ECLI:NL:RBZWB:2024:758

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
C/02/400510/HA ZA 22-411
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Luijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en oplevering in het kader van UAV 2012

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de oplevering van een aannemingsovereenkomst centraal. De eiser in conventie, [eiser in conventie] B.V., heeft op 1 april 2020 een overeenkomst gesloten met de gedaagde in conventie, [gedaagde in conventie] B.V., voor de uitvoering van een werk met een aanneemsom van € 3.517.000,00 exclusief btw. De Uniforme Administratieve Voorwaarden 2012 (UAV 2012) zijn van toepassing verklaard op de overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde in conventie op 15 januari 2021 een opneming van het werk heeft uitgevoerd, waarna de eiser in conventie op 20 januari 2021 een lijst met restpunten heeft gestuurd. De gedaagde in conventie heeft op 27 januari 2021 aangegeven dat de werkzaamheden zijn afgerond. De eiser in conventie heeft echter pas op 8 februari 2021 het opleverdossier ontvangen, wat de rechtbank beschouwt als de datum van oplevering. De eiser in conventie vorderde onder andere herstel van gebreken en betaling van een schadevergoeding, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde in conventie het werk tijdig heeft opgeleverd en dat de eiser in conventie geen recht heeft op de gevorderde bedragen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser in conventie afgewezen en de eiser in reconventie, [gedaagde in conventie], in het gelijk gesteld. De rechtbank heeft de proceskosten voor beide partijen toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/400510 / HA ZA 22-411
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van
[eiser in conventie] B.V.,
gevestigd te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
advocaat: mr. R. Zwamborn te Goes,
tegen
[gedaagde in conventie] B.V.,
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
advocaat: mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ het tussenvonnis van 9 november 2022;
­ de conclusie van antwoord in reconventie;
­ de akte overleggen producties tevens eiswijziging in conventie;
­ de akte overlegging producties, tevens eiswijziging in reconventie;
­ de bij brief van 1 december 2023 namens [gedaagde in conventie] toegezonden aanvullende producties 80 tot en met 82;
­ de mondelinge behandeling van 21 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de ter gelegenheid van die zitting door de beide advocaten voorgedragen en overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 1 april 2020 een (basis)overeenkomst tot aanneming van werk gesloten op grond waarvan [eiser in conventie] aan [gedaagde in conventie] de opdracht heeft verstrekt tot uitvoering van [het werk] (verder te noemen “het werk”). De totale aanneemsom voor dit werk bedraagt € 3.517,000,00 exclusief btw.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de Uniforme Administratieve Voorwaarden 2012 (UAV 2012) van toepassing verklaard.
2.3.
In de overeenkomst zijn – voor zover van belang – de volgende bepalingen opgenomen:

Art. 3 Contractdocumenten
1.
De volgende contractdocumenten omschrijven in onderlinge samenhang de rechten en verplichtingen die voor Partijen uit de Overeenkomst voortvloeien:
De Overeenkomst;
Het Bestek, zijnde een Vraagspecificatie op grond van artikel 4 lid 1;
De UAV 2012;
De Aanbieding van Aannemer.
2.
Indien de in lid 1 genoemde contractdocumenten onderling tegenstrijdig zijn, geldt, tenzij een andere bedoeling uit de Overeenkomst voortvloeit, de volgende rangorde:
De Overeenkomst;
Het Bestek, zijnde een Vraagspecificatie op grond van artikel 4 lid 1;
De UAV 2012;
De Aanbieding van Aannemer.
Art. 4 Het Werk
1.
Het Werk bestaat uit de uitvoering van de Werkzaamheden zoals deze zijn omschreven in het Bestek. Het Bestek bestaat in afwijking op § 1 lid 1 UAV 2012 uit de Vraagspecificatie d.d. 01 april 2020, [documentnummer] , met inachtneming van de uitdrukkelijke afwijking zoals gesteld in § 2 lid 1 UAV 2012 (het Bestek wordt hierna genoemd: Vraagspecificatie).
(…)
Art. 5 Datum aanvang en uitvoeringstermijn
De start van de voorbereiding en uitvoering van het Werk is bepaald op de dagtekening van deze overeenkomst.
Het Werk dient met inachtneming van de Planning (Annex B – Uitvoeringsplanning)door Aannemer te worden gerealiseerd, en wel zodanig dat het conform het bepaalde in § 9 UAV 2012 gereed is voor aanvaarding door Opdrachtgever op uiterlijk 31 januari 2021. Deze fatale datum wordt door de Partijen aangemerkt als de in deze Overeenkomst vastgelegde uiterste datum van oplevering.
Enkel indien de in Artikel 7 lid 3 en lid 4 opgenomen clausules in werking treden of indien overmacht zoals omschreven in §8 lid 5 UAV 2012 zich voordoet, schuift de vastgelegde datum van oplevering op.
Art. 6 Goedkeuring Werk en garanties
1.
Het Werk kan overeenkomstig UAV 2012 slechts worden goedgekeurd indien Aannemer heeft voldaan aan de volgende verplichtingen:
Ter handstelling aan Opdrachtgever c.q. de Directie van een opleverdossier, zoals bedoeld in de Vraagspecificatie;
Overlegging van de door Aannemer voor het Werk verkregen vergunningen en/of ontheffingen;
Het Werk voldoet aan de gestelde uitvoeringstoleranties en eisen, zoals bedoeld in de Vraagspecificatie; het Werk bevat geen gebreken, dan wel zodanig kleine gebreken dat deze aan de onmiddellijke ingebruikneming niet in de weg staan en deze gebreken binnen 30 dagen na oplevering zullen kunnen worden hersteld door Aannemer.
Art. 7 Vergunningen, ontheffingen, beschikkingen en toestemmingen
(…)
2.
Vooralsnog is de verwachting dat de -voor het Werk benodigde – watervergunning (Ww) en de omgevingsvergunning (bouw en milieu (Wabo) voor 1 april 2020 zijn afgegeven. In het geval de genoemde vergunningen niet voor 1 april 2020 zijn afgegeven, schuift de in Artikel 5 vastgestelde datum van oplevering evenredig op, zodat er voor de uitvoering van het werk 305 kalenderdagen overblijven vanaf het moment dat de genoemde vergunningen zijn afgegeven.
