ECLI:NL:RBZWB:2024:7660

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
11283839 \ AZ VERZ 24-45 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft een werknemer, [naam 1], een geschil met zijn werkgever, [B.V.], over de rechtsgeldigheid van zijn ontslag op staande voet. Op 11 augustus 2024 heeft de werknemer een conflict gehad met een collega, wat leidde tot zijn vertrek van de werkvloer. De werknemer weigerde op verzoek van zijn werkgever terug te keren en meldde zich later ziek. De werkgever verleende hem daarop ontslag op staande voet, wat de werknemer aanvecht. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De werkgever had in plaats van ontslag op staande voet, minder ingrijpende maatregelen kunnen nemen, zoals een waarschuwing of schorsing. De kantonrechter wijst de verzoeken van de werknemer tot betaling van een billijke vergoeding, transitievergoeding en schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging toe. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer recht heeft op een billijke vergoeding van € 8.000,00, een transitievergoeding van € 1.708,00 en een schadevergoeding van € 5.908,50. Daarnaast wordt de werkgever veroordeeld tot betaling van niet-genoten verlofuren en vakantiebijslag. De proceskosten worden toegewezen aan de werknemer, omdat de werkgever grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer / rekestnummer: 11283839 \ AZ VERZ 24-45
Beschikking van 8 november 2024
in de zaak van
[naam 1],
te [plaats 1] ,
verzoeker in het inleidende verzoek,
verweerder in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [naam 1] ,
gemachtigde: mr. K. van Overloop, Huisman advocaten,
tegen
[B.V.],
te [plaats 2] ,
verweerster in het inleidende verzoek,
verzoekster in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [B.V.] ,
gemachtigde: mr. C.J. Waasdorp, ARAG Direct.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek met producties
- de productie 13 van [B.V.]
- de producties 8 tot en met 13 van [naam 1]
- de productie 14 van [naam 1]
- de productie 15 van [naam 1] .
1.2.
Op 11 oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigden van partijen hebben daarbij spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. [naam 1] heeft tevens haar verzoek vermeerderd. Van hetgeen verder naar voren is gebracht heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Na het sluiten van de mondelinge behandeling is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] , geboren [geboortedag] 1991, is sinds 1 maart 2023 in dienst van [B.V.] . De functie van [naam 1] is leidinggevende horecamedewerker met een loon van € 3.282,50 per maand exclusief vakantiebijslag tegen een arbeidsduur van 38 uur per week.
2.2.
Bij e-mailbericht van 11 augustus 2024 te 12.01 uur deelt [naam 1] het volgende mede aan [B.V.] :

(…)
Zojuist heeft er een vervelende gebeurtenis plaatsgevonden op de werkvloer, waarna ik zelf op een manier heb gereageerd waarop ik normaal niet zou reageren.
Voor zowel het bedrijf als voor mij persoonlijk vind ik dit heel vervelend. Ik voel mij niet mijzelf en krijg de laatste maanden een vervelend gevoel als ik op de werkvloer verschijn (zoals eerder besproken).
Zoals telefonisch aangegeven door [naam 2] wordt er van mij verwacht dat ik direct terug kom, echter zegt mijn gevoel iets anders en heb ik voor mijzelf gekozen om nu rust te nemen. Mijn lichaam geeft aan dit nodig te hebben ook al zal dit voor de buitenwereld niet te zien zijn. Om deze reden wil ik mij via deze weg ziekmelden.
Ik hoop mij de komende dagen aan te sterken om daarna weer op de werkvloer te verschijnen.
(…)
2.3.
Bij e-mailbericht van 11 augustus 2024 te 12.36 uur is [naam 1] ontslag op staande voet verleend.

3.Het verzoek en het verweer

In het inleidende verzoek
3.1.
