ECLI:NL:RBZWB:2024:7490

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
426720
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Mr. Van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot verkoop van de voormalig echtelijke woning wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel de verkoop van de voormalig echtelijke woning te bewerkstelligen. De vrouw vorderde dat de man zijn medewerking zou verlenen aan de verkoop van de woning, maar de man is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De vrouw heeft aangevoerd dat er een spoedeisend belang is bij de verkoop, omdat zij met haar kinderen in een onverdeelde gemeenschap blijft zitten en er onvoldoende ruimte is in hun huidige woning. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vrouw onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die een spoedeisend belang rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw geen concrete plannen heeft voor de aankoop van een nieuwe woning en dat de situatie al geruime tijd bestaat. De vorderingen van de vrouw zijn daarom afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/426720 / KG ZA 24-455
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2024
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. D.A.H. Veldhof te Goes,
tegen
[de man]
wonende te [plaats] , [adres 1] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. De man is, hoewel opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. Mr. Veldhof heeft tijdens de mondelinge behandeling mede het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is het navolgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 21 november 2017 is, voor zover thans van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 9 maart 2018 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort de voormalig echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats] .
2.4.
Tussen partijen is een bodemprocedure, in ieder geval ter zake de voormalig echtelijke woning van partijen, aanhangig bij de handelsrechter van deze rechtbank. Deze procedure is in afwachting van onderhavige kort geding procedure ‘on hold’ gezet.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man te veroordelen:
I. binnen 7 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, zijn volledige medewerking te verlenen aan het verstrekken van een opdracht tot verkoopbemiddeling aan registermakelaar tevens taxateur [taxateur] van [makelaarskantoor] , kantoorhoudende aan de [adres 2] , gemeente Schouwen-Duiveland, dan wel een andere door eiseres aan te wijzen registermakelaar tevens taxateur, met betrekking tot de verkoop van de woning aan de [adres 1] te [plaats] aan (een) derde(n);
II. vervolgens zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan de [adres 1] te [plaats] , tegen een zo hoog mogelijke opbrengst, één en ander te bepalen door voormelde register/makelaar tevens taxateur dan wel door een andere door de eiseres aan te wijzen registermakelaar tevens taxateur;
III. op eerste verzoek van voormelde registermakelaar, dan wel door een andere door eiseres aan te wijzen registermakelaar tevens taxateur, aan deze, dan wel één van zijn medewerkers, de gelegenheid te bieden om:
  • ten behoeve van de verkoop foto’s en /of video-opnamen te doen maken van de woning aan de [adres 1] [plaats] , ten behoeve van de verkoop;
  • in het kader van een bezichtiging van de woning c.a. deze met kandidaatkopers te betreden, en alle daarin aanwezige vertrekken en/of ruimtes met inbegrip van al hetgeen tot het ten verkoop aangeboden object behoort, ongestoord te betreden en te bezichtigen;
  • voorts zijn volle medewerking te verlenen aan genoemde en alle overige door de makelaar te organiseren verkoop-bevorderende activiteiten, voor zover deze zijn medewerking behoeven;
IV. op eerste verzoek zijn medewerking te verlenen aan de ondertekening van een met koper(s) te sluiten koopovereenkomst waarbij de woning aan de [adres 1] te [plaats] , wordt verkocht voor een bedrag van de vraagprijs, danwel een door voormelde makelaar tevens taxateur, gelet op zijn ervaring en bekendheid met de markt, geadviseerde prijs, met inachtneming van een termijn van levering, van drie maanden, dan wel zoveel eerder of later in overeenstemming met koper(s) mogelijk is;
V. op eerste verzoek van de notaris zijn medewerking te verlenen aan het passeren van de akte waarbij de eigendom van de woning aan de [adres 1] te [plaats] , wordt geleverd aan de koper(s);
VI. de woning uiterlijk twee weken voor de levering leeg, ontruimd en in goede staat van onderhoud achter te laten en niet meer te betreden;
VII. indien de man niet tijdig voldoet aan hetgeen wordt gevorderd onder III en VI hij een dwangsom is verschuldigd van € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,=;
VIII. en te bepalen dat, indien de man niet tijdig voldoet aan de vorderingen I, IV en V het te wijzen vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van het deel van de schriftelijke bemiddelingsovereenkomst, de schriftelijke koopovereenkomst of de notariële akte van levering waaruit moet blijken van de wilsverklaring van de man dat hij opdracht geeft tot bemiddeling, de woning (mede) verkoopt c.q. (mede)levert aan de koper(s);
IX. de man te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Door en namens de vrouw is daartoe in de stukken het navolgende aangevoerd. Gedurende de echtscheidingsprocedure en daarna heeft de vrouw geprobeerd afspraken te maken over de verdeling van de gemeenschap. Hierop reageerde de man niet. De vrouw heeft omdat de man niet reageerde, in december 2021 de man in kort geding betrokken. Zij vorderde toen de man te veroordelen tot het betalen van een bedrag. De man was bereid een voorschot te betalen en de kort geding procedure vond geen doorgang meer. Nadien probeerde de vrouw om verdere afspraken met de man te maken; zij wilde in der minne tot overeenstemming met de man komen omdat de zoon van partijen destijds zijn hoofdverblijf bij de man had. Begin dit jaar heeft de vrouw de man in de gevangenis opgezocht en is gesproken over de verdeling van de woning. Om te bezien of de man de woning toegedeeld kon krijgen heeft hij een taxatie laten opmaken; hij verstrekt dit rapport, ondanks verzoeken daartoe, niet aan de vrouw. De vrouw gaat ervan uit dat de man de financiering niet rond kan krijgen. Hij heeft al geruime tijd geen inkomsten uit arbeid. In het verleden gaf hij aan dat een vermogend familielid hem zou willen helpen om zijn financiering rond te krijgen maar hiervan is niet gebleken. De vrouw heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Van haar mag niet worden verwacht dat zij in een onverdeelde gemeenschap blijft zitten, temeer nu de gemeenschap al jaren is ontbonden. De woning moet worden verkocht.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw, voor zover thans relevant, nog aangevoerd dat artikel 1:174 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan haar vordering ten grondslag ligt. Zij verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 31 maart 2023. Het spoedeisend belang staat, gelet op de aard van de vordering, vast. Zij zit thans in een klemsituatie. Zij woont met haar drie kinderen en haar huidige partner samen en eens in de twee weken verblijven ook de twee kinderen van haar partner bij haar. Er zijn onvoldoende slaapkamers en mogelijkheden om een grotere woning te kopen zijn er niet omdat de vrouw nog steeds mede aansprakelijk is voor de hypothecaire geldlening op de voormalig echtelijke woning. Voorts ondervindt zij ook fiscaal nadelige gevolgen nu zij de woning dient op te nemen in box 3 in haar aangifte IB/PV.