Art. 15
1.
De onderhoudstermijn als bedoeld in § 11 UAV 2012 bedraagt 12 maanden na oplevering.
2.4.
In de vraagspecificatie is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:

1.1. Toelichting
Deze Vraagspecificatie, geeft als onderdeel van de Basisovereenkomst d.d. 01 april 2020 voor [het werk] , een omschrijving van de scope en de eisen waaraan het Werk tijdens de uitvoering en bij oplevering moet voldoen. In afwijking op § 1 lid 1 UAV 2012 omvat het Bestek de onderhavige Vraagspecificatie (inclusief Annexen), met inachtneming van de uitdrukkelijke afwijking zoals gesteld in § 2 lid 1 UAV 2012.
2.5.
De benodigde vergunningen zijn afgegeven op 28 april 2020. Ingevolge artikel 5 lid 2 juncto artikel 7 lid 3 van de overeenkomst, was de uiterste opleverdatum van het werk: 27 februari 2021.
2.6.
Bij e-mail van 4 december 2020 schrijft de heer [naam 1] namens [gedaagde in conventie] het volgende aan [eiser in conventie] :
“(…)
Daarnaast zouden wij eind week 51 een technische opname uitvoeren van het werk. Definitieve opneming van het werk zouden wij voor willen stellen op 16 januari 2021.
2.7.
In reactie hierop heeft de heer [eiser in conventie] bij e-mail van 14 december 2020 het volgende geschreven aan [gedaagde in conventie] :

Bijgaand een voorlopige lijst met openstaande constateringen van (verborgen) gebreken, afwijkingen of onvolkomenheden op de [het werk] . Graag hoor ik hoe jullie de komende weken en uiterlijk voor de ronde van 15 januari 2021 de constateringen gaan herstellen of afronden.
2.8.
De heer [naam 1] heeft hierop bij e-mail van 5 januari 2021 als volgt gereageerd:

Bijgevoegd onze reactie op de restpuntenlijst zoals deze vanuit een opname door jullie is opgesteld. We hebben de lijst gesplitst in opleverpunten (1), regulier werk (2), en onterechte opleverpunten (3). Per punt hebben we aangegeven waarom deze in onze ogen al-dan-niet terecht zijn om ten laste te leggen van het project.
De komende 2 weken worden de constateringen genummerd als 1 en 2 afgewerkt en verwerkt. De constateringen met schades aan het asfalt worden beter inzichtelijk als we 14-01 het terrein zullen reinigen en de kolken ook weer schoon spuiten. In de technische opname van 15-01 kunnen we deze dan gezamenlijk beoordelen en een herstel methode bepalen.
De openstaande restpunten na 15-01 zullen uiterlijk voor 28-02-2021 worden opgeleverd.
2.9.
Op 7 januari 2021 schijft [eiser in conventie] dat uit het overzicht van [gedaagde in conventie] volgt dat zij voornemens is bepaalde werkzaamheden niet uit te voeren. [eiser in conventie] heeft vervolgens op 13 januari 2021 een ‘formulier meer- of minderwerk’ aan [gedaagde in conventie] toegezonden. Na overleg tussen partijen is het minderwerk vastgesteld op een bedrag van € 45.287,45 exclusief btw.
2.10.
Op 15 januari 2021 heeft er een opneming van het werk plaatsgevonden. Namens [eiser in conventie] waren daarbij aanwezig de heren [naam 2] en [naam 3] . Namens [gedaagde in conventie] waren daarbij aanwezig de heren [naam 4] en [naam 1] .
2.11.
Op 20 januari 2021 heeft [eiser in conventie] naar aanleiding van de opneming op 15 januari 2021 een lijst met 21 restpunten gemaild aan [gedaagde in conventie] .
2.12.
Bij e-mail van 26 januari 2021 schrijft de heer [naam 1] het volgende aan [eiser in conventie] :

Bijgevoegd de update van de restpuntenlijst.
Morgenochtend zijn [naam 5] en ik tussen 09.00u en 10.00u aanwezig in [plaats 3] om de laatste check te doen. Hopelijk kun jij of iemand anders hier ook bij aanwezig zijn.
2.13.
Op 27 januari 2021 heeft de heer [naam 1] vervolgens het volgende geschreven aan [eiser in conventie] :

Deze ochtend hebben [naam 5] en ik een laatste ronde over het werkterrein gelopen, waarbij wij gecontroleerd hebben of de laatste zaken t.a.v. de restpuntenlijst zijn afgewerkt.
Zoals maandag telefonisch besproken hebben wij nog een aantal aanvullende punten opgepakt, zoals het optrekken van de teelaarde (deze is door de regenval naar beneden gezakt (inherent aan materiaal en taludhelling) en de gootelementen nog afgewerkt. Daarnaast zijn de afdekkingen van de bolders verwijderd.
(…)
In de bijlage heb ik de laatste versie van de restpunten toegevoegd. De nog openstaande (blauwe) actiepunten worden in de loop van deze week afgewikkeld door het indienen van het opleverdossier.
2.14.
De heer [naam 2] heeft hierop op 28 januari 2021 als volgt gereageerd:

Zoals overeengekomen en ook blijkt uit onderstaande e-mail zijn de werkzaamheden van [gedaagde in conventie] op 27 januari j.l. afgerond. Graag hadden we gezien dat het Werk aan ons werd opgeleverd conform art. 6 Basisovereenkomst aangezien we vanaf a.s. maandag (een deel van) het Werk in gebruik gaan nemen. Onderdeel van de oplevering is het aanleveren van het opleverdossier conform art. 3.9.3 Vraagspecificatie. Aangezien we het opleverdossier nog niet hebben ontvangen, dienen we op grond van art. 10 lid 3 UAV2012 [gedaagde in conventie] , bij deze, schriftelijk mede te delen dat we (een deel van) het Werk, voordat dit voltooid is, in gebruik gaan nemen. De opnameronde van 15 januari j.l. biedt hier de mogelijkheid voor.
