ECLI:NL:RBZWB:2024:7472

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
C/02/427249 / JE RK 24-1767
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdbescherming

Op 16 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland heeft op 2 oktober 2024 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder het ouderlijk gezag over [minderjarige] heeft en dat [minderjarige] momenteel bij haar moeder en oma woont. De Raad heeft zorgen geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige], vooral door de onderlinge strijd tussen de ouders en het gebrek aan stabiliteit in de woonomgeving. De ouders hebben in het verleden hulpverlening geaccepteerd, maar zijn er niet in geslaagd om zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld en heeft het verzoek van de Raad toegewezen. De kinderrechter heeft de GI de opdracht gegeven om regie te voeren in het proces en de belangen van [minderjarige] te bewaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling vastgesteld van 16 oktober 2024 tot 16 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/427249 / JE RK 24-1767
Datum uitspraak: 16 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C. van der Poel.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 2 oktober 2024, ontvangen op 3 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder bij oma moederszijde (hierna: mz.) en diens partner.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar het Raadsrapport. De Raad maakt zich zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Er wordt veel van haar gevraagd door de onderlinge strijd tussen de ouders. Er is geen sprake van onbelast contact tussen [minderjarige] en haar beide ouders. Tussen ouders is er sprake van een wisselende verstandhouding waarbij het wantrouwen onderling groot is. Tijdens de mondelinge behandeling vult de Raad aan dat de spanningen tussen ouders in het omgangsweekend van 27 tot en met 29 september 2024 wederom zijn opgelopen. Verder is er ook geen sprake van continuïteit in de omgang van [minderjarige] met haar vader, omdat beide ouders met momenten de omgangsregeling stoppen of hiermee dreigen. Het lukt ouders dan ook niet om tot een structurele samenwerking te komen. Daarnaast ontbreekt het [minderjarige] aan stabiliteit ten aanzien van een langdurige woonplek. [minderjarige] en haar moeder wonen momenteel bij oma mz. en diens partner. Tot op heden is het niet gelukt om een geschikte vervolgplek te vinden. Het lukt ouders, ondanks de eerder ingezette hulpverlening (UHA), onvoldoende om tot afspraken te komen. De Raad heeft er dan ook onvoldoende vertrouwen in dat de noodzakelijke ontwikkelingen binnen het vrijwillig kader behaald kunnen worden. De Raad vindt het om die reden noodzakelijk dat er een vaste jeugdbeschermer komt, die duidelijke afspraken maakt met ouders, de regie voert over de hulpverlening en de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] voorop stelt. De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling voor negen maanden en hoopt dat er in de komende negen maanden voorspoedig een verbetering zal plaatsvinden.
4.2.
De advocaat van de moeder voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat de moeder het eens is met het verzoek. De moeder geeft aan dat een ondertoezichtstelling vooral helpend zal zijn gelet op het gedrag van de vader. Verder geeft de moeder aan dat zij inmiddels een geschikte woonplaats voor zichzelf en [minderjarige] heeft gevonden, namelijk Begeleid Wonen in [plaats] . Zij kan hier binnen twee weken terecht. Ook is [plaats] een geschikte plaats voor [minderjarige] omdat zij dan op dezelfde school kan blijven. Tot slot geeft de moeder aan dat zij openstaat voor hulpverlening. De moeder ziet in dat er een zorgwekkend patroon is tussen haar en de vader, en dat zij hierin ook een aandeel heeft.
4.3.
De vader geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij achter het verzoek van de Raad staat. Hij vindt een ondertoezichtstelling in het belang van [minderjarige] . Hij heeft dit immers eerder zelf verzocht. De vader vermoedt dat de ondertoezichtstelling voor een langere periode dan de negen maanden die de Raad verzoekt noodzakelijk zal zijn. Tot slot geeft de vader aan dat hij dankbaar is voor de omgangsregeling met [minderjarige] .
4.4.
De GI geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij achter het verzoek van de Raad staat, gelet op de zorgen die er zijn. Er moet regievoering komen voor beide ouders, maar vooral voor [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad derhalve toewijzen. Dit bekent dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld van de GI voor de duur van negen maanden.
5.3.
De kinderrechter neemt de zorgen van de Raad over en concludeert dat er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] . De kinderrechter maakt zich zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] heeft al veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Momenteel woont [minderjarige] , samen met haar moeder, bij haar oma mz. en diens partner. De kinderrechter vindt het fijn om te horen dat moeder een eigen woonplek in [plaats] heeft gevonden en hoopt dat dit een langdurige, stabiele en geschikte woonplek is waar [minderjarige] veilig kan opgroeien. [minderjarige] heeft namelijk behoefte aan structuur, duidelijkheid en veiligheid. Verder hebben beide ouders te kampen met hun eigen problematiek, en is er daarnaast tussen ouders sprake van communicatieproblemen en een groot wantrouwen waardoor [minderjarige] geen onbelast contact met beide ouders heeft. Het lukt ouders niet om tot structurele samenwerking te komen. Ook de zitting heeft laten zien dat de communicatie tussen ouders snel ontspoort. Dit alles maakt dat [minderjarige] klem zit tussen de ouders en er een groot risico is op loyaliteitsproblematiek bij [minderjarige] . Dit vindt de kinderrechter zorgelijk.
5.4.
Verder stelt de kinderrechter vast dat de ouders in het verleden hulpverlening hebben geaccepteerd, maar dat zij daarvan onvoldoende hebben kunnen profiteren en daarmee niet in staat zijn gebleken om zelfstandig de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Om die reden is de kinderrechter van oordeel dat verdere hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende toereikend zal zijn. Daarom is een regievoerder in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.5.
De kinderrechter onderschrijft daarbij de doelen zoals de Raad deze heeft opgesteld, te weten:
- [minderjarige] groeit op in een fysiek en emotioneel veilig en stabiele opvoedsituatie.
- [minderjarige] heeft onbelast, structureel en voorspelbaar contact met haar beide ouders.
- Ouders hebben voldoende vertrouwen in elkaars ouderschap.
- Ouders communiceren constructief en respectvol naar elkaar.
5.6.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat er in de komende periode aan bovenstaande doelen wordt gewerkt om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Nu er nog veel stappen moeten worden gezet, zal de kinderrechter het verzoek toewijzen voor de volledige duur zoals verzocht. De kinderrechter geeft daarbij de opdracht aan de GI om regie te voeren in het proces en om de belangen van [minderjarige] te bewaken.
5.7.
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van 16 oktober 2024 en tot 16 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024 door mr. Holierhoek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 30 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.