Uitspraak
1.De procedure
3.Het geschil
4.De beoordeling
in deze procedure” niet [zal] verzetten tegen het standpunt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (conclusie van antwoord, § 6) en anderzijds de overige vorderingen van [eiser] niet zien op alle toekomstige verplichtingen van [gedaagde] uit hoofde van de arbeidsovereenkomst (bijvoorbeeld de vakantiebijslag, loonsverhogingen op grond van de cao, etc.) wordt geoordeeld dat [eiser] wel een belang heeft, althans kan hebben bij de door hem verlangde verklaring. Zijn vordering zal daarom worden toegewezen.
je hebt in ieder geval 500,- in de week”, waarop [eiser] zei dat hij € 2.057,00 in de maand ‘heeft’. Dat bedrag benadert het loon van
Kijk hij staat wel 32u op papier en hij kreeg dan zo bij elke week (…) Kijk dat valt dan ook weg”. Daarop bood [gedaagde] aan [eiser] onder meer aan om bovenop het loon elke week € 200,- bij hem op te komen halen. Even later wijzigde [gedaagde] zijn aanbod naar € 400,- per week gedurende een half jaar. Gelet op de mededelingen van [gedaagde] wordt aangenomen dat hij [eiser] structureel wekelijks een bedrag contant betaalde voor werkzaamheden die [eiser] buiten zijn schriftelijke overeengekomen 32-urige werkweek verrichte. Gezien het bedrag van (4 x € 200,-) wordt geconcludeerd dat de arbeidsomvang structureel ten minste 37,5 uren per week bedroeg. De urenstaten met betrekking tot de door [eiser] gewerkte uren in de eerste 9 weken van 2023 (tot 4 maart 2023) die [gedaagde] in het geding heeft gebracht, leiden niet tot een ander oordeel. Immers bestaat voor een werkgever geen reden om ‘zwart’ gewerkte uren te registreren. Het voorgaande betekent dat de als tweede gevorderde verklaring voor recht eveneens zal worden toegewezen.
het allemaal zo onduidelijk” (bericht van 1 juli 2022, 14:36 u). Verder heeft [eiser] ter zitting nog aangevoerd dat zijn werkzaamheden op de gewone manier werden voortgezet en dat op de bedrijfskleding het logo van [gedaagde] ( [bedrijf van gedaagde] ) prijkte. [gedaagde] heeft dat bevestigd. En ten slotte is niet gesteld of gebleken dat voor [eiser] de arbeidsvoorwaarden bij de zoon beter waren dan bij [gedaagde] , zodat ook daarin voor [eiser] geen reden voor een overstap kon zijn gelegen.
5.De proceskosten
.