Op grond van de overeengekomen VTW10 en VTW11 zijn de restpunten, op het gronddepot na, door [gedaagde in conventie] volledig afgewikkeld. Het enige restpunt wat nog overblijft is het opleverdossier én het aanwezige gronddepot met grond. De aanwezige grond, waarvan de herkomst onbekend is, zullen we volledig ongeroerd laten en niet in gebruik nemen, totdat [gedaagde in conventie] de herkomst, samenstelling en kwaliteit inzichtelijk heeft gemaakt. Op grond hiervan blijven dus ook de BUS-meldingen en de andere verplichtingen ten aanzien van het grond en gronddepot van kracht. Het afmelden van de sanering of grondwerk bij bevoegd gezag kan dus niet uitgevoerd worden. Graag ontvangen we spoedig het bijbehorende opleverdossier zodat we dit onderdeel ook kunnen afronden.
(…)”
2.15.
Op 8 februari 2021 heeft [eiser in conventie] het opleverdossier ontvangen van [gedaagde in conventie] . Het opleverdossier bestaat uit 1.900 individuele bestanden. Op 15 maart 2021 heeft [eiser in conventie] inhoudelijk gereageerd op het opleverdossier.
2.16.
Bij e-mails van 12 februari 2021 en 17 februari 2021 heeft [eiser in conventie] aan [gedaagde in conventie] gemeld dat zij gebreken aan de railconstructie en de kade-aansluitingen heeft geconstateerd.
2.17.
Op 5 maart 2021 schrijft [eiser in conventie] aan [gedaagde in conventie] dat de uiterlijke datum van oplevering is verstreken en dat er van een oplevering nog geen sprake is geweest, “
behoudens de technische opname van 15 januari 2021”. Bij e-mail van 9 maart 2021 heeft [eiser in conventie] de korting zoals genoemd in artikel 3.6.4. van de vraagspecificatie aangezegd per 1 maart 2021.
2.18.
Bij brief van 19 maart 2021 heeft [gedaagde in conventie] de eindafrekening aan [eiser in conventie] doen toekomen en heeft zij [eiser in conventie] gesommeerd om tot betaling over te gaan.
2.19.
Op 19 april 2021 is [gedaagde in conventie] overgegaan tot het leggen van conservatoir beslag onder derden.
2.20.
[eiser in conventie] is vervolgens overgegaan tot betaling van een bedrag van € 275.487,38 exclusief btw aan [gedaagde in conventie] .
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[eiser in conventie] vordert, na vermeerdering van eis:
[gedaagde in conventie] ten aanzien van de in de dagvaarding onder A. (de brievenbusconstructie), J. (de kabelgoot) en K. (de wrijfstijlen) genoemde gebreken te veroordelen om deze gebreken binnen één maand na betekening van het te wijzen vonnis te herstellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde in conventie] daarmee in gebreke blijft;
[gedaagde in conventie] ten aanzien van het in de dagvaarding onder B. genoemde gebrek (de verdichting van het zand) te veroordelen om binnen één maand na betekening van het te wijzen vonnis deskundigenbewijs te leveren dat is voldaan aan de contractueel voorgeschreven verdichtingsgraad van het zand ter plaatse van de ankerwand en de damwandconstructie, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde in conventie] daarmee in gebreke blijft;
[gedaagde in conventie] ten aanzien van het in de dagvaarding onder C. genoemde gebrek (de grondstromenbalans) te veroordelen om binnen één maand na betekening van het te wijzen vonnis een gesloten grondstromenplan te verstrekken, vrij van te saneren verontreinigingen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde in conventie] daarmee in gebreke blijft;
[gedaagde in conventie] ten aanzien van de in de dagvaarding onder D. (het railprofiel) en H. (de fosforzuurbelader) genoemde gebreken te veroordelen om onmiddellijk aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 35.000,00 respectievelijk € 31.991,71, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[gedaagde in conventie] ten aanzien van de in de dagvaarding onder E. (de legankers), F. (de buispalen) en I. (de tolerantie van de damwanden) genoemde gebreken te verklaren voor recht dat [gedaagde in conventie] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten (basis)overeenkomst en haar te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en deze schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding;
[gedaagde in conventie] ten aanzien van het in de dagvaarding onder G. genoemde gebrek (de bolders) te veroordelen om binnen één maand na betekening van het te wijzen vonnis deskundigenbewijs te leveren dat de bolders aantoonbaar rekenkundig voldoen aan de daaraan gestelde eisen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde in conventie] daarmee in gebreke blijft;
[gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van € 169.644,58, zijnde de vergoeding van reeds betaalde kosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van € 257.455,19, zijnde het teveel/onverschuldigd aan [gedaagde in conventie] betaalde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van € 263.775,00 exclusief btw, zijnde de korting, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
te verklaren voor recht dat [gedaagde in conventie] onrechtmatig conservatoire beslagen heeft gelegd en dat [gedaagde in conventie] aansprakelijk is voor alle uit dien hoofde geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, voor zover die schade niet al door veroordelingen in het te wijzen vonnis zal zijn gedekt;
[gedaagde in conventie] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van betekening van het te wijzen vonnis en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf veertien dagen na aanzegging van de nakosten.
3.2.
[eiser in conventie] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde in conventie] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. [eiser in conventie] heeft hiertoe aangevoerd dat het werk nog niet is opgeleverd. Ingevolge § 9 lid 1 UAV 2012 is daarvoor immers de goedkeuring van [eiser in conventie] vereist. De voorwaarden voor goedkeuring zijn nader omschreven in artikel 6 van de overeenkomst. Aan die voorwaarden is niet voldaan omdat er nog geen volledig en goedgekeurd opleverdossier is verstrekt en er sprake is van meerdere – substantiële – gebreken. [eiser in conventie] heeft [gedaagde in conventie] meerdere malen in gebreke gesteld en aan haar de gelegenheid geboden om alsnog tot nakoming van de overeenkomst over te gaan, dan wel om de geleden schade te vergoeden. [gedaagde in conventie] heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, zodat zij in verzuim is komen te verkeren. Omdat [gedaagde in conventie] het werk niet tijdig heeft opgeleverd, maakt [eiser in conventie] aanspraak op de overeengekomen korting van 0,3% van de aanneemsom per werkdag (zijnde een bedrag van € 10.551,00 exclusief btw) vanaf 28 februari 2021. [eiser in conventie] maakt aanspraak op betaling van deze korting tot en met 2 april 2021, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 263.775,00 exclusief btw. [eiser in conventie] stelt verder dat zij een bedrag onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagde in conventie] . Zij heeft (tussentijdse) facturen van [gedaagde in conventie] onder protest betaald. [eiser in conventie] stelt zich op het standpunt dat zij ten aanzien van deze facturen een bedrag van € 81.606,19 teveel heeft betaald. Ook heeft zij ten onrechte 5% van de aanneemsom voldaan. Dit deel van de aanneemsom ad € 175.850,00 hoefde pas betaald te worden na oplevering van het werk. [eiser in conventie] vordert deze bedragen terug van [gedaagde in conventie] . Ten slotte stelt [eiser in conventie] voor een bedrag van € 169.644,58 aan kosten te hebben gemaakt die voor rekening van [gedaagde in conventie] dienen te komen. Deze kosten zien op het herstel van gebreken.
