ECLI:NL:RBZWB:2024:7639

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
24/4118
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor bedrijfswoning bij hangar op vliegveld Midden-Zeeland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres, een B.V. die vliegtuigen restaureert, tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfswoning naast haar hangar op vliegveld Midden-Zeeland. De omgevingsvergunning werd geweigerd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg, omdat de bedrijfswoning niet noodzakelijk zou zijn voor de bedrijfsvoering en in strijd zou zijn met het bestemmingsplan ‘Buitengebied’.

Eiseres had de vergunning aangevraagd op 7 maart 2023, maar het college weigerde deze op 14 november 2023. Eiseres maakte bezwaar, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank oordeelde dat de bedrijfswoning niet ten dienste staat van het luchtvaartverkeer en dat de werkzaamheden van eiseres niet vereisen dat zij permanent bij de hangar woont. De rechtbank concludeert dat de aanvraag in strijd is met de planregel dat een bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de weigering van de omgevingsvergunning. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 5 november 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4118 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.B. de Meester),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg, het college
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van de door haar aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning- en kantoorruimte aan een bestaande hangar aan [adres] te [plaats] (Vliegveld Midden Zeeland).
1.1.
Met het besluit van 14 november 2023 heeft het college de omgevingsvergunning geweigerd. Met het bestreden besluit van 7 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de weigering gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam 1] en [naam 2], bijgestaan door de kantoorgenoot van gemachtigde mr. P.H.A. van Namen én de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres restaureert vliegtuigen in een hangar op het vliegveld Midden Zeeland te [plaats]. Zij wil bij deze hangar een bedrijfswoning realiseren.
2.1.
Op 7 maart 2023 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woonruimte bij de bestaande hangar aan [adres] te [plaats].
2.2.
Het college heeft bij besluit van 14 november 2023 de omgevingsvergunning geweigerd. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat een bedrijfswoning ter plaatse niet is toegestaan op grond van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’. Het college is niet bereid om van het bestemmingsplan af te wijken, omdat een bedrijfswoning niet noodzakelijk is voor het functioneren van het vliegveld.
2.3.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.4.
De commissie bezwaarschriften heeft op 29 februari 2024 een advies uitgebracht aan het college waarin zij adviseert het bezwaar gegrond te verklaren, de proceskosten te vergoeden en het bestreden besluit te herzien.
2.5.
Met het bestreden besluit heeft het college de weigering van de omgevingsvergunning, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten. Het college stelt zich op het standpunt dat de aangevraagde bedrijfswoning niet ten dienste staat van het luchtvaartverkeer en daarvoor ook niet noodzakelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden de aangevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak
3.2.
Het bestreden besluit is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024.. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
De aanvraag om omgevingsvergunning in deze zaak is ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader omgevingsvergunning
Het college heeft, voor zover hier van belang, een omgevingsvergunning geweigerd voor onder meer de activiteit ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’. [1] Het college is verplicht te onderzoeken of er een vergunning kan worden verleend. Het heeft beleidsruimte om al dan niet een vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan te verlenen. Het college is in dit geval van mening dat de gevraagde vergunning niet past in een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank zal hieronder beoordelen of het college de vergunning op goede gronden heeft geweigerd.
Wat staat er in het bestemmingsplan?
5. Voor het perceel geldt het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ en heeft daarin de enkelbestemming ‘Verkeer – Luchthaven’.
Het college stelt dat de aanvraag van eiseres in strijd is met artikel 1.15, in samenhang gelezen met artikel 22.1 onder b van de planregels, omdat de bedrijfswoning niet ten dienste staat van de ter plaatse geldende bestemming ‘Verkeer – Luchtvaart’ en de bedrijfswoning gezien de bestemming niet noodzakelijk is.
Wat stellen partijen?
6. Allereerst vindt eiseres dat de bedrijfswoning past in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’. De huisvesting is noodzakelijk en ook staat het aantal bedrijfswoningen niet in de weg voor verlening van de omgevingsvergunning.
