Op 23 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, pleegouders, een vertegenwoordiger van de GI (Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering) en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren. De advocaat van de moeder was afwezig.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] op 25 oktober 2016 is ingegaan en sindsdien meerdere keren is verlengd. De huidige beschikking betreft een verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] besproken, waaronder schoolverzuim en de opvoedvaardigheden van de moeder en de grootouders. De kinderrechter concludeert dat de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] nog steeds aanwezig is en dat er behoefte is aan een aanvullende opvoedomgeving.
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 25 oktober 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [de minderjarige] de juiste ondersteuning en structuur krijgt in haar ontwikkeling.