3.3.
[gedaagde in conventie] voert verweer. [gedaagde in conventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in conventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie] , met veroordeling van [eiser in conventie] in de kosten van deze procedure. [gedaagde in conventie] beroept zich primair op het opleverprotocol uit de UAV 2012. De oplevering vangt aan op het moment dat de aannemer meedeelt dat het werk naar zijn oordeel op een bepaalde datum voltooid zal zijn. Dit is gebeurd per e-mail van 4 december 2020. In deze e-mail heeft [gedaagde in conventie] aangegeven dat het werk medio januari 2021 kan worden opgeleverd. De opneming van het werk heeft vervolgens op 15 januari 2021 plaatsgevonden. Ingevolge § 9 lid 2 UAV 2012 dient de opdrachtgever vervolgens binnen 8 dagen na de opneming aan de aannemer mee te delen of het werk al dan niet is goedgekeurd. Uit lid 5 volgt verder dat wanneer binnen die termijn geen schriftelijke mededeling van die strekking aan de opdrachtgever wordt verzonden, dat het werk dan geacht wordt te zijn goedgekeurd op de achtste dag na opneming. Goedkeuring leidt vervolgens weer tot oplevering. [eiser in conventie] heeft na de oplevering weliswaar een lijst met restpunten toegestuurd maar zij heeft daarbij verder niets medegedeeld over het goed- dan wel afkeuren van het werk. Het werk wordt daarom op 23 januari 2021 geacht te zijn opgeleverd. Enkele dagen later zijn ook de restpunten afgewikkeld waarna de werkzaamheden van [gedaagde in conventie] volledig zijn geëindigd. De e-mails die [eiser in conventie] na 23 januari 2021 nog heeft gestuurd, kunnen niet eenzijdig en met terugwerkende kracht de UAV 2012 buiten werking stellen. Voor zover het werk op 23 januari 2021 niet als opgeleverd mag worden beschouwd, stelt [gedaagde in conventie] zich op het standpunt dat het werk op 15 januari 2021 opleveringsgereed was en had behoren te worden goedgekeurd door [eiser in conventie] . Nu het werk tijdig is opgeleverd, heeft [eiser in conventie] geen recht op korting en/of terugbetaling van enig bedrag.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[eiser in reconventie] vordert – na wijziging van eis – [verweerder in reconventie] te veroordelen:
tot betaling van € 379.509,29 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
om de dechargeverklaring van de bankgarantie te ondertekenen en mee te werken aan de beëindiging van de bankgarantie, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat hieraan niet wordt voldaan;
tot vergoeding van de kosten van het conservatoire beslag van € 2.207,50;
in de proceskosten.
3.6.
[eiser in reconventie] heeft aangevoerd dat de aanbesteding onder tijdsdruk heeft plaatsgevonden. Om deze reden hebben partijen besloten om voor een reeks risico’s die onder meer gelegen waren in onjuiste/onvolledige gegevens zoals tekeningen, ontwerpen en materiaalspecificaties een lump sum af te spreken van € 100.000,00. De op dat moment bekende risico’s zijn geïnventariseerd en vastgelegd in Annex A bij de overeenkomst. Deze risico’s hebben zich verwezenlijkt. Er bleken meer risico’s aan het werk te kleven dan door de lump sum konden worden afgedekt. [eiser in reconventie] heeft alle geconstateerde afwijkingen gemeld aan [verweerder in reconventie] maar [verweerder in reconventie] heeft alle aanspraken afgewezen. [eiser in reconventie] stelt recht te hebben op betaling van de kosten die boven de lump sum uitstijgen. Na verrekening met de lump sum van € 100.000,00 resteert er nog een door [verweerder in reconventie] te betalen bedrag van € 379.509,29 exclusief btw.
3.7.
[verweerder in reconventie] betwist dat de lump sum op basis van nacalculatie zou kunnen worden verhoogd. Uit een e-mailbericht van 27 maart 2020 volgt dat er een vaste prijs van € 100.000,00 is bedongen. [verweerder in reconventie] heeft hiermee de risico’s uit Annex A volledig afgekocht en de risico’s komen volledig voor rekening van [eiser in reconventie] . Het thans gevorderde bedrag volgt bovendien niet uit
de eindafrekeningvan [eiser in reconventie] . [verweerder in reconventie] mocht erop vertrouwen dat [eiser in reconventie] geen aanspraak zou maken op vergoedingen voor afwijkingen / meerwerk, anders dan opgenomen in de eindafrekening. [verweerder in reconventie] beroept zich hierbij onder meer op artikel 6:2 juncto artikel 6:248 BW. Daarbij is van belang dat [eiser in reconventie] de vermeende tegenvordering pas 1,5 jaar na deze eindafrekening kenbaar heeft gemaakt. [eiser in reconventie] heeft het bedrag van de meerkosten ook niet op voorhand met [verweerder in reconventie] besproken, laat staan dat [verweerder in reconventie] daarmee akkoord is gegaan.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Tussen partijen is in geschil of het werk is opgeleverd. Omdat een groot deel van de vorderingen van [eiser in conventie] zijn gegrond op de stelling dat [gedaagde in conventie] het werk nog niet heeft opgeleverd, zal de rechtbank eerst beoordelen of er sprake is geweest van een oplevering van het werk door [gedaagde in conventie] . Partijen zijn het erover eens dat het werk als opgeleverd moet worden beschouwd, indien het werk is of geacht wordt te zijn goedgekeurd.
opneming
4.2.
