ECLI:NL:RBZWB:2024:7687

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
C/02/426278 / JE RK 24-1602
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 23 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, pleegouders, een vertegenwoordiger van de GI (Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering) en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren. De advocaat van de moeder was afwezig.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] op 25 oktober 2016 is ingegaan en sindsdien meerdere keren is verlengd. De huidige beschikking betreft een verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] besproken, waaronder schoolverzuim en de opvoedvaardigheden van de moeder en de grootouders. De kinderrechter concludeert dat de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] nog steeds aanwezig is en dat er behoefte is aan een aanvullende opvoedomgeving.

De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 25 oktober 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [de minderjarige] de juiste ondersteuning en structuur krijgt in haar ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/426278 / JE RK 24-1602
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M. Kalle.
[grootouders (mz)],
hierna te noemen: de pleegouders van [de minderjarige] (grootouders mz),
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 september 2024, ontvangen op 5 september 2024;
  • het e-mailbericht van de advocaat van 17 oktober 2024, ontvangen op 17 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de pleegouders;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • een vertegenwoordiger van de Raad.
1.3.
De advocaat van de moeder is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 25 oktober 2016 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 25 oktober 2016 en tot 25 oktober 2017. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd tot 25 oktober 2024.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 25 januari 2021 is ten behoeve van [de minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij een persoon uit het netwerk voor de duur van negen maanden, met ingang van 25 januari 2021 en tot 25 oktober 2021. Het resterende deel van het verzoek van de GI is afgewezen.
2.4.
De beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 13 oktober 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd met ingang van 25 oktober 2021 en tot 25 oktober 2022.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 oktober 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin verlengd tot 25 oktober 2023.
2.6.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 19 oktober 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd voor de duur van één maand, te weten met ingang van 25 oktober 2023 en tot 25 november 2023. Het resterende deel van de verzoeken is aangehouden.
2.7.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 9 november 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd met ingang van 25 november 2023 en tot 25 oktober 2024.
2.8.
[de minderjarige] verblijft op grond van de laatst genoemde machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegouders.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin of instelling voor jeugdhulp (gezinshuis) voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling licht de GI toe dat [de minderjarige] nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Het is fijn dat [de minderjarige] binnen haar netwerk, bij haar grootouders mz, kan verblijven maar er zijn ook zorgen binnen deze opvoedomgeving. Deze zorgen zien niet alleen op de leeftijd en de gezondheid van de grootouders mz, maar ook op het feit dat [de minderjarige] iemand is die intelligent is, en die gestimuleerd moet worden. Daarnaast lijkt [de minderjarige] haar omgeving te overstijgen en is zij moeilijk te begrenzen. Het volgens de GI daarom van belang dat er een aanvullende opvoedomgeving komt, waarin [de minderjarige] uitgedaagd kan worden. Een gezinshuis kan hier helpend bij zijn. De GI begrijpt de wens van [de minderjarige] om voor het grootste gedeelte van de tijd bij haar grootouders mz te wonen, en om nog steeds bij haar moeder te kunnen logeren. Het is volgens de GI ook belangrijk dat dit in stand blijft. Verder geeft de GI aan dat [de minderjarige] eerst gedragsverandering moet laten zien voordat zij regulier onderwijs kan volgen. Momenteel is er nog te veel sprake van schoolverzuim en lukt het [de minderjarige] niet om op tijd te komen.
4.2.
De Raad staat achter het verzoek van de GI. Door de Raad is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er best nog wat zorgen zijn en dat er een boel dingen onduidelijk zijn. Het is van belang dat [de minderjarige] duidelijkheid krijgt over haar school en over haar woonperspectief. De moeder heeft in het verleden aangegeven dat het voor haar duidelijk is dat de kinderen niet thuis kunnen wonen, zolang zij minderjarig zijn. Nu is dit voor de moeder anders. De Raad begrijpt dat de moeder wil dat [de minderjarige] thuis komt wonen, maar vraagt zich af of de moeder hiervoor voldoende (opvoed)vaardigheden heeft. Het is vooral van belang dat het contact tussen [de minderjarige] en de moeder goed verloopt en dat zij elkaar regelmatig zien. De Raad vindt het in het belang van [de minderjarige] dat er een aanvullende opvoedomgeving voor haar komt, waarin zij uitgedaagd kan worden en waarin zij te maken krijgt met opvoeders die haar kunnen bieden wat zij nodig heeft.
4.3.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij inmiddels een eigen woning heeft. De moeder heeft veel contact met [de minderjarige] en [de minderjarige] heeft ook een tijdje bij haar gelogeerd. Dat ging heel goed. De moeder vraagt zich dan ook af waarom [de minderjarige] niet naar haar kan terugkeren. Desondanks staat de moeder wel achter het verzoek van de GI. De moeder geeft ten slotte nog aan dat zij een ouderschapscursus wil volgen.
4.4.
De pleegouders stemmen in met het verzoek. Zij herkennen de zorgen zoals die tijdens de mondelinge behandeling zijn geschetst door de GI.
