ECLI:NL:RBZWB:2024:7679

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
C/02/426200 FA RK 24-4063
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over contactregeling tussen minderjarige en ouders in het kader van een hulpverleningstraject

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 oktober 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van een minderjarige om meer contact met zijn vader. De minderjarige, geboren in 2015, heeft zijn wens geuit om zijn vader vaker te zien, wat aanleiding gaf tot een informele rechtsingang. De ouders van de minderjarige zijn gescheiden en hebben gezamenlijk gezag, maar de contactregeling is door de verhuizing van de moeder naar een andere woonplaats onder druk komen te staan. De kinderrechter heeft de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord en vastgesteld dat er behoefte is aan hulpverlening om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en de belangen van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft besloten om de zaak aan te houden in afwachting van een bodemprocedure die door de vader is gestart, waarin ook de contactregeling aan de orde zal komen. De ouders zijn verwezen naar het Uniform Hulp Aanbod (UHA) om hen te ondersteunen in het maken van afspraken en het verbeteren van hun communicatie. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders samen werken aan oplossingen in het belang van de minderjarige. De beschikking is openbaar uitgesproken en de ouders zijn geïnformeerd over de verdere stappen in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/426200 FA RK 24-4063
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
[de minderjarige],
hierna te noemen: [de minderjarige] .
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2015,
wonende te [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ;
advocaat: mr. J.M. Bekooij te Den Haag.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de vraag van [de minderjarige] te adviseren.

1.Wat is er gebeurd en welke stukken heeft de kinderrechter?

1.1
De kinderrechter beschikt over de volgende stukken:
- de brief van [de minderjarige] , ingekomen bij de griffie op 3 september 2024;
- het F2-formulier van 15 oktober 2024 van mr. Bekooij.
1.2.
De kinderrechter heeft op 26 september 2024 met [de minderjarige] gesproken.
1.3
Vervolgens heeft de kinderrechter op 30 oktober 2024 met de ouders gesproken. Daarbij was ook aanwezig een medewerkster namens de Raad.

2.Wat staat er vast?

2.1
De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest. Binnen het huwelijk van de ouders is [de minderjarige] geboren.
2.2
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] .
2.3
[de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.4
De ouders hebben afspraken met elkaar gemaakt over de gevolgen van hun scheiding, welke zijn vastgelegd in het ouderschapsplan van 15 april 2019.
2.5
Aan de in het ouderschapsplan overeengekomen contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] wordt geen uitvoering meer gegeven in verband met de verhuizing van de moeder en [de minderjarige] naar [woonplaats 1] . De ouders hebben in onderling overleg nadere afspraken gemaakt over het contact, inhoudende dat de vader en [de minderjarige] contact met elkaar hebben om de week, in de oneven weken van vrijdag uit school tot zondag 16.30 uur.

3.De vraag van [de minderjarige]

3.1
vraagt de kinderrechter in zijn brief van 28 augustus 2024 om zijn vader meer te mogen zien.
3.2
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [de minderjarige] , kort samengevat, verteld dat hij zijn vader mist en hij hem graag vaker wil zien. [de minderjarige] zou het fijn vinden als zijn vader hem soms kan halen van of brengen naar school. Daarnaast wil [de minderjarige] graag meer tijd met zijn vader doorbrengen, zoals tijdens vakanties, en meer leuke dingen met hem doen. Hij zou ook graag zien dat zijn vader naar hem luistert. Volgens [de minderjarige] maken zijn ouders ruzie met elkaar en daar heeft hij last van.