Voordat het werk kan worden goedgekeurd dient er een opneming van het werk plaats te vinden overeenkomstig § 9 lid 1 en 2 UAV 2012. [gedaagde in conventie] stelt zich op het standpunt dat deze opneming heeft plaatsgevonden op 15 januari 2021 maar [eiser in conventie] betwist dit. Volgens haar is er niet gehandeld conform de in de UAV 2012 overeengekomen procedure omdat [gedaagde in conventie] geen schriftelijke, tot de directie van [eiser in conventie] gerichte aanvraag tot een opneming heeft gedaan waarin zij heeft medegedeeld op welke dag het werk zou zijn voltooid. In de visie van [eiser in conventie] heeft er op 15 januari 2021 slechts een tussentijdse opneming plaatsgevonden waarbij de stand van het werk is beoordeeld.
4.3.
De rechtbank passeert deze stelling van [eiser in conventie] . In artikel 8 van de overeenkomst is opgenomen dat de opdrachtgever als directie zal optreden. Uit de aanhef van de overeenkomst volgt verder dat [eiser in conventie] als opdrachtgever rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd door [naam 3] . De heer [naam 1] heeft op 4 december 2020 een e-mail gestuurd aan (onder meer) de heer [naam 3] . De e-mail is dus gericht aan de directie. In deze e-mail heeft de heer [naam 1] onderscheid gemaakt tussen een technische opneming in week 51 van 2020 en een definitieve opneming van het werk in januari 2021. Nu de heer [naam 1] het heeft over een definitieve opneming is voldoende duidelijk dat dit geen tussentijdse opneming zou betreffen. [gedaagde in conventie] heeft met deze e-mail naar het oordeel van de rechtbank een mededeling gedaan als bedoeld in § 9 lid 1 UAV 2012.
4.4.
Op 15 januari 2021 heeft er vervolgens ook daadwerkelijk een opneming plaatsgevonden waarbij vertegenwoordigers van [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] aanwezig waren. Uit de e-mail van [eiser in conventie] van 28 januari 2021 volgt bovendien dat zij deze opneming zelf ook heeft beschouwd als een definitieve opneming van het werk. Zij schrijft immers dat de werkzaamheden van [gedaagde in conventie] op 27 januari 2021 zijn afgerond en dat het werk conform artikel 6 van de overeenkomst moet worden opgeleverd, hetgeen betekent dat [gedaagde in conventie] nog een opleverdossier aan [eiser in conventie] moet verstrekken.
goedkeuring
4.5.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of het werk is goedgekeurd door [eiser in conventie] . Voor zover [gedaagde in conventie] zich op het standpunt stelt dat het werk geacht wordt te zijn goedgekeurd omdat [eiser in conventie] niet binnen acht dagen na de opneming heeft medegedeeld of zij het werk heeft goed- dan wel afgekeurd volgt de rechtbank haar hierin niet. [gedaagde in conventie] miskent hierbij immers dat partijen in artikel 6 van de overeenkomst – in aanvulling op de UAV 2012 – zijn overeengekomen dat het werk aan drie verplichtingen moet voldoen voordat het kan worden goedgekeurd overeenkomstig de UAV 2012.
opleverdossier
4.6.
Een van deze verplichtingen betreft de verstrekking aan [eiser in conventie] van een opleverdossier, zoals bedoeld in 3.9.3 van de vraagspecificatie. Uit dit artikel volgt dat [gedaagde in conventie] bij de oplevering ter goedkeuring en ter acceptatie een opleverdossier aan [eiser in conventie] dient te overhandigen met daarin minimaal de in dat artikel genoemde onderdelen. [gedaagde in conventie] heeft dit opleverdossier voor de eerste maal op 29 januari 2021 digitaal aan [eiser in conventie] toegestuurd. Tussen partijen is echter niet in geschil dat [eiser in conventie] de
downloadlinksdie [gedaagde in conventie] die dag heeft toegestuurd niet kon openen. [gedaagde in conventie] heeft de
downloadlinksop 8 februari 2021 opnieuw verstrekt die wel konden worden geopend. Nu [eiser in conventie] pas op die dag het opleverdossier heeft ontvangen, kan het werk niet eerder dan op die dag door [eiser in conventie] zijn goedgekeurd.
4.7.
[eiser in conventie] stelt echter dat van goedkeuring ook op dat moment geen sprake is geweest omdat er geen volledig en goedgekeurd opleverdossier is aangeleverd. Zij verwijst hierbij naar een e-mail van 12 maart 2021 waarin zij aan [gedaagde in conventie] heeft medegedeeld dat er onder meer diverse keuringsrapporten zijn die niet aan de wettelijke eisen voldoen en dat een sluitende grondadministratie ontbreekt. In dit kader heeft [gedaagde in conventie] aangevoerd dat artikel 6 lid 1 van de overeenkomst slechts de overhandiging van het opleverdossier eist. Hieruit volgt volgens haar niet dat dit dossier door [eiser in conventie] moet worden goedgekeurd. Verder geldt dat [eiser in conventie] het opleverdossier gedurende acht dagen onbetwist heeft behouden, zodat het werk ingevolge § 9 lid 5 UAV 2012 als goedgekeurd dient te worden beschouwd, aldus [gedaagde in conventie] .
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat voor de goedkeuring van het werk niet is vereist dat ook het opleverdossier wordt goedgekeurd. Uit artikel 3.9.3 van de vraagspecificatie volgt weliswaar dat het opleverdossier ter goedkeuring dient te worden overhandigd maar uit artikel 6 van de overeenkomst volgt niet dat het werk pas na de goedkeuring van het opleverdossier kan worden goedgekeurd. [eiser in conventie] heeft het ontbreken van het opleverdossier in haar e-mail van 28 januari 2021 bovendien zelf bestempeld als een restpunt. Hieruit leidt de rechtbank af dat ook [eiser in conventie] er op dat moment van uit leek te gaan dat goedkeuring van het opleverdossier geen vereiste was voor de oplevering van het werk. Zo bezien heeft oplevering van het werk op 8 februari 2012 plaatsgevonden.
