Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023 met de daarin genoemde stukken,
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 24 januari 2024 (hierna: de zitting).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Stichting Thuisvester en de gedaagden. De eisende partij, Thuisvester, heeft verzocht om de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Tijdens de zitting op 24 januari 2024 zijn er afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder de ontbinding en ontruiming zouden plaatsvinden. De gedaagden hebben zich niet verzet tegen de gewijzigde vordering van Thuisvester, die nu voorwaardelijk is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen toewijsbaar zijn, mits de gedaagden zich aan bepaalde voorwaarden houden, zoals het tijdig betalen van de huur en het melden van financiële problemen.
De kantonrechter heeft bepaald dat als de gedaagden in strijd handelen met de voorwaarden, zij een termijn van veertien dagen krijgen om de woning te ontruimen. Tevens is afgesproken dat de gedaagden worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.326,02. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat Thuisvester rekening moet houden met een eerdere betaling van de gedaagden die in mindering zal strekken op de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Thuisvester direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, indien nodig.