3.1.In rechte staan de volgende feiten vast.
a. Eind 2020 ging [eiser 1] op zoek naar online beleggingsmogelijkheden. Hij kwam een advertentie tegen van een bedrijf met de naam “ [bedrijf 1] ”. [bedrijf 1] was een platform waarop beleggers konden handelen in verschillende financiële producten. [eiser 1] heeft daarbij uiteindelijk een bedrag van € 7.000,- verloren.
b. Terwijl [eiser 1] nog actief was bij [bedrijf 1] , werd hij op 28 januari 2021 telefonisch benaderd door een persoon genaamd “ [naam 1] ” van het bedrijf “ [bedrijf 2] ”. [naam 1] vroeg aan [eiser 1] of hij interesse had in online beleggen, hetgeen [eiser 1] bevestigend heeft beantwoord. Vervolgens ontving [eiser 1] een e-mail van [naam 1] , welke e-mail een link bevatte waarmee [eiser 1] een account kon aanmaken bij [bedrijf 2] .
c. Op dezelfde dag ontving [eiser 1] nog een e-mail, met daarin een link naar het
programma “Anydesk”. Anydesk is een programma waarmee iemand op afstand apparaten die zijn verbonden met het internet, zoals computers of smartphones, kan overnemen en besturen. [eiser 1] heeft het programma Anydesk geïnstalleerd op zijn computer en vervolgens via Anydesk de toegang tot dit apparaat uit handen gegeven aan een derde.
d. Kort na de e-mail met de link naar Anydesk, ontving [eiser 1] een e-mail van een andere persoon bij [bedrijf 2] die instructies bevatte aan [eiser 1] om zijn account
bij [bedrijf 2] te verifiëren. [eiser 1] moest onder meer een kopie van zijn ID-kaart
uploaden, en daaraan heeft hij ook gevolg gegeven.
e. Nadat [eiser 1] zijn account had geverifieerd, nam een derde persoon van
[bedrijf 2] contact met hem op. Met die persoon maakte [eiser 1] een account aan bij [gedaagde] . Om dat te doen, moest [eiser 1] zijn volledige namen en geboortedatum opgeven, een scan van zijn rijbewijs uploaden, en een “live” foto van zijn gezicht maken. Daarnaast voerde [eiser 1] een aanvullende verificatiecode in, die naar zijn telefoonnummer werd verstuurd. Op deze wijze werd door [gedaagde] geverifieerd dat [eiser 1] zijn eigen account aanmaakte.
f. [gedaagde] is een online platform voor de handel in cryptovaluta, waarbij gebruikers van cryptovaluta via het platform van [gedaagde] op een eenvoudige manier cryptovaluta kunnen kopen, bewaren, verkopen, overmaken of inwisselen voor fiduciaire valuta.
g. Toen [eiser 1] zijn account had aangemaakt, stortte hij vanaf zijn ING- bankrekening een bedrag van € 240,- naar zijn account bij [gedaagde] . Vervolgens gaf [eiser 1] via het programma Anydesk de volledige toegang tot zijn computer uit
handen deze derde persoon van [bedrijf 2] , waardoor deze persoon kon inloggen op het platform van [gedaagde] en het geld van [eiser 1] kon omzetten in Bitcoin en naar de cryptowallet van [bedrijf 2] kon overboeken. Op dat moment zag [eiser 1] zijn “inleg” terug in zijn “account” bij [bedrijf 2] , dat achteraf niet bleek te bestaan.
h. [eiser 1] heeft nadien nog wat bedragen overgemaakt en op 3 februari 2023 nog eens een bedrag van € 700,-.De resultaten zagen er volgens [eiser 1] op dat moment goed uit.
i. Op enig moment werd door [bedrijf 2] aan — [eiser 1] verteld dat als hij andere investeerders bij [bedrijf 2] introduceerde, dit extra winsten voor [eiser 1] zou opleveren. [eiser 1] ging daar op in en besprak zijn [bedrijf 2] -account met twee vrienden, waaronder [eiser 2] . Zij werden enthousiast en besloten om ook hun geld te investeren via [bedrijf 2] . [eiser 2] had zijn eigen [bedrijf 2] -account, maar (aanvankelijk) geen eigen [gedaagde] -account.
j. [eiser 1] kreeg een “premium account”, aangezien hij ervoor had gezorgd dat zijn twee vrienden, waaronder [eiser 2] , ook via [bedrijf 2] gingen investeren.
k. Op enig moment stopte de andere vriend met handelen via [bedrijf 2] en werd zijn [bedrijf 2] -account samengevoegd met dat van [eiser 2] , die wel verder wilde handelen.
