Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[huisarts 1] , H.O.D.N. [huisartsenpraktijk 1] ,
[huisarts 2] , H.O.D.N. [huisartsenpraktijk 2] ,
[huisarts 3] , MAAT IN DE MAATSCHAP H.O.D.N. [huisartsenpraktijk 3] ,
[huisarts 4] , MAAT IN DE MAATSCHAP H.O.D.N. [huisartsenpraktijk 3] ,
[huisarts 5] , H.O.D.N. [huisartsenpraktijk 4] ,
[huisarts 6] , MAAT IN DE MAATSCHAP H.O.D.N. MAATSCHAP [huisartsenpraktijk 5] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 oktober 2024 met producties 1 tot en met 19,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 32,
- de mondelinge behandeling van 30 oktober 2024,
- de pleitnota van [huisartsen] ,
- de pleitnota van [huisarts 7] .
2.De feiten
- Vanuit oogpunt van kwaliteit en gezondheid achten Deelnemers het noodzakelijk afspraken te maken over onderlinge, collegiale waarneming in verband met afwezigheid wegens kortdurende ziekte, calamiteiten, nascholing en periodes van arbeidsongeschiktheid;
- Deelnemers willen hun collegiale samenwerking als volgt vormgeven.
3.Het geschil
rechtheeft om een waarnemer of HIDHA aan te stellen. Uit de tekst van de overeenkomst volgt niet dat [huisartsen] een verplichting heeft om tot het aanstellen van een waarnemer of HIDHA over te gaan. Daarnaast kan [huisartsen] , of één van haar deelnemers, besluiten om de waarneming van de praktijk van [huisarts 7] op zich te nemen (en hierover met [huisarts 7] tariefafspraken te maken), maar uit de tekst van het artikel volgt dat ook dit alleen maar een recht is. In deze situatie kan uit de tekst van de overeenkomst geen verplichting van [huisartsen] tot waarneming worden afgeleid.