ECLI:NL:RBZWB:2024:7474

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
C/02/427338 / JE RK 24-1793
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen na overlijden van de moeder

Op 16 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland, die verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de duur van drie maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing. De minderjarigen zijn geboren uit een huwelijk dat inmiddels is ontbonden, en hun moeder is in februari 2021 overleden. Sindsdien hebben de kinderen geen stabiele thuissituatie gehad, en de vader is niet in staat om voor hen te zorgen.

De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren behandeld, waarbij de Raad, vertegenwoordigers van de betrokken jeugdzorginstellingen en de advocaat van de vader aanwezig waren. De vader was niet verschenen, maar was wel opgeroepen. Tijdens de mondelinge behandeling is de situatie van de minderjarigen besproken, waarbij werd vastgesteld dat beiden trauma's hebben opgelopen door het overlijden van hun moeder en dat er een instabiele opvoedsituatie is. De kinderrechter heeft de minderjarigen naar hun mening gevraagd, en beiden gaven aan dat ze momenteel in een betere situatie verkeren, maar dat er nog steeds behoefte is aan zorg en begeleiding.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland en er is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat er snel duidelijkheid moet komen voor de minderjarigen, gezien hun eerdere wisselingen van verblijfplaats en de afwezigheid van de vader.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/427338 / JE RK 24-1793
Datum uitspraak: 16 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2007 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2009 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.G. Hoogerwerf te Dordrecht.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
STICHTING WILLIAM SCHRIKKER JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: WSG.
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: JBW Zeeland.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken (vanwege de samenhang van de zaken) mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 8 oktober 2024, ontvangen op 8 oktober 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de WSG van 10 september 2024, ontvangen op 11 september 2024 (met zaaknummer: C/02/426537 / JE RK 24-1657).
1.2.
Het verzoek in de zaak C/02/426537 / JE RK 24-1657 is door de WSG bij aanvang van de mondelinge behandeling ingetrokken. Hierop is bij separate beschikking afwijzend beslist.
1.3.
Op 16 oktober 2024 heeft de kinderrechter het verzoek van de Raad tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger namens de WSG;
  • een vertegenwoordiger namens JBW Zeeland;
  • een vertegenwoordiger van de Raad;
  • de advocaat van de vader.
1.4.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.5.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gedurende het huwelijk van de vader en [naam] , de moeder, geboren.
2.2.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
De moeder is in februari 2021 plotseling overleden. Tot het overlijden van moeder woonden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hun moeder. Met vader was er geen contact.
2.4.
De vader is door het overlijden van moeder alleen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.5.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 juli 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld van 19 juli 2024 en tot 19 oktober 2024. Tevens is er een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een drie-milieus-voorziening met ingang van 19 juli 2024 en tot 19 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van drie maanden. Daarnaast verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt tevens om de GI te wijzigen van Stichting William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering naar Stichting Jeugdbescherming west Zeeland. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. Bij beschikking van 19 juli 2024 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld van de WSG. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een drie-milieus-voorziening verleend. Beide machtigingen lopen van 19 juli 2024 tot 19 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad toegelicht dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd. Bij beide minderjarigen is er sprake van trauma en onverwerkte rouw na het overlijden van de moeder in februari 2021. Daarnaast is er sprake van een zeer instabiele opvoedsituatie. De vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is niet in staat om de zorg voor en opvoeding van hen te dragen. [minderjarige 1] verblijft sinds kort bij de moeder van haar vriend (hierna: de schoonmoeder) en [minderjarige 2] verblijft bij [jeugdzorginstelling] . Voor beide minderjarigen moet er gezocht worden naar een geschikte vervolgplek. Het is volgens de Raad noodzakelijk dat de voorlopige ondertoezichtstelling wordt omgezet naar een ondertoezichtstelling en dat de uithuisplaatsing van beide minderjarigen wordt verlengd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad nader gespecifieerd dat het voor [minderjarige 1] gaat om een machtiging tot uithuisplaatsing bij de schoonmoeder en dat voor [minderjarige 2] een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder wordt verzocht. Beide machtigingen worden verzocht voor de duur van drie maanden. Deze korte termijn wordt verzocht omdat er op 12 december 2024 een zitting betreffende gezagsbeëindiging van de vader plaatsvindt. Het is van belang dat [minderjarige 1] tot die tijd bij haar schoonmoeder kan verblijven en dat [minderjarige 2] tot die tijd bij [jeugdzorginstelling] kan verblijven. Tot slot verzoekt de Raad om de GI te wijzigen van WSG naar JBW Zeeland, gelet op de verklaring van JBW Zeeland waarin zij de voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanvaardt.