[naam 1] verzoekt, na vermeerdering van haar verzoek, de kantonrechter – samengevat – bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven;
[B.V.] te veroordelen tot betaling van € 8.000,00 bruto wegens billijke vergoeding, onder verschaffing van een deugdelijke bruto-netto specificaties, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[B.V.] te veroordelen tot betaling van € 1.708,00 bruto wegens transitievergoeding, onder verschaffing van een deugdelijke bruto-netto specificaties, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[B.V.] te veroordelen tot betaling van € 5.908,50 bruto wegens onregelmatige opzegging, onder verschaffing van een deugdelijke bruto-netto specificaties, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[B.V.] te veroordelen tot betaling van € 1.958,32 bruto wegens niet-genoten verlofuren, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, onder verschaffing van een deugdelijke bruto-netto specificaties, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[B.V.] te veroordelen tot betaling van € 883,97 bruto wegens vakantiebijslag, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, onder verschaffing van een deugdelijke bruto-netto specificaties, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Daarnaast verzoekt [naam 1] [B.V.] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Volgens [naam 1] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig, omdat er geen sprake is van een dringende reden. [naam 1] voert – samengevat – daarvoor het volgende aan. Op 11 augustus 2024 zat het voor [naam 1] (opnieuw) op het werk tegen. Het ontbijt voor de gasten was net klaar, maar de blender was kapot en [naam 1] was met bonnen bezig vanwege een defecte printer. Op een gegeven moment kwam (tweemaal) een collega van de receptie met de vraag of [naam 1] kon helpen. [naam 1] antwoordde dat het op dat moment niet uitkwam. Zijn collega heeft [naam 1] daarop de volle laag gegeven en hem onder andere een aansteller genoemd. [naam 1] reageerde daarop met het verzoek om rustig aan te doen. Dit werkte niet en de collega van [naam 1] begon zelfs tegen hem te schreeuwen. [naam 1] voelde zich om die reden genoodzaakt om weg te gaan. Het werd [naam 1] later duidelijk dat zijn collega wilde dat [naam 1] haar hielp met het openen van een deur.
[B.V.] had in plaats van een ontslag op staande voet meer redelijke maatregelen kunnen treffen, zoals een korte schorsing. Daardoor hadden partijen kunnen afkoelen. [naam 1] is zich er van bewust dat hij ook anders had kunnen handelen, maar het werd hem op dat moment teveel. Dat is voor [naam 1] ook de reden geweest om zich dezelfde dag ziek te melden. Zijn gedrag is evenwel niet zo ernstig dat daarvoor ontslag op staande voet diende te volgen. Aangezien het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven maakt [naam 1] aanspraak op vergoeding wegens onregelmatige opzegging over de periode van 11 augustus tot en met 30 september 2024 voor een bedrag van € 5.908,50 bruto en € 1.708,00 bruto wegens transitievergoeding. [B.V.] heeft met het verlenen van het ontslag ernstig verwijtbaar gehandeld. [naam 1] acht een billijke vergoeding gelijk aan ongeveer twee maandsalarissen redelijk.
[B.V.] heeft bij de eindafrekening verzuimd de meer-uren, de vakantie-uren en de vakantiebijslag uit te betalen. [naam 1] verzoekt een veroordeling tot betaling hiervan, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
3.3.
[B.V.] voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. [B.V.] voert – samengevat – daarvoor aan dat [naam 1] op 11 augustus 2024 ondanks herhaalde instructies om zijn werkzaamheden uit te voeren dan wel te hervatten, hardnekkig heeft geweigerd om aan deze redelijke instructies te voldoen. [B.V.] betwist dat op deze dag tegen [naam 1] is geschreeuwd. [naam 1] is op kalme wijze verzocht mee te helpen, waarop hij herhaaldelijk met stemverheffing zei: “Niet vandaag, niet nu!”. Vervolgens is [naam 1] van de werkvloer vertrokken met de woorden: “Ik ga en ik kom nooit meer terug”. De eigenaar en de manager van [B.V.] hebben daarna in een telefoongesprek [naam 1] verzocht terug te komen, maar hij was daartoe niet bereid. Dit levert op grond van artikel 7:678 lid 2, onderdeel j, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een dringende reden voor ontslag op. In de telefoongesprekken heeft [naam 1] niet medegedeeld dat hij ziek was. [naam 1] heeft zich pas een uur later in een e-mailbericht ziek gemeld. [B.V.] betwist dan ook dat [naam 1] ziek was. [naam 1] heeft met zijn gedrag niet het goede voorbeeld als leidinggevende gegeven. 11 augustus 2024 was de drukste dag van het jaar en [naam 1] heeft zijn collega’s in de steek gelaten door te vertrekken. Het geven van slechts een waarschuwing was om die reden niet aan de orde.