4.9.
Voor zover het opleverdossier wel goedgekeurd zou moeten worden, overweegt de rechtbank het volgende. Partijen zijn in aanvulling op de UAV 2012 een aantal voorwaarden overeengekomen waaraan moet worden voldaan voordat het werk overeenkomstig de UAV 2012 kan worden goedgekeurd. Partijen hebben hierbij de regels uit de UAV 2012 niet losgelaten. De rechtbank begrijpt hieruit dat § 9 lid 5 UAV 2012 niet alleen van toepassing is op de goedkeuring van het werk na de opneming maar ook op de goedkeuring van het opleverdossier. Ingevolge § 9 lid 5 UAV 2012 had [eiser in conventie] binnen acht dagen na ontvangst van het dossier moeten reageren. Na die periode wordt het dossier geacht te zijn goedgekeurd. [eiser in conventie] heeft echter pas op 15 maart 2021, circa 5 weken na ontvangst daarvan, kenbaar gemaakt dat zij het opleverdossier niet goedkeurt. Dat is te laat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uiterlijk op 17 februari 2021 het aangenomen werk is opgeleverd.
gebreken
4.10.
Uit artikel 6 van de overeenkomst volgt verder dat het werk pas kan worden goedgekeurd indien het geen gebreken bevat, tenzij het kleine gebreken zijn die niet aan de onmiddellijke ingebruikneming in de weg staan en deze gebreken binnen 30 dagen na oplevering door [gedaagde in conventie] zullen kunnen worden hersteld. Ook deze bepaling dient in samenhang met § 9 UAV 2012 te worden gelezen.
4.11.
Na de opneming op 15 januari 2021 heeft [eiser in conventie] op 20 januari 2021 een lijst met restpunten gemaild aan [gedaagde in conventie] . Op 27 januari 2021 schrijft de heer [naam 1] dat hij die ochtend heeft gecontroleerd of alle punten van de restpuntenlijst zijn afgewerkt. In reactie hierop schrijft [eiser in conventie] dat de werkzaamheden van [gedaagde in conventie] zijn afgerond. De enige restpunten die op dat moment nog bestaan, zijn het opleverdossier en het aanwezige gronddepot. Over andere gebreken aan het werk wordt niet gerept. Uit deze e-mail kan niet worden afgeleid dat [eiser in conventie] het werk op dat moment afkeurde. Voor zover in de voornoemde e-mail ook geen goedkeuring van het werk als bedoeld in § 9 lid 3 UAV 2012 kan worden gelezen, wordt de opneming ingevolge lid 5 van dit artikel, op de achtste dag na de opneming geacht te zijn goedgekeurd. [eiser in conventie] heeft vervolgens pas bij e-mail van 12 maart 2021 aangegeven dat zij al geruime tijd en meermaals heeft gewezen op diverse restpunten en gebreken, dat zij heeft moeten constateren dat een fors aantal van deze punten tot dat moment nog niet is hersteld en dat zij in de afgelopen periode nog diverse andere gebreken en onvolkomenheden heeft moeten constateren. Deze gebreken, wat hier verder ook van zij, kunnen echter niet afdoen aan de eerdere goedkeuring van het werk.
vergunningen en/of ontheffingen
4.12.
De laatste verplichting die is opgenomen in artikel 6 van de overeenkomst is het overleggen van de door [gedaagde in conventie] verkregen vergunningen en/of ontheffingen. Partijen hebben hierover niets gesteld zodat de rechtbank ervan uitgaat dat tussen partijen niet in geschil is dat aan deze verplichting is voldaan.
tussenconclusie
4.13.
Het voorgaande betekent dat het werk is opgenomen en goedgekeurd door [eiser in conventie] . Dit heeft tot gevolg dat [gedaagde in conventie] het werk heeft opgeleverd. Verder volgt uit het voorgaande dat de oplevering heeft plaatsgevonden op het moment dat aan de laatste verplichting – de terbeschikkingstelling van het opleverdossier – is voldaan. Dit is gebeurd op 8 februari 2021 dan wel – in het geval dat goedkeuring van dit dossier is vereist – acht dagen daarna. In beide gevallen is er opgeleverd voor de uiterlijke opleverdatum van 27 februari 2021. Het gevorderde bedrag van € 263.775,00 aan korting wegens de te late oplevering zal op deze gronden worden afgewezen. Ook het als onverschuldigd betaalde bedrag van € 257.455,19 zal worden afgewezen. [eiser in conventie] stelt dat zij dit bedrag nog niet was verschuldigd omdat er nog niet is opgeleverd. De rechtbank begrijpt dat [eiser in conventie] zich hierbij beroept op artikel 12 lid 2 sub c van de overeenkomst. Nu vast is komen te staan, dat het werk is opgeleverd, is [eiser in conventie] de in dat artikel overeengekomen 5% van de aanneemsom verschuldigd, zodat zij dit bedrag niet onverschuldigd heeft betaald.
gebreken
4.14.
Uit § 12 UAV 2012 volgt dat [gedaagde in conventie] vanaf de dag na de dag waarop het werk als opgeleverd dient te worden beschouwd, behoudens verborgen gebreken, niet meer aansprakelijk is voor tekortkomingen aan het werk. Dit betekent dus dat alle bekende gebreken vanaf dat moment voor rekening van [eiser in conventie] komen. Immers, gesteld noch gebleken is dat partijen garanties zijn overeengekomen zoals bedoeld in § 22 UAV 2012. Partijen zijn weliswaar een onderhoudstermijn van 12 maanden overeengekomen maar uit de stellingen van [eiser in conventie] volgt dat alle thans gestelde gebreken haar bekend waren althans bekend hadden kunnen zijn bij de oplevering. Over alle klachten was immers al gecorrespondeerd met [gedaagde in conventie] dan wel bleken de gebreken – volgens [eiser in conventie] – uit het opleverdossier. Het had dan op de weg van [eiser in conventie] gelegen om het werk af te keuren maar dit heeft zij niet gedaan.
4.15.
De klachten zijn dus niet pas tijdens de onderhoudstermijn aan het licht gekomen en het betreffen evenmin verborgen gebreken zodat [gedaagde in conventie] hiervoor niet aansprakelijk is. De rechtbank zal daarom niet ingaan op de afzonderlijke gebreken.