l. Eind februari 2021 bedroeg de totale inleg van [eiser 1] en [eiser 2] € 14.940,-.
m. Toen [eiser 1] en [eiser 2] begin maart 2021 een totaalbedrag van bijna € 19.000,- hadden ingelegd, benaderde [eiser 1] zijn contactpersoon bij [bedrijf 2] met het verzoek om dit bedrag uit te laten betalen. Die contactpersoon gaf aan dat dit bedrag teruggestort zou worden, maar dat dit om allerlei redenen telkens niet lukte.
n. [eiser 1] en [eiser 2] bleven om hun geld vragen. In reactie daarop kwam [bedrijf 2] met verschillende redenen waarom dit niet lukte, zoals (i) de transacties zouden “vast” zitten in de blockchain, (ii) [eiser 1] en [eiser 2] moesten meer geld overmaken om te verifiëren dat het geld daadwerkelijk van hen was, en (iii) er zou een onderzoek naar hun contactpersoon lopen vanwege witwaspraktijken.
o. [eiser 1] en [eiser 2] betalen in de periode daarna nog verschillende bedragen , zodanig dat het totaal betaalde bedrag op 21 april 2021 € 65.240,- bedroeg.
p. Op 23 april 2021 ontving [eiser 1] een e-mail van een persoon die zich voorstelde als een medewerker van de “financial police”. Als bijlage bij deze e-mail
zat een “belastingaanslag” voor Bitcoin , getiteld “BTC Tax Form”. Op grond van deze “belastingaanslag” zouden [eiser 1] en [eiser 2] een bedrag van € 19.960,- aan “Bitcoinbelasting” moeten betalen. [eiser 1] en [eiser 2] voldeden de “belastingaanslag” en maakten op 23 april 2021 in drie deelbetalingen € 33.750,- aan Bitcoin over naar [bedrijf 2] . Daarmee kwam het in totaal betaalde bedrag uit op € 98.990,-.
q. Op 26 en 27 april 2021 maakten [eiser 1] en [eiser 2] nogmaals drie bedragen aan Bitcoin over naar [bedrijf 2] , waarna hun totale bedrag € 150.665,- bedroeg.
r. Op 27 april 2021 ontvingen [eiser 1] en [eiser 2] opnieuw een formulier waarop stond vermeld dat nogmaals een bedrag van € 46.180,- aan Bitcoin moest worden overgemaakt naar [bedrijf 2] . Zowel [eiser 1] als [eiser 2] volgden die instructie op en maakten op 28 en 29 april 2021 twee keer een bedrag van € 46.180,- aan Bitcoin over naar [bedrijf 2] , beide keren via het [gedaagde] -account van [eiser 1] . Daarmee kwam het door hun in totaal betaalde bedrag uit op € 243.025,-.
s. Op 29 april 2021 opende [eiser 2] ook een eigen [gedaagde] -account, om nog meer
overboekingen naar [bedrijf 2] te doen. Via het account van [eiser 2] maakten
[eiser 1] en [eiser 2] op 29 april 2021 € 21.300,- aan Bitcoin over naar [bedrijf 2] , en op 30 april 2021 nog eens € 7.135,- en € 27.490,-. Dit waren de laatste overboeking aan [bedrijf 2] . Het in totaal betaalde bedrag komt daarmee uit op € 298.950,-.
t. Op 5 mei 2021 besloten [eiser 1] en [eiser 2] om onderzoek te doen. Zij zochten contact met de heer [naam 2] , wiens naam voorkwam op het eerder genoemde “BTC Tax Form”. De heer [naam 2] is een communicatiespecialist van het Oostenrijkse ministerie van financiën. [eiser 1] stuurde de heer [naam 2] een e-mail en ontving nog
dezelfde dag een reactie waaruit bleek - samengevat - dat de heer [naam 2] wist dat zijn naam werd misbruikt door criminelen en waarin hij [eiser 1] verzocht om aangifte te doen bij de plaatselijke autoriteiten.
u. Op vrijdag 7 mei 2021 heeft [eiser 1] - mede namens [eiser 2] - aangifte gedaan bij de politie van oplichting.
v. [bedrijf 2] blijkt in werkelijkheid niet te bestaan en doet geen beleggingen. De koersen en rendementscijfers die [bedrijf 2] presenteerde zijn nep. De stortingen die [gedaagde] verwerkte kwamen telkens in een criminele wallet terecht en werden vanaf daar verder verplaatst.
w. Op 30 januari 2023 — verstuurden [eiser 1] en [eiser 2] een sommatiebrief naar [gedaagde] , waarin zij [gedaagde] aansprakelijk stelden voor een totaalbedrag van € 298.950,-.
x. [gedaagde] heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.