Op 16 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland, die verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de duur van drie maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing. De minderjarigen zijn geboren uit een huwelijk dat inmiddels is ontbonden, en hun moeder is in februari 2021 overleden. Sindsdien hebben de kinderen geen stabiele thuissituatie gehad, en de vader is niet in staat om voor hen te zorgen.
De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren behandeld, waarbij de Raad, vertegenwoordigers van de betrokken jeugdzorginstellingen en de advocaat van de vader aanwezig waren. De vader was niet verschenen, maar was wel opgeroepen. Tijdens de mondelinge behandeling is de situatie van de minderjarigen besproken, waarbij werd vastgesteld dat beiden trauma's hebben opgelopen door het overlijden van hun moeder en dat er een instabiele opvoedsituatie is. De kinderrechter heeft de minderjarigen naar hun mening gevraagd, en beiden gaven aan dat ze momenteel in een betere situatie verkeren, maar dat er nog steeds behoefte is aan zorg en begeleiding.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland en er is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat er snel duidelijkheid moet komen voor de minderjarigen, gezien hun eerdere wisselingen van verblijfplaats en de afwezigheid van de vader.