4.16.
Het onderdeel van de vordering dat verband houdt met de gestelde gebreken zal worden afgewezen. Hieronder valt ook de geldvordering van € 169.644,58. [eiser in conventie] heeft ter zitting toegelicht dat dit bedrag ziet op kosten die zij heeft moeten maken in verband met de gestelde gebreken. [gedaagde in conventie] kan hiervoor niet met succes aansprakelijk worden gehouden.
4.17.
[eiser in conventie] vordert ook de terugbetaling van het bedrag van € 81.606,19. Ten aanzien van dit onderdeel heeft [eiser in conventie] enkel aangevoerd dat zij dit bedrag ten onrechte heeft voldaan. [eiser in conventie] heeft daarbij verwezen naar het als productie 54 overgelegde overzicht. Zonder nadere toelichting kan de rechtbank hieruit echter niet opmaken waarom [eiser in conventie] een bedrag van € 81.606,19 teveel heeft betaald aan [gedaagde in conventie] . Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
beslagkosten
4.18.
[eiser in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] in strijd heeft gehandeld met § 40 lid 11 UAV 2012 omdat zij al voor het verstrijken van de onderhoudstermijn de eindafrekening heeft opgemaakt en is overgegaan tot de incasso daarvan. [gedaagde in conventie] heeft bovendien onrechtmatig gehandeld door nog gedurende de onderhoudstermijn al over te gaan tot het leggen van conservatoir beslag. [eiser in conventie] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde in conventie] aansprakelijk is voor alle schade die [eiser in conventie] hierdoor heeft geleden, nader op te maken bij staat.
4.19.
Voor een veroordeling tot vergoeding van schade op te maken bij staat dient [eiser in conventie] de mogelijkheid dat zij schade heeft geleden aannemelijk te maken. Dit heeft zij echter niet gedaan. Zij heeft in het geheel niet gesteld dat zij schade heeft geleden door het door [gedaagde in conventie] gelegde conservatoire beslag. De rechtbank zal de zaak dan ook niet verwijzen naar de schadestaatprocedure.
proceskosten
4.20.
[eiser in conventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief na-kosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in conventie] worden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
7.004,00
(2,00 punten × tarief VII)
- na-kosten
173,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
12.914,00
in reconventie
vordering tot betaling
4.21.
Het gevorderde bedrag van € 379.509,29 ziet op 27 posten. Deze 27 posten bestaan uit 25 afwijkingen (in totaal € 224.280,70), extra werk aan het opleverdossier (€ 4.980,00) en uitloopkosten (€ 40.934,49). De kosten van in totaal € 314.880,70 zijn vermeerderd met € 40.934,49 aan ‘opslagen Algemene kosten, Winst & Risico’.
4.22.
Uit de eis in reconventie en de akte overlegging producties tevens eiswijziging van 12 april 2023 volgt niet op welke grondslag [eiser in reconventie] haar vordering tot betaling van dit bedrag baseert. Pas tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser in reconventie] aangevoerd dat zij aanspraak maakt op vergoeding van meerwerk, bijbetaling en schadevergoeding wegens wanprestatie. Zij verwijst hierbij naar verschillende paragrafen uit de UAV 2012. [eiser in reconventie] heeft met deze wijze van procederen aan [verweerder in reconventie] een reële mogelijkheid ontnomen om zich deugdelijk tegen de eis in reconventie te verweren. Dit is in strijd met de goede procesorde. De rechtbank zal [verweerder in reconventie] niet in de gelegenheid stellen zich schriftelijk tegen de ter zitting geformuleerde grondslagen te verweren omdat de rechtbank de vordering, gelet op het navolgende, zal afwijzen.
§ 35 UAV 2012: meerwerk
4.23.
[eiser in reconventie] heeft ter zitting aangevoerd dat een klein deel van de vordering ziet op bijbetaling wegens meerwerk. Welke onderdelen van de vordering dit precies betreft, is niet gesteld. Los daarvan overweegt de rechtbank dat in § 35 UAV 2012 een limitatieve opsomming is gegeven van de gevallen waarin aanspraak kan worden gemaakt op kosten voor meerwerk. [eiser in reconventie] heeft echter niet gesteld dat er sprake is van een bestekwijziging (sub a.) of stelposten (sub b.) Zij heeft evenmin gesteld dat een van de situaties uit sub c. tot en met e. van toepassing is. [eiser in reconventie] heeft dan ook onvoldoende aangevoerd op grond waarvan zij recht heeft op bijbetaling wegens meerwerk.
§ 29 UAV 2012: verschillen in afmetingen of in de toestand van bestaande werken en terreinen
4.24.
[eiser in reconventie] stelt zich op het standpunt dat de werkelijke toestand op het terrein afweek van de tekeningen die [verweerder in reconventie] heeft verstrekt. Zij stelt verder dat zij dit ook tijdig aan [verweerder in reconventie] heeft gemeld hetgeen zou volgen uit het afwijkingenregister. Volgens [eiser in reconventie] heeft zij door deze tijdige meldingen aanspraak op bijbetaling. De rechtbank is van oordeel dat [eiser in reconventie] hierbij miskent dat § 29 UAV 2012 alleen leidt tot bijbetaling wanneer de afwijkingen van zodanige aard zijn dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor rekening van de aannemer behoren te komen (lid 2).
4.25.
Het had dus op de weg van [eiser in reconventie] gelegen om te stellen dat en te onderbouwen waarom de gevolgen van de afwijkingen redelijkerwijs niet voor haar rekening behoren te komen. Zij heeft dat niet gedaan. Los daarvan overweegt de rechtbank dat partijen voor het aangenomen werk een vaste prijs zijn overeengekomen en dat geen regieovereenkomst tot stand is gekomen. In de overeenkomst is verder opgenomen dat er een bedrag van € 100.000,00 is gereserveerd om tegenvallers en risico’s op te vangen. Dat [eiser in reconventie] extra werk heeft moeten verrichten, betekent dan ook niet zonder meer dat [verweerder in reconventie] daarvoor meer moet betalen dan de overeengekomen vaste prijs. Bovendien heeft [eiser in reconventie] het bedrag van de extra kosten dat met de afwijkingen zijn gemoeid niet eerder bij [verweerder in reconventie] ter sprake gebracht, zodat geen enkel inzicht is gegeven in de redelijkheid van deze bedragen.