4.De beoordeling

4.1
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat verstek wordt verleend tegen de man.
4.2.
Gelet op hetgeen door en namens de vrouw tijdens de mondelinge behandeling daaromtrent is aangevoerd, constateert de voorzieningenrechter dat de vordering van de vrouw in de dagvaarding niet aansluit bij artikel 1:174 BW (machtiging tot het te gelde maken van de woning); het artikel dat, zoals de vrouw stelt, ten grondslag ligt aan haar vordering. Bovendien zijn door de vrouw onvoldoende omstandigheden aangevoerd die leiden tot de conclusie dat sprake is van gewichtige redenen die moeten leiden tot de (vergaande) machtiging van de vrouw om de verkoop van de woning bij uitsluiting van de man ter hand te nemen.
4.3.
Ten aanzien van de vordering van de vrouw zoals die in r.o. 3.1. van dit vonnis is omschreven, wordt als volgt overwogen. Allereerst dient (zo nodig ambtshalve) beoordeeld te worden of de vrouw bij de gevorderde voorziening(en) een spoedeisend belang heeft. De vraag of de eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak.
4.4.
Van een spoedeisend belang bij de door de vrouw gevorderde voorziening is de voorzieningenrechter onvoldoende gebleken. Hoewel niemand in een onverdeeldheid hoeft te blijven, gaat het te ver om in de gegeven omstandigheden, in kort geding, de verdeling door middel van een gedwongen verkoop te bewerkstelligen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
De vrouw heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat het treffen van een onmiddellijke voorziening is vereist en het oordeel van de bodemrechter niet kan worden afgewacht. Haar stelling dat zij op dit moment geen mogelijkheden heeft om een grotere woning te kopen omdat zij nog steeds aansprakelijk is voor de hypothecaire geldlening die op de voormalige echtelijke woning rust is onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Zo is gesteld noch gebleken van concrete plannen om een nieuwe woning te kopen in die zin dat zij een woning op het oog heeft en om die reden uit de hypotheek ontslagen wenst te worden noch van financiële problemen die het noodzakelijk maken dat de woning op korte termijn wordt verkocht. Voorts bestaat deze situatie al bijna
7 jaar en is pas begin dit jaar tussen partijen gesproken over de verdeling van de voormalig echtelijke woning. De omstandigheid dat de Hoge Raad heeft beslist dat een veroordeling tot medewerking aan de verkoop van een woning ook in een procedure in kort geding kan worden gevorderd, brengt niet per definitie in iedere zaak een spoedeisend belang mee. Dat de man niet reageert op de vrouw en daarmee weigert zijn medewerking te verlenen aan verkoop van de voormalig echtelijke woning brengt ook niet mee dat de vrouw de uitkomst van de thans aanhangige bodemprocedure niet kan afwachten. Gezien het vorenstaande concludeert de voorzieningenrechter dat het spoedeisend belang ontbreekt.
4.5.
De vorderingen van de vrouw zullen dan ook bij gebrek aan spoedeisend belang worden afgewezen.
4.6.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de man;
5.2.
wijst af de vorderingen van de vrouw;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Noort, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024 in tegenwoordigheid van mr. Krijger-de Keuning, griffier.