4.De standpunten van de ouders en het advies van de Raad

4.1
De vader brengt, kort samengevat, naar voren dat hij bekend is met de wens van [de minderjarige] om hem meer te zien. Hoe spijtig dit ook is, het is niet te realiseren. In verband met zijn werkzaamheden is de vader aan kaders gebonden. De vakantiedagen die de vader heeft, brengt hij met [de minderjarige] door. De vader ziet dat [de minderjarige] klem zit tussen de ouders. Dat de ouders op afstand van elkaar wonen, maakt de situatie lastiger. Als de ouders dichterbij elkaar hadden gewoond, was er meer mogelijk geweest. De vader heeft de verhuizing van de moeder naar [woonplaats 1] eerder tegen willen houden, om hetgeen nu is gebeurd te voorkomen. Er zijn eerder tussen de ouders duidelijke afspraken gemaakt, maar deze verwateren. Het is moeilijk voor [de minderjarige] om dat te begrijpen. Hoewel de ouders proberen om hun verschil van visie niet bij [de minderjarige] in het zicht te brengen, is dat niet gelukt. Dat is pijnlijk. De ouders kunnen niet met elkaar communiceren. Misschien kan dit met hulpverlening worden verbeterd. De visie die ouders over elkaar hebben, moet veranderen. De vader kan instemmen met een verwijzing naar het Uniform Hulp Aanbod (hierna: UHA).
4.2
De moeder brengt, kort samengevat, naar voren dat [de minderjarige] zijn wens om zijn vader meer te zien al lang uit. De moeder vond dat hier iets mee gedaan moest worden. De moeder heeft geprobeerd om hierover afspraken te maken met de vader. Dit is niet gelukt en daarom heeft de moeder [de minderjarige] geholpen met het opstellen van zijn brief. [de minderjarige] is niet gestuurd door haar. Het is zijn wens die in de brief is verwoord. Hoewel de ouders eerder een goede verstandhouding met elkaar hadden, vermoedt de moeder dat dit is veranderd sinds de vader een nieuwe partner heeft. Het is juist dat de ouders ruzie met elkaar hebben. Dit is voor [de minderjarige] heel verdrietig. De moeder staat positief tegenover de inzet van hulpverlening. Zij geeft de voorkeur aan het UHA vanwege het verplichte kader. Dit past het beste bij de situatie. De gemoederen zijn te hoog opgelopen voor hulpverlening in een vrijwillig kader. Daarnaast moeten de ouders samen richting [de minderjarige] laten zien dat zij er alles aan willen doen om goed met elkaar te gaan communiceren. De moeder hoopt dat de nieuwe partner van de vader er in een later stadium ook bij betrokken wordt. Ook zij maakt onderdeel uit van [de minderjarige] leven.
4.3
De Raad adviseert de kinderrechter, samengevat, als volgt. De Raad maakt zich zorgen over de mate waarin [de minderjarige] de ruzies van zijn ouders meekrijgt. Het zou goed zijn dat de ouders aan [de minderjarige] laten weten dat zij hebben gezien dat hij daar last van heeft en dat zij in het vervolg anders zullen handelen. Dat beide ouders een nieuw leven hebben betekent niet dat [de minderjarige] daar een keuze in moet maken. Hij heeft te maken met de situatie zoals deze is en dat is voor hem al moeilijk genoeg. Dat de ouders niet bij elkaar om de hoek wonen, heeft gevolgen voor de zorgregeling. Het is belangrijk dat de ouders een gezamenlijk verhaal uitdragen over wat er wel of niet mogelijk is in het kader van de zorgregeling. De ouders zouden er goed aan doen om uit te stralen dat [de minderjarige] voor hen op één staat. Het is aan de ouders om de problemen tussen hen op te lossen. Zij moeten beter met elkaar gaan communiceren. De Raad staat achter een verwijzing naar het UHA. De ouders hebben begeleiding van een professional nodig. De Raad adviseert daarbij om niet alleen te kijken naar gemaakte afspraken en de communicatie, maar ook aandacht te hebben voor het dieperliggende probleem. Er is ook een stukje verwerking nodig. Het inzetten van den zware interventie is dan ook gepast in deze situatie.

