ECLI:NL:RBZWB:2024:7428

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/426130 / KG ZA 24-419
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verkoop gezamenlijke woning in kort geding

In deze zaak vordert de man toestemming van de vrouw voor de verkoop van hun gezamenlijke woning, omdat de vrouw niet meewerkt aan de verkoop. De man stelt dat de woning leegstaat, wat leidt tot waardeverlies, en dat hij alle kosten van de woning draagt. De vrouw is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, waardoor verstek is verleend. De voorzieningenrechter oordeelt dat de primaire vordering van de man, om de toestemming van de vrouw te vervangen door toestemming van de rechtbank, niet mogelijk is volgens de wet en wijst deze af. De subsidiaire vordering, waarin de man de vrouw verzoekt om medewerking aan de verkoop, wordt toegewezen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de man een spoedeisend belang heeft bij de verkoop, aangezien de woning in waarde daalt en hij momenteel bij zijn moeder woont. De voorzieningenrechter wijst de gevorderde dwangsom toe, maar maximeert deze. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 25 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Middelburg
Zaak-/rekestnummer: C/02/426130 / KG ZA 24-419
vonnis in kort geding van 25 oktober 2024
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat: mr. E. Sijnesael, kantoorhoudende te Middelburg,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de mondelinge behandeling op 11 oktober 2024.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is verschenen, de man, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw is, hoewel op juiste wijze daartoe opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Partijen hebben in gemeenschappelijk eigendom de woning aan [adres] te
[plaats 1] .