Indien de kantonrechter van oordeel is dat het ontslag niet rechtsgeldig is verleend, betwist [B.V.] de hoogte van de verzochte gefixeerde schadevergoeding. [naam 1] heeft zich namelijk ziek gemeld en zou in dat geval minder loon ontvangen. De vergoeding is daardoor € 5.517,16 bruto. Ook de billijke vergoeding wordt betwist. [naam 1] verzoekt € 8.000,00 wegens billijke vergoeding toe te wijzen, maar hij heeft dit verder niet gemotiveerd.
Het verzoek tot betaling van niet-genoten verlofuren dient afgewezen te worden. [B.V.] werkt met een kloksysteem. Uit de gegevens blijkt dat [naam 1] 85,23 uur teveel verlof heeft opgenomen en dat hij 36,06 plusuren heeft gemaakt. Dit betekent dat [naam 1] nog (49,17 uren x € 20,53 bruto) € 1.009,46 bruto dient terug te betalen. Daarnaast betwist [B.V.] de hoogte van de verzochte vakantiebijslag. [naam 1] heeft tot 11 augustus 2024 recht op € 619,14 bruto wegens vakantiebijslag.
In het tegenverzoek
3.4.
[B.V.] verzoekt de kantonrechter:
voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven;
[naam 1] te veroordelen tot betaling van € 5.517,17 bruto wegens gefixeerde schadevergoeding;
[naam 1] te veroordelen tot betaling van € 6.592,91 bruto dan wel € 5.771,87 netto wegens onverschuldigd betaald loon over de maanden augustus en september;
[naam 1] te veroordelen tot betaling van € 1.009,46 bruto wegens teveel opgenomen verlofuren;
[naam 1] te veroordelen tot betaling van € 330,00 wegens niet-betaalde borden;
[naam 1] te veroordelen tot betaling van € 875,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten.
Daarnaast verzoekt [B.V.] de veroordeling van [naam 1] in de proceskosten.
3.5.
[B.V.] legt – samengevat – het volgende ten grondslag aan haar verzoeken. [naam 1] heeft door opzet of schuld [B.V.] een dringende reden gegeven om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. [naam 1] is om die reden de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. Verder heeft [B.V.] per abuis het volledige loon en de reisvergoeding over de maanden augustus en september 2024 uitbetaald van € 5.771,87 netto. Dit diende echter € 1.268,16 netto te zijn. [naam 1] dient het verschil terug te betalen. Zoals reeds aangevoerd blijkt uit het klokoverzicht dat [naam 1] meer verlofuren heeft opgenomen (359,43 uur in plaats van 274,20 uur) dan waar hij recht op heeft. [naam 1] had 36,06 plusuren opgebouwd. [naam 1] dient het verschil (49,17 minuren) te vergoeden. Ook heeft [naam 1] borden van [B.V.] overgenomen maar nog niet betaald.
3.6.
[naam 1] heeft verweer gevoerd dat, voor zover van belang, hierna in de beoordeling aan de orde komt.

4.De beoordeling

In het inleidende verzoek
Ontslag op staande voet
4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat een dringende reden voor een ontslag op staande voet ontbreekt. Het ontslag op staande voet is daarom niet rechtsgeldig gegeven. Dit wordt hierna toegelicht.
Dringende reden
4.2.
Een ontslag op staande voet is een uiterste middel, dat – gelet op de verstrekkende gevolgen ervan – alleen gegeven mag worden als van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer nog langer te laten voortduren. De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in boek 7 van het BW. Volgens die regels is een dergelijk ontslag onder andere alleen rechtsgeldig als daarvoor een dringende reden is (artikel 7:677 lid 1 BW). Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
Werkweigering
4.3.
