ECLI:NL:RBZWB:2024:76
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- M. Broeders
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van vrijwilligheid en onvoldoende onderbouwing
Op 4 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene, geboren in 1976, die verblijft in de accommodatie GGZ WNB. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, een psychiater en een verpleegkundige aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, ondanks zijn psychische stoornis, zich meewerkend en vriendelijk opstelt en vrijwillig in de instelling verblijft. De psychiater en verpleegkundige hebben verklaard dat de betrokkene recent is overgestapt naar andere medicatie en dat hij deze accepteert. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van verzet tegen noodzakelijke zorg en dat de betrokkene zelf aangeeft dat hij langer in de instelling wil blijven om terugval te voorkomen.
De rechtbank oordeelt dat de noodzaak voor een zorgmachtiging onvoldoende is onderbouwd, aangezien de betrokkene in staat is om vrijwillig zorg te ontvangen. De rechtbank wijst het verzoek tot zorgmachtiging af, omdat er minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde effect kunnen hebben. De rechtbank vertrouwt erop dat de betrokkene de positieve lijn voortzet en zich aan de afspraken houdt. De beslissing is mondeling gegeven door rechter M. Broeders en schriftelijk uitgewerkt op 8 januari 2024.