ECLI:NL:RBZWB:2024:7681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
C/02/426260 / FA RK 24/4094
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Gremmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang voor een cliënt met een persoonlijkheidsstoornis

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging voor een cliënt, geboren in 1935, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging voor de duur van twee jaar op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2024 bleek dat de cliënt niet bereid was om te reageren op vragen, wat leidde tot een voortzetting van de behandeling in haar afwezigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt 24-uurs zorg nodig heeft, omdat zij niet meer voor zichzelf kan zorgen en dat haar gedrag volledig wordt gestuurd door haar persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank oordeelde dat de persoonlijkheidsstoornis dezelfde gedragsproblemen en regieverlies veroorzaakt als bij een psychogeriatrische aandoening, en dat de benodigde zorg vergelijkbaar is. De rechtbank heeft de aanvraag van het CIZ aanvankelijk aangehouden om een medische verklaring van een onafhankelijke psychiater te verkrijgen. Na indiening van deze verklaring op 23 september 2024, waarin werd bevestigd dat de cliënt lijdt aan wanen en een cluster A persoonlijkheidsstoornis, heeft de rechtbank geoordeeld dat de cliënt een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf nodig heeft. De rechtbank verleent de machtiging voor de duur van één jaar, tot en met 21 september 2025, en wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/426260 / FA RK 24/4094
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van 25 september 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van twee jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1935 te [geboorteplaats] ,
wonende [stichting] , [adres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J.H.P.M. Verhagen te Breda .

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 september 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 15 januari 2024;
- de aanvraag van 29 augustus 2024;
- de medische verklaring van 28 augustus 2024 van de specialist ouderengeneeskunde [naam 1] ;
- medische gegevens t.b.v. aanvraag WLZ indicatie van 8 augustus 2024;
- het zorgafspraken van 6 augustus 2024;
- een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolgde de Wet Bopz, de Wvggz en de Wzd.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit de volgende stukken:
  • de aanvullende medische verklaring van 23 september 2024 van [naam 2] , psychiater;
  • het e-mailbericht van mr. Verhagen van 24 september 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 september 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- mr. Verhagen, de advocaat van cliënt;
- de heer [naam 3] , verpleegkundig specialist;
- mevrouw [naam 4] , mentor/bewindvoerder;
- mevrouw [naam 5] , arts in opleiding;
- mevrouw [naam 6] , verpleegkundige.
1.4
De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënt niet bereid was zich te doen horen. Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft de advocaat te kennen gegeven dat de vraag is of cliënt wil aansluiten net zoals de voorgaande mondelinge behandeling. Cliënt zegt niets en geeft geen antwoord op vragen die haar gesteld worden. Daarop is de rechter in aanwezigheid van de advocaat en de griffier naar de kamer van cliënt gegaan. Cliënt zwijgt op alle vragen. Zowel de rechter als de advocaat hebben cliënt herhaaldelijk op het belang gewezen om haar standpunt over het verzoek aan te geven. Cliënt geeft hierop steeds geen antwoord. Ook op de vraag van de rechter om ja of nee te knikken, reageert ze niet. De rechter heeft cliënt verteld dat de mondelinge behandeling zal worden voortgezet in een andere ruimte en dat zij daarbij mag aansluiten. De rechter, advocaat en griffier hebben de kamer van cliënt daarop verlaten. De mondelinge behandeling is met instemming van de advocaat in afwezigheid van cliënt voortgezet. De advocaat heeft namens cliënt het woord gevoerd en een standpunt ingenomen.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van 24 maanden.

3.Standpunten

3.1
De specialist ouderengeneeskunde verklaart dat bij cliënt sprake is van persoonlijkheidsproblematiek cluster A. Desgevraagd geeft hij aan dat de Wzd van toepassing is omdat daar haar zorgbehoefte ligt. Cli ënt heeft 24-uurs zorg nodig in de verpleeginstelling omdat ze niet meer voor haarzelf kan zorgen. De situatie is ten opzichte van het vorige verzoek niet veel veranderd. Cliënt praat niet of nauwelijks. Als ze praat zijn het vaak spirituele opmerkingen die erg passend zijn bij haar ziektebeeld. Een rechterlijke machtiging is nodig omdat de zorgverleners met haar het gesprek niet kunnen aangaan als ze weer wegloopt.