Kort samengevat is voor het ontslag op staande voet als dringende reden gegeven dat [naam 1] hardnekkig heeft geweigerd om zijn werkzaamheden uit te voeren dan wel te hervatten. [naam 1] heeft in de eerste plaats geweigerd een deur open te doen voor gasten en vervolgens nadat hij was vertrokken geweigerd terug te komen naar het werk om werkzaamheden uit te voeren.
4.4.
Van werkweigering is sprake wanneer de werknemer zonder toestemming of goede reden afwezig is of een redelijke opdracht of een redelijk bevel van de werkgever weigert. Op grond van artikel 7:678 lid 2, onderdeel j, BW kan hardnekkige werkweigering een dringende grond opleveren.
4.5.
Het handelen van [naam 1] kwalificeert de kantonrechter niet als hardnekkige werkweigering. Tussen partijen is niet in geschil dat op 11 augustus 2024 een discussie heeft plaatsgevonden tussen [naam 1] en een collega. Kennelijk zijn de emoties daarbij opgelopen aangezien het [naam 1] ‘teveel’ werd en daarop de werkvloer heeft verlaten. Op de mondelinge behandeling heeft [B.V.] verklaard dat zij het handelen van [naam 1] zelf ook onbegrijpelijk vond. Uit de stukken blijkt niet dat er eerder een dergelijk incident met [naam 1] heeft plaatsgevonden noch dat [naam 1] eerder het verrichten van werkzaamheden heeft geweigerd. Gelet hierop had [B.V.] op een latere datum het gesprek aan moeten gaan met [naam 1] en indien nodig een officiële waarschuwing, een schorsing of een loonsanctie kunnen geven. Het verlenen van een ontslag op staande voet was niet nodig omdat er minder zware middelen konden worden ingezet. Daardoor ontbreekt een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt.
Verklaring voor recht (verzoek a.)
4.6.
Het voorgaande maakt dat het verzoek om voor recht te verklaren dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven toewijsbaar is.
Billijke vergoeding (verzoek b.)
4.7.
Het verzoek van [naam 1] tot toekenning van een billijke vergoeding wordt toegewezen, omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. [1] Daarbij wordt opgemerkt dat een niet rechtsgeldig ontslag als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt. [2]
4.8.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. [3] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.9.
De kantonrechter zal de verzochte billijke vergoeding van € 8.000,00 bruto toewijzen. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen. Dit bedrag is gelijk aan twee maandsalarissen en een klein bedrag wegens gemiste transitievergoeding, omdat bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst de opzegtermijn niet in acht is genomen. De kantonrechter acht dit bedrag redelijk.
4.10.
[B.V.] zal dus worden veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 8.000,00 bruto. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 11 augustus 2024.
Transitievergoeding (verzoek c.)
4.11.
Het verzoek om [B.V.] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Maar bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [naam 1] . Dat betekent dat de transitievergoeding verschuldigd is. [4] [B.V.] wordt veroordeeld tot betaling van die vergoeding, die € 1.708,00 bruto bedraagt. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 12 september 2024.
Schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging (verzoek d.)
4.12.
Ook de gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. [5] De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn, te weten € 5.908,50 bruto. Aan het verweer van [B.V.] dat deze vergoeding lager dient te zijn, omdat [naam 1] zich op 11 augustus 2024 heeft ziek gemeld, wordt voorbijgegaan.
In artikel 7:672 lid 11 BW is bepaald dat de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd is, gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. In dit wetsartikel is bedoeld het bedongen bruto geldloon ten tijde van de opzegging (HR 17 november 1978, NJ 1979/149). Bij de berekening dient dus geen rekening te worden gehouden met het loon waar de werknemer bij arbeidsongeschiktheid recht op heeft. [naam 1] heeft een beroep op verrekening gedaan met het loon dat hij als onverschuldigd betaald heeft ontvangen over de periode van 11 augustus tot en met september 2024. Hierna onder 4.18. wordt overwogen dat [naam 1] een bedrag van € 4.503,71 netto wegens onverschuldigd betaald loon moet terugbetalen. Dit bedrag dient dan ook in mindering te worden gebracht op deze schadevergoeding. De gevorderde wettelijke rente over het resterende deel van deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 11 augustus 2024.
niet-genoten verlofuren (verzoek e.)