6.1.
Het college stelt dat bedrijfswoningen ten dienste moeten staan voor het luchtvaartverkeer, met andere woorden voor personen, zoals de havenmeester, die het landen en opstijgen van helikopters en vliegtuigen begeleiden. Daarbij geldt als voorwaarde dat de constante aanwezigheid van die personen voor het vliegverkeer noodzakelijk is. Dat is hier niet het geval omdat het vliegveld gedurende bepaalde tijden gesloten is. Verder zijn er ongeveer 30 locaties die bedrijfsmatige activiteiten uitoefenen op het vliegveld die niet voor een bedrijfswoning in aanmerking komen. Het is daarom logisch dat een bedrijfswoning enkel bestemd is ten behoeve van een verkeerstoren, het draaien van start- en landingsbaan en het organiseren van het vliegverkeer.
Staat de bedrijfswoning ten dienste van de bestemming ‘Verkeer – Luchthaven’?
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] B.V. een luchtvaartgerelateerd bedrijf is zoals bedoeld onder artikel 22.1 onder b van de planregels om de volgende redenen. Een ‘luchtvaartgerelateerd bedrijf’ wordt niet gedefinieerd in het bestemmingsplan. Onder dit begrip valt naar het oordeel van de rechtbank ieder bedrijf dat een relatie heeft met de luchtvaart. Ook de planwetgever is van een dergelijke, ruime uitleg uitgegaan. De rechtbank wijst er daarbij op dat uit artikel 22. 1 onder b van de planregels blijkt dat ook horecabedrijven tot maximaal categorie 1b van de staat van horeca-activiteiten worden aangemerkt als luchtvaartgerelateerde bedrijven. In dit geval restaureert eiseres vliegtuigen in de hangar. Naar het oordeel van de rechtbank staat het restaureren van vliegtuigen in een zodanig verband met het luchtvaartverkeer, dat dit als een luchtvaartgerelateerd bedrijf in de zin van de planregels moet worden gezien. Dit betekent dat de bedrijfswoning van eiseres wel ten dienste staat van de bestemming ‘Verkeer- Luchthaven’. Op dit punt slaagt het beroep van eiseres.
Is de bedrijfswoning noodzakelijk?
6.3.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hanteert als vaste rechtspraak dat voor de vraag naar de noodzaak van een bedrijfswoning van belang is of de bedrijfsprocessen ter plaatse zoveel tijd en aandacht opeisen, dat op grond daarvan een redelijk belang om op het perceel te wonen aanwezig moet worden geacht. [2]
6.4.
Eiseres stelt dat hierover de werkprocessen niet geautomatiseerd kunnen worden uitgevoerd en dat de werkprocessen voortdurend gecontroleerd moeten worden. De werkzaamheden bestaan volgens eiseres uit:
- het harsen en lakken van vliegtuigen;
- het op vaste tijdstippen aanbrengen van epoxy en de goedgekeurde verfsystemen;
- bij het uitharden de omgevingstemperatuur bewaken waarbij soms warmte lampen moeten worden gebruikt;
- de luchtvochtigheid en verwarming continue beheren tijdens dit proces;
- ter plaatse vervangingsonderdelen in ontvangst nemen.
Eiseres stelt verder dat zij geen verzekering kan afsluiten voor de hangar als zij daar niet woont, zodat ook daarom de bedrijfswoning noodzakelijk is.
6.5.
Het college stelt voorts dat het wonen bij de hangar niet noodzakelijk is omdat voor de werkzaamheden geen permanent toezicht nodig is en dat het vliegveld ’s avonds en ’s nachts gesloten is.
6.6.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bedrijfswoning niet noodzakelijk is. Aan de hand van de beschreven werkzaamheden ziet de rechtbank niet in dat eiseres genoodzaakt is om permanent bij de hangar te wonen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een gering aantal vliegtuigen wordt gerestaureerd. Eiseres heeft ter zitting namelijk aangegeven dat er op het moment van de zitting vier vliegtuigen in behandeling zijn. Eiseres heeft er nog op gewezen dat vliegtuigonderdelen soms ’s nachts worden bezorgd, maar daarvoor is naar het oordeel van de rechtbank geen bedrijfswoning nodig. Dit betekent dat niet voldaan is aan de noodzakelijkheidseis zoals uit artikel 1.15 van de planregels voortvloeit.

Conclusie en gevolgen

7. Hoewel het college ten onrechte van mening is dat de aanvraag in strijd is met de ter plaatse geldende bestemming, is de aanvraag wel in strijd met de planregel dat een bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn. Het college heeft derhalve terecht de omgevingsvergunning geweigerd.
8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Hooghiemstra, griffier, op 5 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan,
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet;
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
Bestemmingsplan ‘Buitengebied’
Artikel 1.15 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
Artikel 22.1 bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Luchthaven aangewezen gronden zijn bestemd voor:
luchtvaartverkeer en -vervoer;
luchtvaartgerelateerde bedrijven, waaronder horeca tot maximaal categorie 1b van de staat van horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 6;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo.
2.ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2861.