3.2
De verpleegkundige sluit zich aan bij hetgeen door de specialist ouderengeneeskunde naar voren is gebracht. Voor wat betreft het verzet is zij eind augustus nog een keer weggelopen. Verbaal verzet is er niet maar een gesprek met cliënt is niet of nauwelijks mogelijk. Ze geeft enkel korte opmerkingen of aanwijzingen. De SPV-er probeert contact te maken met haar maar daar reageert ze niet op. Ze wil niet geholpen worden en accepteert geen zorg.
3.3
De mentor van cliënt verklaart dat zij achter het verzoek staat. Cliënt is erg zorgmijdend en kan niet meer voor zichzelf zorgen. Cliënt heeft tegen de collega van de mentor gezegd dat ze weg wil uit deze instelling maar dat ze wel graag naar een andere locatie wil, wellicht in [plaats] waar ze vandaan komt. De mentor vraagt aan de specialist ouderengeneeskunde of daar over een tijdje naar gekeken kan worden en is het eens met de advocaat dat een kortere rechterlijke machtiging dan ook passend is.
3.4
De advocaat voert aan dat hij veel moeite heeft gedaan om met cliënt in gesprek te komen maar dat zij ook tegen hem niets zegt. Hij heeft haar aangegeven wat er verzocht wordt, wat er in de stukken staat en de duur van de gevraagde machtiging maar kreeg daarop geen reactie. Dat maakt het lastig om een standpunt namens cliënt in te nemen. De advocaat denkt overigens wel dat het belangrijk is voor cliënt dat ze zo af en toe nog een dagje terug kan naar haar woning wanneer deze wat is aangepast. De woning is nu namelijk niet woonbaar. De advocaat verzoekt om de termijn te bekorten tot een jaar tot maximaal 18 maanden omdat cliënt hier niet wil zijn.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat bij cliënt geen sprake is van een verstandelijke beperking of een psychogeriatrische stoornis en evenmin van een gelijkgestelde aandoening. Cliënt lijdt aan een psychische stoornis. Op grond van artikel 24 lid 4 van de Wzd kan de rechter een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf verlenen voor een persoon met een psychische stoornis en de stoornis van die persoon gelijkstellen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, indien de rechter op basis van de verklaring van een ter zake kundige arts oordeelt dat sprake is van een psychische stoornis:
a. die dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kan veroorzaken;
b. waarbij de benodigde zorg in verband met deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap; en
c. waarbij deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.
4.2
Ten tijde van de mondelinge behandeling is er een medische verklaring overgelegd die is opgesteld door een specialist ouderengeneeskunde. De rechtbank is van oordeel dat daarmee niet aan de wettelijke eisen is voldaan. Er is bij cliënt sprake van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz. De medische verklaring kan alleen door een onafhankelijke psychiater worden opgesteld. Dat er een beroep wordt gedaan op de Wzd doet hieraan niet af. Om die reden heeft de rechtbank binnen de beslistermijn het verzoek aangehouden en het CIZ de mogelijkheid gegeven alsnog een medische verklaring te overleggen van een onafhankelijke psychiater die (minstens een jaar) niet is betrokken bij cliënt en haar behandeling en cliënt kort daarvoor feitelijk heeft onderzocht en/of gesproken. Ook is bepaald dat de advocaat van cliënt in de gelegenheid wordt gesteld om schriftelijk op de nieuwe medische verklaring te reageren, waarna de rechtbank zal beslissen op het aangehouden verzoek.
4.3
Op 23 september 2024 heeft het CIZ de medische verklaring die door een psychiater is opgesteld, overgelegd. De advocaat van cliënt heeft op 24 september 2024 aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben op de medische verklaring en verzoekt het verzoek verder schriftelijk af te doen.