4.13.
[naam 1] maakt aanspraak op uitbetaling van 98,25 uur wegens niet genoten verlof over 2024. [B.V.] heeft als verweer gevoerd dat er sprake is van minuren omdat [naam 1] teveel verlof heeft opgenomen. Partijen hebben op de mondelinge behandeling verklaard dat een werknemer wordt ingeroosterd voor werkzaamheden. De werknemer dient in te klokken bij aanvang van de werkzaamheden en uit te klokken bij het einde van de werkzaamheden. [naam 1] stelt dat hij meer uren heeft gewerkt dan uit het kloksysteem naar voren komt. [naam 1] stelt dat hij meerdere malen vergeten is in te klokken dan wel vergeten is zijn uren achteraf te corrigeren. [naam 1] heeft om die reden op 5 augustus 2024 [B.V.] verzocht dit uit te zoeken. [B.V.] heeft hierover verklaard dat het mogelijk is dat [naam 1] vergeten is in te klokken. Ook eerder is het voorgekomen dat [naam 1] vergat in te klokken. Dat is naderhand gecorrigeerd. [naam 1] is hier volgens [B.V.] zelf verantwoordelijk voor en zij is van mening dat dit voor risico van [naam 1] komt, omdat [B.V.] [naam 1] heeft gewaarschuwd. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. Uit het overgelegde rooster over de maanden mei en juni 2024 blijkt dat [naam 1] meer uren was ingeroosterd dan uit het klokoverzicht blijkt. Uit het klokoverzicht volgt dat [naam 1] in mei 32,57 verlofuren en in juni 41,37 verlofuren heeft opgenomen. [naam 1] heeft hierover aangevoerd dat hij in mei slechts één dag verlof heeft opgenomen en de overige dagen heeft gecompenseerd door op andere dagen te werken. Dit volgt ook uit het rooster. [B.V.] heeft niet gemotiveerd weersproken dat [naam 1] in mei en juni 2024 zijn ingeroosterde verlofdagen heeft gecompenseerd door op andere dagen te werken. [B.V.] heeft slechts aangevoerd dat zij de gegevens uit het klokoverzicht volgt. De kantonrechter acht het dan ook aannemelijk dat het klokoverzicht niet correct is en daarnaast heeft [naam 1] ook op 5 augustus 2024 verzocht dit verder uit te zoeken, waar [B.V.] mee heeft ingestemd. Dit had zij echter nog niet gedaan. De kantonrechter zal het verzoek tot betaling van € 1.958,32 bruto wegens niet-genoten verlofuren dan ook toewijzen met uitzondering van de verzochte wettelijke verhoging. De verwarring over de verlofuren is namelijk mede veroorzaakt door [naam 1] doordat hij verzuimde in te klokken en dit naderhand ook niet (tijdig) heeft gecorrigeerd.
Vakantiebijslag (verzoek f.)
4.14.
[naam 1] heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat er een rekenfout is gemaakt met betrekking tot de hoogte van de vakantiebijslag en dat de berekening van [B.V.] juist is. Dit betekent dat een bedrag van € 619,14 bruto wegens vakantiebijslag toewijsbaar is. [naam 1] heeft na 11 augustus 2024 nog onverschuldigd loon ontvangen en behouden. De kantonrechter ziet in dit laatste aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil.
Proceskosten
4.15.
[B.V.] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam 1] worden begroot op:
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
815,00
(conform de Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz en uitgaande van een ‘gemiddelde’ zaak)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.198,00
In het tegenverzoek
Verklaring voor recht (verzoek g.)
4.16.
In het inleidende verzoek is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is verleend. Dit maakt dat dit verzoek niet toewijsbaar is.
Gefixeerde schadevergoeding (verzoek h.)
4.17.
Ook dit verzoek is niet toewijsbaar omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is verleend.
Onverschuldigd betaald loon (verzoek i.)
4.18.