5.De beoordeling

5.1
[de minderjarige] heeft zich tot de kinderrechter gewend via de zogenaamde ‘informele rechtsingang’. Dat betekent dat er geen officieel formeel verzoek is gedaan, want [de minderjarige] kan zo’n officieel verzoek ook niet indienen. Hij heeft als minderjarige namelijk geen formele eigen rechtsingang. Wel kan de kinderrechter ambtshalve beslissingen nemen op een aantal vragen van kinderen. Dat staat in de wet.
5.2
Op grond van artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter, indien haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven ter zake het contact met (één van) de ouders. [de minderjarige] kon dus wel aan de kinderrechter vragen of de regeling met zijn vader kon worden uitgebreid.
Wat vindt de kinderrechter?
5.3
Inmiddels is de kinderrechter ermee bekend dat de vader een bodemprocedure is gestart, bekend onder zaaknummer C/02/427599 FA RK 24-4763. Gebleken is dat de zaak op de rol staat in afwachting van verweer van de moeder.
5.4
De kinderrechter heeft goed naar [de minderjarige] geluisterd. Voor hem is het belangrijk geweest dat hij zijn mening kon geven en de kinderrechter kon vertellen wat zijn wensen zijn ten aanzien van het contact met zijn vader. Nu er echter een andere procedure aanhangig is waarin ook de contactregeling tussen [de minderjarige] en de vader het onderwerp is en daarin op termijn ook een mondelinge behandeling zal worden gepland, ziet de kinderrechter geen meerwaarde om nu een beslissing te nemen op de vraag van [de minderjarige] , dan wel om de beslissing op zijn vraag aan te houden. Immers, voorkomen moet worden dat de twee procedures elkaar kruisen. Bovendien zal [de minderjarige] ook in de procedure tussen de ouders in de gelegenheid worden gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Daarnaast acht de kinderrechter het van belang om de verantwoordelijkheid voor de contactregeling bij [de minderjarige] weg te nemen.
Uniform Hulp Aanbod
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders tot overeenstemming gekomen ten aanzien van een verwijzing naar het UHA-traject in de bodemprocedure. Zo’n verwijzing heeft de steun van de Raad en de kinderrechter.
5.6
De ouders hebben moeite met constructieve onderlinge oudercommunicatie. Het lukt hen niet of onvoldoende om met elkaar afspraken te maken over het contact tussen de vader en [de minderjarige] , en daarover eenheid uit te stralen richting [de minderjarige] . Daarnaast heeft de kinderrechter, en ook de Raad, de indruk dat er bij beide ouders sprake is van ‘onverwerkt zeer’ uit het (relatie)verleden.
5.7
Het lukt de ouders samen niet de problemen tussen hen op te lossen. De kinderrechter vindt het daarom nodig dat voor deze ouders en (en [de minderjarige] ) een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de kinderrechter hen verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-Oost. De verwijzing heeft op 1 november 2024 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat partijen met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
5.8
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor
het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund;
- de gezagdragende ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind (zware interventie).
5.9
De resultaten zijn ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is aan deze
beschikking gehecht (bijlage 1).
5.1
Ten aanzien van het verdere verloop van het traject overweegt de kinderrechter als volgt. Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. Tussen de ouders is een bodemprocedure aanhangig, bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/427599 FA RK 24-4763. Voor het doorlopen van een hulpverleningstraject wordt standaard een termijn van zes maanden aangehouden. Gelet hierop verzoekt de voorzieningenrechter het loket om de volledige UHA-rapportage
op na te noemen pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, in de hiervoor genoemde
bodemprocedurein te brengen. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
5.11
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank (de advocaten van) partijen in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling in de bodemprocedure nog nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de in die procedure gedane verzoeken met betrekking tot de minderjarigen.
5.12
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de voorzieningenrechter het loket de volledige UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
5.13
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA-rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
5.14
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de voorzieningenrechter de Raad dit onderzoek te verrichten en daarover in de bodemprocedure bekend onder zaaknummer C/02/427599 FA RK 24-4763 een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders past het beste bij de belangen van [de minderjarige] ?
- Hoe moet de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] eruit gaan zien (aard, duur en frequentie)?
- Welke hulpverlening acht de Raad passend voor de ouders en [de minderjarige] ?
5.15
Deze beschikking is een verzoek aan de Raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
5.16
Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid om in de bodemprocedure binnen een termijn van veertien dagen op de rapportage van de Raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
5.17
