In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel de verkoop en levering van de echtelijke woning te bewerkstelligen. De vrouw heeft op 15 mei 2024 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij nevenvoorzieningen zijn verzocht, waaronder de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw vordert dat de man zijn medewerking verleent aan de verkoop van de woning, die in gemeenschap van goederen is verworven, en dat hij zich houdt aan de adviezen van de makelaar. De man betwist echter dat er sprake is van een spoedeisend belang en stelt dat hij de woning kan overnemen, mits hij de juiste financiële documenten ontvangt.
De voorzieningenrechter heeft op 3 oktober 2024 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide partijen aanwezig waren met hun advocaten. De rechter heeft vastgesteld dat er nog geen rechterlijke uitspraak is gedaan over de verdeling van de woning en dat de echtscheidingsprocedure nog loopt. De vrouw heeft gesteld dat de man de woning niet kan financieren, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de man niet in staat is om de woning over te nemen. De vorderingen van de vrouw worden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening is dat er geen spoedeisend belang is en dat de man recht heeft op een uitspraak van de bodemrechter in de echtscheidingsprocedure.
De kosten van het geding worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. Bollen en in tegenwoordigheid van de griffier op 16 oktober 2024 openbaar uitgesproken.