[naam 1] heeft op de mondelinge behandeling erkend dat hij over de periode van 11 augustus tot en met september 2024 loon heeft ontvangen waarop hij geen recht heeft. Aangezien dit verzoek niet is betwist dient [naam 1] dit bedrag terug te betalen. [B.V.] verzoekt de veroordeling tot betaling van een bedrag gelijk aan twee maanden loon. Dit is niet correct aangezien [naam 1] tot 11 augustus 2024 wel recht had op loon. [B.V.] heeft een bedrag van € 5.771,87 netto uitbetaald, maar dit diende € 1.268,16 netto te zijn. Dit betekent dat [naam 1] € 4.503,71 netto terug dient te betalen. [naam 1] heeft verzocht dit bedrag te verrekenen met zijn verzoek. De kantonrechter zal gelet hierop het toe te wijzen bedrag hierna in de beslissing onder 5.4. verrekenen met het toe te wijzen bedrag onder verzoek d. (de schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging).
Vergoeding teveel opgenomen verlofuren (verzoek j.)
4.19.
Uit de beoordeling onder 4.13. blijkt dat [B.V.] haar verzoek baseert op de informatie uit het kloksysteem. Deze informatie is niet correct, zoals is overwogen in rechtsoverweging 4.13. Dit verzoek is dan ook onvoldoende onderbouwd en daarom niet toewijsbaar.
Niet-betaalde borden (verzoek k.)
4.20.
De kantonrechter wijst het verzoek van [B.V.] tot betaling van € 330,00 wegens niet-betaalde borden toe. [naam 1] heeft erkend dat hij twaalf borden heeft ontvangen die hij nog moet betalen. Hoewel [naam 1] heeft aangevoerd dat partijen geen prijs zijn overeengekomen en dat [B.V.] het verzochte te betalen bedrag (€ 27,50 per bord) niet heeft onderbouwd, acht de kantonrechter deze prijs per bord redelijk. [naam 1] heeft verzocht het te betalen bedrag te verrekenen met zijn verzoek. De kantonrechter zal gelet hierop het toe te wijzen bedrag hierna in de beslissing onder 5.4. verrekenen met het toe te wijzen bedrag onder verzoek d. (de schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging).
Buitengerechtelijke incassokosten (verzoek l.)
4.21.
De kantonrechter wijst dit verzoek af, omdat [B.V.] haar verzoek niet heeft onderbouwd. Zij voldoet daardoor niet aan haar stelplicht.
Proceskosten
4.22.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, omdat beide partijen over en weer in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter
In het inleidende verzoek
5.1.
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is verleend;
5.2.
veroordeelt [B.V.] om aan [naam 1] te betalen € 8.000,00 wegens billijke vergoeding, onder verschaffing van een deugdelijke bruto-netto specificaties, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt [B.V.] om aan [naam 1] een transitievergoeding te betalen van € 1.708,00 bruto, onder verschaffing van een deugdelijke bruto-netto specificatie, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 september 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.4.
veroordeelt [B.V.] om aan [naam 1] te betalen € 5.908,50 bruto wegens onregelmatige opzegging, onder verschaffing van een deugdelijke bruto-netto specificatie, minus € 4.503,71 netto en minus € 330,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over het resterende bedrag na verrekening vanaf 11 augustus 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.5.
veroordeelt [B.V.] om aan [naam 1] te betalen € 1.958,32 bruto wegens niet-genoten verlofuren, onder verschaffing van een deugdelijke bruto-netto specificatie, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag van volledige voldoening;
5.6.
veroordeelt [B.V.] om aan [naam 1] te betalen € 619,14 bruto wegens vakantiebijslag, onder verschaffing van een deugdelijke bruto-netto specificatie, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag van volledige voldoening;
5.7.
veroordeelt [B.V.] in de proceskosten van € 1.198,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [B.V.] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.8.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad [6] ;
5.9.
wijst af het meer of anders verzochte;
In het tegenverzoek
5.10.
verstaat dat de verzoeken onder i. en k. zijn verrekend met het verzoek onder f.;
5.11.
wijst af het meer of anders verzochte;
5.12.
compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2024.

Voetnoten

1.Artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW.
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
4.Artikel 7:673 lid 1 BW.
5.Artikel 7:672 lid 11 BW.
6.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.