De kinderrechter verzoekt de ouders in de bodemzaak melding te maken van de verwijzing van ouders naar een (jeugd)hulpverleningstraject in het kader van UHA door middel van vermelding van de verwijzing naar UHA in onderhavige kindbriefzaak van [de minderjarige] .
5.18
De ouders zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing. Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
Afsluiten zaak [de minderjarige]
5.19
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter deze zaak naar aanleiding van de brief van [de minderjarige] met deze beschikking afsluiten. De kinderrechter zal [de minderjarige] hierover in een separate brief informeren. In die brief zal de kinderrechter [de minderjarige] ook vermelden dat zijn ouders bereid zijn om samen te werken aan oplossingen en zij in dat kader met elkaar zullen gaan praten. De kinderrechter zal dit dossier van de kindbriefzaak van [de minderjarige] ter info voegen bij het dossier van de (bodem)zaak tussen de ouders. Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is het aan de ouders om in de bodemprocedure aan te geven wat het gewenste verdere procesverloop is. De kinderrechter gaat ervan uit dat de ouders en hun advocaten, zoals door de advocaat van de man is toegezegd, zullen trachten om middels een viergesprek tot (voorlopige) oplossingen te komen.
Brief aan [de minderjarige]
5.2
De kinderrechter vindt het belangrijk dat [de minderjarige] van haar hoort wat de beslissing is op zijn vraag. Omdat de kinderrechter het ook belangrijk vindt dat beide ouders weten hoe [de minderjarige] door de kinderrechter wordt geïnformeerd, zal de kinderrechter de inhoud van de brief aan [de minderjarige] met de ouders in deze beschikking delen. De brief aan [de minderjarige] zal naar het adres van de moeder worden gestuurd, omdat hij daar zijn hoofdverblijfplaats heeft en dit zo met [de minderjarige] is afgesproken.
Beste [de minderjarige] ,
Op 26 september 2024 heb jij met de kinderrechter gesproken over de brief die jij hebt gestuurd. In jouw brief vroeg jij of ik wilde beslissen dat jij je vader vaker kon zien omdat je hem erg mist. Ook wilde je graag dat je vader je van school zou ophalen en je naar school kon brengen, net zoals andere kinderen dat hebben met hun vader. Maar je vader luistert niet als je zegt wat je graag wil en dat maakt je verdrietig.
De kinderrechter heeft daarna ook met jouw ouders gesproken en hen verteld over jouw brief. Daarbij was ook iemand van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.
De kinderrechter heeft goed naar jou en jouw ouders geluisterd. Van jouw ouders hoorde de kinderrechter dat er tussen hen nu ook een zaak bij de rechtbank loopt. Die zaak is jouw vader begonnen en gaat ook over de contactregeling tussen jou en jouw vader. De kinderrechter vindt het daarom beter dat in die zaak wordt gekeken naar het contact tussen jou en jouw vader. Dit zorgt ervoor dat er één beslissing wordt genomen over het contact. Jij mag in de zaak tussen jouw ouders ook weer met de kinderrechter die die zaak zal behandelen komen praten. Maar als je dat liever niet wilt, dan mag dat ook.
De kinderrechter zal er voor zorgen dat jouw brief ook bij de zaak tussen jouw ouders wordt gestopt. Dit betekent dat de kinderrechter jouw brief nu niet verder gaat behandelen omdat jouw vraag meegenomen wordt in die andere zaak.
Jouw ouders hebben met de kinderrechter afgesproken dat ze nu eerst naar een soort school voor gescheiden mensen zullen gaan. Daar gaan ze met hulpverleners praten en leren om zonder ruzie afspraken met elkaar te maken. Zij willen het beste voor jou en willen daarom dat je minder last gaat krijgen van de scheiding.
Als je nog vragen hebt over deze brief, dan mag je altijd een e-mail sturen. De contactgegevens van de rechtbank staan linksboven in deze brief.
Met vriendelijke groet namens de kinderrechter,
De griffier.
6. De beslissing
De kinderrechter:
6.1
verwijst ouders en [de minderjarige] voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio
West-Brabant-Oost. Het loket zal de ouders vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van [de minderjarige] ( [woonplaats 1] ) verwijzen naar de zorgaanbieder;
6.2
verzoekt het loket om uiterlijk op
8 mei 2025 PRO FORMA, of zoveel eerder als mogelijk is, in de bodemprocedure bekend onder zaaknummer C/02/427599 FA RK 24-4763
de rapportage over het verloop en het resultaat van het (jeugd)hulpverleningstraject ter griffie in te dienen;
6.3
verzoekt de ouders in de bodemprocedure kenbaar te maken dat zij in onderhavige zaak zijn verwezen naar een jeugdhulptraject in het kader van het Uniform Hulpaanbod;
6.4
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de raad;
6.5
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na ontvangst van de UHA-rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
6.6
verzoekt de Raad, regio West- en Midden-Brabant, locatie Breda wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de Raad daartoe zelf aanleiding ziet, ten behoeve van de bodemprocedure bekend onder zaaknummer C/02/427599 FA RK 24-4763 onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 5.14 opgenomen vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
6.7.
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de Raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van dit rapport en advies aan de advocaten van de ouders;
6.8
neemt geen ambtshalve beslissing over de vraag van [de minderjarige] .
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 november 2024.