3.2.Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om omgevingsvergunning in deze zaak is ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
4. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning door het college. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De beroepsgronden van eisers zien enkel op de belangenafweging voor het afwijken van het bestemmingsplan. Eisers hebben ter zitting toegelicht dat er geen andere beroepsgronden aan de orde zijn. De onderdelen in de bijlage met betrekking tot een privaatrechtelijke belemmering, schade in de vorm van waardedaling van het pand en het welstandsadvies laat de rechtbank daarom onbesproken.
5. Het college heeft de aanvraag getoetst aan het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’ met de enkelbestemming ‘Gemengd-1’ en de functieaanduiding horecacategorie 2 en de enkel bestemming ‘Verkeer’, het paraplubestemmingsplan ‘Parkeren – deel 1’ met de gebiedsaanduiding ‘overige zone – parkeren’, het parapluplan ‘Archeologie’ met de dubbelbestemming ‘waarde – archeologie 6’ en paraplubestemmingsplan ‘[paraplubestemmingsplan]’. Het realiseren van de fietsenwinkel is in strijd met het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’ omdat detailhandel niet past binnen de enkelbestemming ‘Gemengd 1’, de functieaanduiding horeca en de enkelbestemming ‘Verkeer’.
Vanwege deze strijdigheden heeft het college voor de activiteit ‘gebruiken in strijd met het bestemmingsplan’ een omgevingsvergunning verleend. Het college heeft die vergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef onder a onder 2° van de Wabo. Daarin is – samengevat - bepaald dat een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. De algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Het college heeft voor het wijzigen van het gebruik naar detailhandel en het realiseren van de fietsenwinkel een omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 4, negende lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).