4.4
Uit de medische verklaring van 23 september 2024 blijkt eveneens dat er sprake is van wanen en betrekkingswanen bij een eerder vastgestelde cluster A persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank stelt dat een persoonlijkheidsstoornis op zichzelf geen stoornis is in de zin van de wet. Een persoonlijkheidsstoornis is alleen aan te duiden als psychische stoornis als die gepaard gaat met een andere stoornis of wanneer de stoornis dermate ernstig is dat daardoor het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Naar het oordeel van de rechtbank is daaraan voldaan. De psychiater onderbouwt in de medische verklaring dat het gedrag van cliënt volledig wordt gestuurd door haar ziektebeeld. Cliënt heeft (betrekkings)wanen en praat nauwelijks, met uitzondering van spirituele opmerkingen. Uit de stukken blijkt dat ze meerdere keren is opgenomen in het ziekenhuis bij periodes met verwaarlozing of ziekte ten gevolge hiervan, zoals onderkoeling en afvallen. Ze heeft geen besef en inzicht in de consequenties van haar keuze hulp te weigeren. Ze heeft 24-uurs hulp en begeleiding nodig om te voorkomen dat risicovolle situaties voor haarzelf en haar omgeving ontstaan.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat uit zowel de bevindingen van de onafhankelijke psychiater als de informatie van de specialist ouderengeneeskunde tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen dat de persoonlijkheidsstoornis bij cliënt dezelfde gedragsproblemen en hetzelfde regieverlies veroorzaakt als een psychogeriatrische aandoening. Ook vereist de psychische stoornis vergelijkbare zorg als een psychogeriatrische aandoening en leiden deze gedragsproblemen en regieverlies tot ernstig nadeel voor cliënt. Cliënt heeft 24-uurs zorg, hulp en begeleiding nodig in een verpleeghuis. Zij heeft volledige ondersteuning nodig bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Zonder deze zorg leidt haar gedrag tot maatschappelijke teloorgang, gebrek aan voeding en vocht, ernstige gezondheidsrisico’s voor zichzelf en andere risicovolle situaties. Cliënt heeft geen besef en inzicht in de consequenties van haar keuze hulp te weigeren.
4.6
Deze psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. In het verleden was er sprake van recidiverende opnames in het ziekenhuis
bij perioden met verwaarlozing of ziekte ten gevolge hiervan, zoals onderkoeling en
afvallen. Verder blijkt dat de partner van cliënt reeds was overleden in het huis waar
ze verbleef en ze had daar geen actie op ondernomen.
4.7
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt heeft 24 uur per dag zorg en toezicht nodig zodat zij behandeld kan worden en kunnen verdere gevaarlijke situaties voorkomen worden. Zij is gebaat bij structuur en een vertrouwde omgeving met deskundigen om haar heen die met haar gedrag kunnen omgaan. Sinds de opname wordt gezien dat de verwaarlozing is doorbroken.
4.8
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt accepteert geen hulp en laat niemand binnen, wat maakt dat bij eventuele terugkeer naar huis wederom sprake zal zijn van een onhoudbare thuissituatie.
4.9
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf.
Cliënt praat bijna niet en heeft tot een tijd terug enkel beperkte fysieke uitingen van verzet gedaan. Op sommige momenten was cliënt zoekende naar de uitgang of had ze weer haar spullen ingepakt. Ze is ook één keer naar haar huis gelopen. Richting de familie en vrienden heeft cliënt in diverse gesprekken duidelijk aangegeven niet te willen verblijven in de instelling en graag naar huis te willen. Ook accepteert ze geen zorg.
4.1
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De rechtbank oordeelt op grond van de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling dat, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, een machtiging voor de duur van een jaar in casu passend is. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat cliënt haar mening ten aanzien van het verzoek niet heeft kenbaar gemaakt aan de rechtbank. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat cliënt zich na een eventuele overplaatsing, volledig in de nieuwe situatie zal kunnen vinden. De rechterlijke machtiging wordt verleend na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging (tot voortzetting van de inbewaringstelling). De rechtbank zal hiermee bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden. De machtiging geldt aldus tot en met 21 september 2025.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1935 te [geboorteplaats] ,
5.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 21 september 2025;
5.3
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Gremmen, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Busselaar op 25 september 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.