4.2.
De advocaat heeft namens de vader aangevoerd dat de vader het niet eens is met het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag. Hij begrijpt echter wel dat het tot die tijd noodzakelijk is dat [minderjarige 1] - ter overbrugging - bij haar schoonmoeder kan verblijven en dat [minderjarige 2] tot die tijd bij [jeugdzorginstelling] kan verblijven. De vader is het aldus eens met het verzoek van de Raad.
4.3.
De WSG vindt de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk en sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. De plaatsing van [minderjarige 1] bij haar schoonmoeder is tijdelijk. [minderjarige 1] wil graag starten met kamertraining en wil vervolgens graag Begeleid Wonen. Er zijn op dit moment echter nog geen concrete aanwijzingen wanneer dit gerealiseerd zou kunnen worden. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] staat deze plannen dan ook niet in de weg. Met [minderjarige 2] gaat het momenteel goed. [minderjarige 2] heeft in het verleden problematisch gedrag laten zien, maar dit was vooral omdat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] toen samen bij [jeugdzorginstelling] verbleven. Nu [minderjarige 1] bij [jeugdzorginstelling] weg is, laat [minderjarige 2] positief gedrag zien. Het probleem is echter wel dat [jeugdzorginstelling] niet een passende plek voor [minderjarige 2] is. [minderjarige 2] hoeft niet per direct bij [jeugdzorginstelling] weg, maar er moet wel een geschikte vervolgplek voor haar worden gezocht. Verder stelt de WSG zich op het standpunt dat zij niet de aangewezen partij zijn voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vallen namelijk niet binnen de doelgroep nu niet is vastgesteld dat er bij hen sprake is van een licht verstandelijke beperking. Daarnaast kan de, ter mondelinge behandeling aanwezige, vertegenwoordiger wegens persoonlijke omstandigheden niet betrokken blijven, hetgeen [minderjarige 1] graag zou willen. De vertegenwoordiger van de WSG is wel bereid om zich in te zetten voor een warme overdracht van de zaak naar JBW Zeeland.
4.4.
JBW Zeeland vindt het niet in het belang van de minderjarigen om de zaak over te nemen. JBW Zeeland ziet grote zorgen en instabiliteit. De doelen zoals die zijn opgesteld tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling zijn niet behaald. Daarnaast heeft er geen netwerkscreening plaatsgevonden bij de schoonmoeder van [minderjarige 1] en moet voor zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] een geschikte vervolgplek worden gevonden. JBW Zeeland vermoedt dat alles vertraging gaat oplopen als JBW Zeeland de zaak moet overnemen. Daarnaast is er ook geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar, hetgeen JBW Zeeland wel belangrijk vindt om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zo goed mogelijk de juiste zorg te bieden die zij nodig hebben. JBW Zeeland hoopt dat vanuit de WSG verder gewerkt kan worden aan de doelen zodat JBW Zeeland de zaak eventueel kan overnemen na de voogdijzitting.
4.5.
De kinderrechter heeft [minderjarige 2] het verzoek van de Raad uitgelegd. [minderjarige 2] geeft aan dat zij op de hoogte is van de zitting in december 2024 omtrent het ouderlijk gezag van haar vader. [minderjarige 2] heeft aangegeven dat zij geen contact heeft met haar vader en dat zij nooit contact met hem heeft gehad. Zij vindt het dan ook niet verstandig dat haar vader het ouderlijk gezag houdt. Verder heeft [minderjarige 2] in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij momenteel (nog steeds) bij [jeugdzorginstelling] verblijft en dat zij hier voorlopig kan blijven omdat haar gedrag in de afgelopen periode is verbeterd. Dit vindt [minderjarige 2] fijn omdat zij graag bij [jeugdzorginstelling] wil blijven de komende periode. Op dit moment gaat [minderjarige 2] nog niet naar school, maar hier wordt wel aan gewerkt. Momenteel heeft [minderjarige 2] één keer in de week contact met Open Door en heeft zij drie keer in de week dagbesteding bij de [camping] in [plaats] . Tijdens haar dagbesteding volgt [minderjarige 2] vakken en is zij met schoolwerk bezig.
4.6.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige 1] aangegeven dat het goed met haar gaat. Het gaat veel beter met [minderjarige 1] sinds zij weg is bij [zorgboerderij] . [minderjarige 1] vond [zorgboerderij] geen fijne plek om te verblijven omdat het ver weg was van familie en vrienden. Verder hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dagelijks contact met elkaar. Sinds augustus 2024 verblijft [minderjarige 1] bij haar schoonmoeder, hetgeen erg goed gaat. Dit is wel een plek ter overbrugging. Er wordt namelijk gezocht naar een geschikte plek bij Begeleid Wonen. Verder werkt [minderjarige 1] drie dagen in de week bij de [winkel] , tot zij een opleiding heeft gevonden die bij haar past. Tot slot heeft [minderjarige 1] aangegeven dat zij het liefst de WSG wil houden als GI. Zij heeft namelijk al veel verschillende begeleiders uit de jeugdzorg gehad en zij zou graag tot haar achttiende levensjaar dezelfde begeleider willen houden.