§ 5 UAV 2012: verplichtingen van de opdrachtgever
4.26.
[eiser in reconventie] heeft ook § 5 UAV 2012 aan een aantal onderdelen van haar vordering ten grondslag gelegd. [eiser in reconventie] stelt dat zij schade heeft geleden doordat [verweerder in reconventie] op haar rustende verplichtingen heeft geschonden. Voor zover zij heeft bedoeld te stellen dat deze schade bestaat uit meerwerkkosten, komen deze kosten niet op grond van § 5 UAV 2012 voor vergoeding in aanmerking.
4.27.
Ingevolge deze paragraaf is de opdrachtgever aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van gebreken aan bouwstoffen en hulpmiddelen (lid 3) en is zij aansprakelijk voor de functionele ongeschiktheid van bouwstoffen. Nog los van de omstandigheid dat van verzuim zijdens [verweerder in reconventie] niet is gebleken, heeft [eiser in reconventie] dit onderdeel van haar vordering niet onderbouwd: gesteld noch gebleken is welke bouwstoffen of hulpmiddelen gebreken vertoonden, wat die gebreken waren en welke schade hieruit is voortgevloeid voor [eiser in reconventie] . Ook aan de stelling van de functionele ongeschiktheid van bouwstoffen heeft [eiser in reconventie] een onvoldoende onderbouwing gegeven.
4.28.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat [verweerder in reconventie] nog iets aan [eiser in reconventie] wegens vergoeding van meerwerk, bijbetaling of schadevergoeding is verschuldigd. Nu [eiser in reconventie] geen andere bepalingen uit de UAV 2012 aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
bankgarantie
4.29.
[eiser in reconventie] stelt dat [verweerder in reconventie] dient mee te werken aan het vrijgeven van de bankgarantie omdat [eiser in reconventie] aan haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. [eiser in reconventie] beroept zich hierbij op § 43A lid 5 UAV 2012.
4.30.
[verweerder in reconventie] verweert zich tegen deze vordering. Zij betwist dat [eiser in reconventie] aan haar verplichtingen heeft voldaan en zij verwijst hierbij naar hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd. Daarnaast voert zij aan belang te hebben bij de instandhouding van de bankgarantie omdat deze dient als zekerheid tot verhaal van haar vordering op [eiser in reconventie] waarbij zij tevens aanvoert dat [eiser in reconventie] al jaren grote verliezen lijdt.
4.31.
Uit § 43A lid 5 UAV 2012 volgt dat de zekerheid van kracht dient te blijven tot het moment waarop het werk als opgeleverd kan worden beschouwd, met dien verstande dat, indien sprake is van kleine gebreken, de zekerheid van kracht blijft tot het tijdstip waarop die gebreken zijn hersteld. Indien een onderhoudstermijn is voorgeschreven, blijft de zekerheid van kracht tot overeenkomstig § 11 lid 6 is geconstateerd dat de aannemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
4.32.
In conventie is al overwogen dat het werk als opgeleverd dient te worden beschouwd en dat de onderhoudstermijn inmiddels is verstreken. Omdat partijen twistten over de vraag of er al dan niet was opgeleverd, stond tussen hen niet vast wanneer de onderhoudstermijn was ingegaan en wanneer deze afliep. Een opneming van het werk na afloop van de onderhoudstermijn als bedoeld in § 11 lid 6 UAV 2012 heeft dan ook niet plaatsgevonden. Hoewel partijen dus niet samen hebben geconstateerd dat [eiser in reconventie] aan haar verplichtingen heeft voldaan, heeft de rechtbank dit – in conventie – wel vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan de vordering van [eiser in reconventie] dan ook worden toegewezen. Aan [verweerder in reconventie] dient de gelegenheid te worden geboden om binnen een redelijke termijn aan deze veroordeling te voldoen, waarbij de rechtbank een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis redelijk acht. De rechtbank zal ook de gevorderde dwangsom van € 10.000,00 per dag toewijzen. De rechtbank ziet echter aanleiding om deze dwangsom te maximeren op een bedrag van € 100.000,00.
beslagkosten
4.33.
[eiser in reconventie] vordert ten slotte [verweerder in reconventie] te veroordelen in de kosten die zij heeft gemaakt voor het leggen van conservatoir beslag. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij genoodzaakt was rechtsmaatregelen te treffen, omdat [verweerder in reconventie] geen gehoor gaf aan de sommatie tot betaling van de eindafrekening.
4.34.
Ingeval van een veroordeling komen de kosten van een beslag als hoofdregel ten laste van de beslagdebiteur, tenzij deze kan aantonen dat het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. [verweerder in reconventie] heeft in conventie aangevoerd dat [eiser in reconventie] onrechtmatig heeft gehandeld door al gedurende de looptijd van de onderhoudstermijn over te gaan tot het leggen van conservatoir beslag terwijl de eindafrekening pas na het verstrijken van die termijn had mogen worden opgemaakt. Dit volgt immers uit § 40 lid 11 UAV 2012. De rechtbank is van oordeel dat [verweerder in reconventie] de onrechtmatigheid van het beslag hiermee voldoende heeft aangetoond. De gevorderde kosten zullen dan ook worden afgewezen.
proceskosten
4.35.
[eiser in reconventie] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief na-kosten) betalen. De proceskosten van [verweerder in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat
5.428,00
(2,00 punten × tarief VI)
- na-kosten
173,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
5.601,00
4.36.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst af de vordering van [eiser in conventie] ;
5.2.
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten van € 12.914,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser in conventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser in conventie] ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
veroordeelt [verweerder in reconventie] om uiterlijk 14 dagen na betekening van dit vonnis de dechargeverklaring van de bankgarantie te ondertekenen en mee te werken aan de beëindiging van de bankgarantie op straffe van een van een te verbeuren dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 100.000,00;
5.5.
veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten van € 5.601,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser in reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser in reconventie] ook de kosten van betekening betalen;
5.6.
veroordeelt [eiser in reconventie] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Luijks en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.