De man is ook niet verschenen bij de mondelinge behandeling dus het is ook niet gelukt om tijdens de mondelinge behandeling afspraken te maken over het hoofdverblijf van [minderjarige]
Inhoudelijke beoordeling
5.3
De rechtbank oordeelt als volgt. [minderjarige] verblijft al langere tijd bij de vrouw en het is in haar belang om deze situatie te formaliseren. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat haar hoofdverblijf bij de vrouw wordt bepaald. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar is, nu de man daartegen geen verweer heeft gevoerd en zowel de GI als de Raad hebben aangegeven achter het verzoek van de vrouw te staan, dan ook toewijzen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.4
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
bepaalt dat [minderjarige] , geboren te [woonplaats] op [geboortedag] 2021, haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024 door mr. Holierhoek, rechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier, en op schrift gesteld op 25 oktober 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.