3.De vordering

3.1.
De man vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair: de toestemming van de vrouw voor alle handelingen die nodig zijn voor de
verkoop en levering van de gezamenlijke woning van partijen aan [adres] te
[plaats 1] te vervangen door de toestemming van uw rechtbank;
- subsidiair: de vrouw te veroordelen tot het verlenen van haar medewerking aan verkoop en levering van de gezamenlijke woning van partijen aan [adres] te [plaats 1] onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat de vrouw in gebreke blijft aan uw vonnis te voldoen en daarbij te bepalen dat de vrouw in ieder geval dient mee te werken
aan de in punt 16 van deze dagvaarding vermelde handelingen;
- te bepalen dat de aflossing op de hypotheek in de periode van februari 2023 tot en met de datum van levering van de woning aan een derde aan de man toekomt en dat na
verrekening van dit bedrag de overwaarde bij helfte tussen partijen dient te worden
verdeeld.
3.2.
Door en namens man is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad die in september 2022 is beëindigd. Zij zijn niet getrouwd of geregistreerd partners geweest en hadden ook geen samenlevingscontract afgesloten. Partijen hebben in gezamenlijk eigendom de woning aan [adres] in [plaats 1] . De man wil deze woning verkopen maar de vrouw werkt niet mee. Zo reageert zij niet op voorstellen daartoe en heeft ze ook het bod dat door de achterburen was uitgebracht, afgewezen. De man vordert primair dat de toestemming van de vrouw voor de verkoop en levering van de woning aan een derde wordt vervangen door de toestemming van de rechtbank. De woning staat op dit moment leeg en dit leidt ertoe dat de woning in waarde daalt. Hoe langer de woning leeg staat hoe lager de verkoopwaarde van de woning uiteindelijk zal zijn. De belangen van de man bij verkoop van de woning zijn groter dan die van de vrouw bij het behouden van de woning. Onderhoud aan de woning vindt niet plaats en dat leidt ertoe dat de woning in een steeds slechtere staat verkeert. De man draagt alle kosten van de woning. De maandelijkse lasten bedragen zo’n € 894,- per maand. De man woont momenteel bij zijn moeder in [woonplaats 1] in en deze situatie is niet ideaal. Hij werkt in de omgeving van [plaats 2] en wil graag een woning in de buurt van [plaats 1] kopen. Daarvoor dient de woning van partijen verkocht te zijn.
3.3.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de man.
3.4.
Op de overige stellingen van de man wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nadat de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling heeft vastgesteld dat ten aanzien van de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, is ter zitting tegen de vrouw verstek verleend.
4.2.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door de man tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de man bij zijn vordering vast.
4.3.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Uit het arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:499 volgt dat de rechter in kort geding een veroordeling tot medewerking aan de overdracht van een onroerende zaak kan uitspreken. Evenzeer kan de rechter in kort geding op de voet van artikel 3:300 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepalen dat de uitspraak in de plaats zal treden van (een deel van) een akte tot het verrichten van een rechtshandeling zoals in die bepaling bedoeld. Ook kan de rechter bij wijze van onmiddellijke voorziening in kort geding een deelgenoot een machtiging verlenen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed als bedoeld in artikel 3:174 lid 1 BW. In het verlengde van de hiervoor omschreven mogelijkheden kan de rechter in kort geding ook op vordering van een deelgenoot een veroordeling uitspreken jegens een andere deelgenoot om mee te werken aan de verkoop en levering van een tot een gemeenschap behorend goed aan een derde. Dat verkoop van een tot een gemeenschap behorend goed om de opbrengst te verdelen een wijze van verdeling is als bedoeld in artikel 3:185 BW, staat niet eraan in de weg dat bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding een veroordeling om daartoe over te gaan, wordt uitgesproken.
4.4.
De man vordert primair de toestemming van de vrouw voor alle handelingen die nodig zijn voor de verkoop en levering van de gezamenlijke woning van partijen aan [adres] te [plaats 1] te vervangen door de toestemming van de rechtbank. Deze mogelijkheid biedt de wet niet. De primaire vordering van de man dient dan ook te worden afgewezen.
4.5.
De voorzieningenrechter zal de subsidiaire vordering van de man toewijzen en de vrouw veroordelen tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning van partijen aan [adres] te [plaats 1] . De man heeft een voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering nu hij onbetwist heeft gesteld dat de woning al langere tijd leeg staat en er geen onderhoud aan de woning wordt gepleegd. Het is een feit van algemene bekendheid dat een woning die langere tijd leeg staat en waaraan geen onderhoud wordt gepleegd, in waarde daalt. De man betaalt momenteel alle lasten van de woning zonder dat de vrouw daarin bijdraagt. Deze situatie belemmert de man in zijn zoektocht naar eigen woonruimte. Zo heeft hij gesteld dat hij momenteel bij zijn moeder inwoont maar heel graag een eigen woning zou willen kopen. Hiertoe is hij doordat de woning van partijen nog niet is verkocht, niet in staat. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van de man niet langer verwacht kan worden in deze onverdeeldheid met de vrouw te blijven.
4.6.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn vordering zoals geformuleerd onder gedachtestreepje 3, te weten te bepalen dat de aflossing op de hypotheek in de periode van februari 2023 tot en met de datum van levering van de woning aan een derde aan de man toekomt en dat na verrekening van dit bedrag de overwaarde bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld, gewijzigd in die zin dat hij nu vordert dat de helft van de sinds februari 2023 betaalde aflossing aan de man toekomt. Deze verandering van eis is uitgesloten, nu aan de vrouw verstek is verleend en de verandering van eis op grond van artikel 130 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tijdig bij exploot aan de vrouw had moeten zijn betekend. Dit is niet gebeurd. De wijziging van eis is in strijd met de eisen van een goede procesorde en zal dus buiten beschouwing worden gelaten. De voorzieningenrechter zal dan ook beslissen op de vordering zoals die in de inleidende dagvaarding is geformuleerd. De voorzieningenrechter zal deze vordering van de man afwijzen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man op vragen van de voorzieningenrechter aangegeven dat de vrouw tijdens hun samenwoning de kosten voor gas, water en licht voor haar rekening nam en de man de kosten voor de woning en de verzekering. Hieruit leidt de voorzieningenrechter af dat partijen in een grote mate van waarschijnlijkheid onderling een andere draagplicht zijn overeengekomen voor betaling van de aan de woning verbonden kosten dan de aan de vordering ten grondslag liggende wijze van ieder voor de helft. Derhalve staat niet vast dat ieder van partijen gerechtigd is tot de helft van de door de man betaalde bedragen aan aflossing vanaf februari 2023. Nog afgezien van de vraag of de vordering van de man dus inhoudelijk voor toewijzing gereed ligt, moet de vordering worden afgewezen omdat deze vordering een declaratoir karakter heeft en een dergelijke vordering in kort geding niet kan worden toegewezen.
Dwangsom
4.7.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen. Deze zal echter worden gemaximeerd als na te melden.
Proceskosten
4.8.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.9.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de vrouw tot het verlenen van haar medewerking aan de verkoop en levering van de gezamenlijke woning van partijen aan [adres] te [plaats 1] en bepaalt dat de vrouw in ieder geval dient mee te werken aan de in punt 16 van de dagvaarding vermelde handelingen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat de vrouw in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van € 15.000,-;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Holierhoek, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.