ECLI:NL:RBZWB:2024:76

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/02/417074 / FA RK 23/5900
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van vrijwilligheid en onvoldoende onderbouwing

Op 4 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene, geboren in 1976, die verblijft in de accommodatie GGZ WNB. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, een psychiater en een verpleegkundige aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, ondanks zijn psychische stoornis, zich meewerkend en vriendelijk opstelt en vrijwillig in de instelling verblijft. De psychiater en verpleegkundige hebben verklaard dat de betrokkene recent is overgestapt naar andere medicatie en dat hij deze accepteert. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van verzet tegen noodzakelijke zorg en dat de betrokkene zelf aangeeft dat hij langer in de instelling wil blijven om terugval te voorkomen.

De rechtbank oordeelt dat de noodzaak voor een zorgmachtiging onvoldoende is onderbouwd, aangezien de betrokkene in staat is om vrijwillig zorg te ontvangen. De rechtbank wijst het verzoek tot zorgmachtiging af, omdat er minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde effect kunnen hebben. De rechtbank vertrouwt erop dat de betrokkene de positieve lijn voortzet en zich aan de afspraken houdt. De beslissing is mondeling gegeven door rechter M. Broeders en schriftelijk uitgewerkt op 8 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417074 / FA RK 23/5900
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 4 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonadres] ,
verblijvende in de accommodatie GGZ WNB, [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 december 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 12 december 2023;
- de medische verklaring van 12 december 2023, opgesteld en ondertekend door [psychiater] ;
- het zorgplan van 1 december 2023;
- de zorgkaart van 8 december 2023;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en de politiemutaties;
- de beschikking van deze rechtbank van 30 november 2023, betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 januari 2024, in de accommodatie van GGZ WNB, [adres] .
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- psychiater, de heer [naam 1] ;
- verpleegkundige, [naam 2] .
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie,
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Op de vraag van de rechtbank hoe het met hem gaat, antwoordt betrokkene: “Redelijk, maar niet goed genoeg. Ik denk dat ik wat langer moet blijven. Dat is het beste, anders val ik terug in de oude situatie. Ik wil geen risico op terugval, dan word ik weer kwaad. Ik was gestopt met medicatie, maar heb nu andere medicatie gekregen. Dit gaat nog niet helemaal goed.” Verder brengt betrokkene naar voren dat hij last heeft van oplichters die hem achtervolgen. Betrokkene erkent het gebruik van amfetamine. Desgevraagd verklaart betrokkene vrijwillig bij de instelling te willen blijven en het advies van de deskundigen te zullen volgen.
3.2
De psychiater verklaart, samengevat, dat betrokkene recent is overgestapt naar andere medicatie. Hiervan heeft betrokkene wat bijwerkingen. De nieuwe medicatie lijkt wel wat winst te geven. Het blijft echter nog zoeken naar de juiste werking. Gezien wordt dat de ideeën die betrokkene heeft, nog niet weg zijn. Hij reageert daar fors op, bijvoorbeeld door op de grond te stampen, te bonken op tafel, te roepen en te schreeuwen. De zorgmachtiging is nodig om betrokkene te stabiliseren en in te stellen op medicatie. Hierbij hoort de verplichting tot toedienen van medicatie en opname. Wanneer betrokkene met ontslag kan, zal het FACT betrokken zijn. Dat de opname eerder stopt dan zes maanden is voorzienbaar. De psychiater vraagt zich af in hoeverre de vrijwilligheid van betrokkene duurzaam is en of dit gehandhaafd blijft als hij te maken krijgt met frustraties. Hoewel er op dit moment geen verzet is, is er geen geloof in de duurzaamheid van de vrijwilligheid.
3.3
De verpleegkundige beaamt dat betrokkene zo nu en dan schreeuwt. Betrokkene ervaart last van medecliënten. Naar zorgverlening schreeuwt betrokkene niet. Hij is goed benaderbaar en reageert vriendelijk en correct. Over medicatie is er geen discussie. De wisseling van medicatie heeft geen gedoe opgeleverd. Daarnaast is betrokkene begonnen met het vrijheden. Hij mag sinds gisteren een half uur naar buiten. Betrokkene lijkt zelf in te zien dat hij er nog niet helemaal is. Betrokkene ziet niet op tegen een langer verblijf, maar is hierover soms ook ambivalent.
3.4
De advocaat voert, samengevat, aan dat uit de overgelegde stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling door de psychiater en verpleegkundige naar voren is gebracht niet afgeleid kan worden dat betrokkene niet zorg kan ontvangen op vrijwillige basis. Er zijn bovendien geen incidenten. Dat betrokkene op de grond stampt, roept of schreeuwt duidt niet op de wil om de instelling te willen verlaten. Betrokkene geeft duidelijk aan opgenomen te willen blijven en behandeld te willen worden. Hij vindt dat dit moet, zolang dit nodig is. Nu er sprake is van vrijwilligheid bij betrokkene, dient het verzoek te worden afgewezen.

4.Beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 6:4 lid 1 Wvggz verleent de rechter een zorgmachtiging, indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:4 sub b tot en met e Wvggz.
4.2
Ingevolge artikel 3:3 Wvggz kan als uiterste middel verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:1 Wvggz worden verleend, indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap, leidt tot ernstig nadeel en indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieve met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg, evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
4.3
Hoewel de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan de in de medische verklaring gestelde psychische stoornis, die ook niet wordt betwist, en deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, is de noodzaak van het toewijzen van een zorgmachtiging naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het gaat beter met betrokkene. Hij accepteert medicatie en stelt zich meewerkend, vriendelijk en correct op. Gelet op de verklaringen van de psychiater en de verpleegkundige is er daarnaast er geen blijk van verzet van betrokkene tegen noodzakelijke zorg. Betrokkene geeft aan in te zien dat een langer verblijf bij de instelling nodig is en hij beseft zich welke consequenties een terugval kan hebben. Betrokkene zegt toe langer bij de instelling te zullen blijven en het advies van de deskundigen te zullen opvolgen. Door de psychiater en de verpleegkundige is niet opgemerkt dat nog wordt getwijfeld aan de vrijwilligheid of de bestendigheid daarvan, noch is daarvan enige feitelijke onderbouwing gegeven.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat een zorgmachtiging een uiterst middel moet zijn en dat in dit kader onvoldoende is aangevoerd om te stellen dat de verplichte zorg niet in een vrijwillig kader kan geschieden. De rechtbank volgt hierin hetgeen de advocaat heeft aangevoerd.
4.5
Gelet op al het voorgaande wordt naar het oordeel van de rechtbank aldus niet voldaan aan de criteria die de wet stelt. Immers, er is sprake van vrijwilligheid bij betrokkene en daarmee is er minder bezwarend alternatief die hetzelfde beoogde effect heeft. Dit betekent dat het verzoek zal worden afgewezen.
4.6
De rechtbank vertrouwt er op dat betrokkene de positief ingezette lijn voort zal zetten, wat betekent dat hij zich aan afspraken houdt, hij zijn medicatie blijft gebruiken en bij de instelling blijft zolang dit door de psychiater noodzakelijk wordt geacht.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Broeders, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier, en op 8 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.