4.5.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [de minderjarige] aangegeven dat zij het fijn vindt om bij haar grootouders mz te wonen. Zij heeft daar een nieuwe kamer en een kat. Ook ziet zij haar moeder vaak. Het liefst wil [de minderjarige] regulier onderwijs volgen aan [de middelbare school] in [woonplaats 2] . De school waar [de minderjarige] nu zit, [voortgezet onderwijs] , is geen fijne school voor haar. Zij krijgt daar niet de ondersteuning die zij nodig heeft. Verder heeft [de minderjarige] aangegeven dat zij open staat voor een buddy. [de minderjarige] is het namelijk met de kinderrechter eens dat zij uitgedaagd moet worden. [de minderjarige] vindt haar woonsituatie – bij haar grootouders mz - goed zoals het nu is, maar zij staat er wel voor open om eventueel een paar dagen in de week in een gezinshuis te verblijven. Dit zou een uitdaging voor haar zijn.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlengen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] . De kinderrechter zal dan ook het verzoek van de GI toewijzen. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] worden verlengd voor de duur van een jaar, te weten van 25 oktober 2024 en tot 25 oktober 2025. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.4.
De kinderrechter overweegt allereerst dat er in het afgelopen jaar een enorme positieve ontwikkeling heeft plaatsgevonden en de kinderrechter wil alle betrokkenen daarvoor complimenteren.
5.5.
De kinderrechter is van oordeel dat de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] nog niet is weggenomen. Er zijn nog steeds veel zorgen. De zorgen zijn gelegen in het feit dat [de minderjarige] het gezag van de mensen om zich heen minder lijkt te accepteren. Hierdoor wordt zij onvoldoende aangestuurd. Er is daarnaast ook niet altijd zicht op wat [de minderjarige] doet en met wie zij is, terwijl [de minderjarige] een jong en kwetsbaar meisje is. Ook maakt de kinderrechter zich zorgen over de opvoedvaardigheden van de grootouders mz en de moeder. [de minderjarige] is erg intelligent en lijkt haar opvoeders te overstijgen. Daarnaast is het schoolverzuim van [de minderjarige] in de afgelopen periode toegenomen, is [de minderjarige] eerder betrapt met hasj op school en heeft zij zich bedreigend opgesteld richting een leeftijdsgenootje. Tot slot zijn er zorgen over de persoonlijke ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] wordt op dit moment onvoldoende aangestuurd en uitgedaagd. Dat vindt de kinderrechter zorgelijk.
5.6.
Gezien de hiervoor beschreven zorgen komt de kinderrechter tot de conclusie dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. Dit maakt het noodzakelijk dat er ook in de komende periode hulp en regie in een gedwongen kader wordt ingezet. Daarbij verwacht de kinderrechter dat de GI stevig regie blijft voeren en de belangen van [de minderjarige] blijft bewaken. Er moet duidelijkheid komen over het toekomstperspectief voor [de minderjarige] . De kinderrechter verzoekt de GI om de wens van [de minderjarige] - om regulier onderwijs te volgen - serieus te nemen. Dat [de minderjarige] het niet naar haar zin heeft op haar huidige school, kan namelijk ten grondslag liggen aan haar probleemgedrag (schoolverzuim en te laat komen). Daarnaast is het de taak van de GI om de mogelijkheid van een buddy voor [de minderjarige] te onderzoeken, zodat [de minderjarige] over haar gevoelens kan praten met iemand die zij vertrouwt. Het is namelijk belangrijk dat [de minderjarige] haar kwetsbare emoties durft te uiten en dat zij zich sociaal-emotioneel op een positieve manier ontwikkeld. Tevens zou een buddy haar uitgedaagd houden.
5.7.
Daarnaast overweegt de kinderrechter dat een thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder niet mogelijk is. De moeder is namelijk niet in staat om te bieden wat [de minderjarige] nodig heeft. De moeder heeft moeite met organiseren, plannen en het stellen van grenzen. [de minderjarige] wordt door de moeder onvoldoende aangestuurd en [de minderjarige] lijkt de ouderrol op zich te nemen. De kinderrechter vindt een uithuisplaatsing van [de minderjarige] dan ook noodzakelijk.
5.8.
De kinderrechter wijst het verzoek van de GI toe om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen in een pleeggezin of een instelling voor jeugdhulp (gezinshuis). [de minderjarige] heeft begrenzing, duidelijkheid en structuur nodig. Hierbij kan een (gedeeltelijke) doorplaatsing naar een gezinshuis helpend bij zijn. Zo wordt er een tweede opvoedomgeving voor [de minderjarige] gecreëerd waarin zij meer uitgedaagd kan worden en wat beter aansluit bij haar intelligentieniveau. Daarnaast worden de grootouders mz en de moeder door de (gedeeltelijke) plaatsing van [de minderjarige] in een gezinshuis ontlast.
5.9.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [de minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met ingang van 25 oktober 2024 en tot 25 oktober 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin of instelling voor jeugdhulp (gezinshuis) met ingang van 25 oktober 2024 en tot 25 oktober 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 30 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.