5.De beoordeling

Ondertoezichtstelling
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Machtiging tot uithuisplaatsing
5.2.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.3.
Op basis van de stukken en de informatie die is gedeeld tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 1:255 lid 1BW. De kinderrechter zal [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarom onder toezicht stellen voor de duur van drie maanden, met ingang van 16 oktober 2024 en tot 16 januari 2025. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b lid 1 BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij haar schoonmoeder en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder dan ook toewijzen voor de duur van drie maanden, met ingang van 16 oktober 2024 en tot 16 januari 2025. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.4.
Het is de kinderrechter gebleken dat de eerder vastgestelde zorgen en problemen nog aanwezig zijn. De afgelopen jaren hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] meerdere verlieservaringen – met als tragisch dieptepunt het plotseling overlijden van hun moeder – meegemaakt. Beide minderjarigen hebben sindsdien geen stabiele thuissituatie gehad. Daardoor is het niet gelukt om structuur en duidelijkheid in het leven van de minderjarigen aan te brengen. De kinderrechter vindt het wel fijn om te horen dat het gedrag van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in de afgelopen periode is verbeterd. Ook vindt de kinderrechter het fijn om te horen dat [minderjarige 2] dagbesteding heeft en dat [minderjarige 1] drie dagen in de week bij de [winkel] werkt. De kinderrechter blijft het wel zorgelijk vinden dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet naar school gaan. Ook is het niet gelukt om de noodzakelijke hulpverlening voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te organiseren en om een geschikte vervolgplek voor beiden te vinden waar zij veilig kunnen opgroeien.
5.5.
Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is het vanwege de diverse wisselingen van verblijfplaats in het verleden noodzakelijk dat er snel duidelijkheid komt. Binnen het sociaal netwerk van de minderjarigen zijn er geen mogelijkheden om verder op te groeien. De vader is het overgrote deel van het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] afwezig geweest en is wegens zijn eigen problematiek niet in staat om de zorg voor en opvoeding van hen op zich te nemen. De kinderrechter ziet dat beide minderjarigen momenteel een verblijfplaats hebben, maar dat dit voor beiden geen geschikte verblijfplaats op lange termijn is. [minderjarige 1] woont tijdelijk bij haar schoonmoeder en [minderjarige 2] verblijft bij [jeugdzorginstelling] . Voor beide minderjarigen moet er een geschikte vervolgplek worden gevonden. De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer wordt aangesteld om hiervoor zorg te dragen. Voor nu vindt de kinderrechter – tezamen met de vader, de Raad, de WSG en JBW Zeeland - het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , tot aan de zitting op 12 december 2024, zoveel mogelijk op hun huidige verblijfplaats kunnen verblijven.
5.6.
Wat betreft het verzoek van de Raad tot wijziging van de GI is de kinderrechter van oordeel dat een wijziging niet aan de orde is, nu het om een eerste ondertoezichtstelling gaat. Dat de WSG de GI in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling is, doet daar niet aan af. Nu er geen aanwijzingen zijn dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een licht verstandelijke beperking hebben en zij daardoor niet tot de doelgroep van de WSG behoren en voorts dat de huidige jeugdbeschermer over circa een maand niet meer beschikbaar zal zijn, zal de kinderrechter niet de WSG, maar JBW Zeeland met de uitvoering van de ondertoezichtstelling belasten. Dit strookt ook met de door JBW Zeeland gegeven voogdijverklaring. Hetgeen JBW Zeeland tegen benoeming heeft aangevoerd, kan niet tot een andere beslissing leiden, hoezeer ook te betreuren is dat er niet direct een vaste jeugdbeschermer voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal zijn. De kinderrechter rekent om die reden op de toezegging van de huidige jeugdbeschermer van de WSG dat zij nog enige weken voor een warme overdracht beschikbaar is.
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast gevolgd moet worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
5.8.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland voor de duur van drie maanden, met ingang van 16 oktober 2024 en tot 16 januari 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de schoonmoeder voor de duur van drie maanden, met ingang van 16 oktober 2024 en tot 16 januari 2025;
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden, met ingang van 16 oktober 2024 en tot 16 januari 2025;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024 door mr. Holierhoek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 30 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.