ECLI:NL:RBZWB:2024:7707

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/02/427322 / KG ZA 24-482 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot beëindiging van waarnemingsovereenkomst tussen huisartsen na langdurige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak vorderden de eisers, een groep huisartsen, dat de gedaagde huisarts, die langdurig arbeidsongeschikt is, zou stoppen met het doorsturen van post en het vermelden van hen als waarnemer op haar praktijkwebsite en telefoonbandje. De eisers stelden dat zij op grond van een waarneemovereenkomst niet meer verplicht waren om de praktijk van de gedaagde waar te nemen, nu de gedaagde al meer dan 30 dagen ziek was. De rechtbank oordeelde dat de eisers inderdaad niet meer gehouden waren om de praktijk van de gedaagde waar te nemen, aangezien de overeenkomst hen niet verplichtte om dit te doen na een periode van 30 dagen arbeidsongeschiktheid. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers toe en gelastte de gedaagde om de berichtgeving over de waarneming te verwijderen en het doorsturen van post te staken. De vorderingen van de gedaagde in reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/427322 / KG ZA 24-482
Vonnis in kort geding van 13 november 2024
in de zaak van

1.[huisarts 1] , H.O.D.N. [huisartsenpraktijk 1] ,

gevestigd te [plaats] ,
2.
[huisarts 2] , H.O.D.N. [huisartsenpraktijk 2] ,
gevestigd te [plaats] ,
3.
[huisarts 3] , MAAT IN DE MAATSCHAP H.O.D.N. [huisartsenpraktijk 3] ,
gevestigd te [plaats] ,
4.
[huisarts 4] , MAAT IN DE MAATSCHAP H.O.D.N. [huisartsenpraktijk 3] ,
gevestigd te [plaats] ,
5.
[huisarts 5] , H.O.D.N. [huisartsenpraktijk 4] ,
gevestigd te [plaats] ,
6.
[huisarts 6] , MAAT IN DE MAATSCHAP H.O.D.N. MAATSCHAP [huisartsenpraktijk 5] ,
gevestigd te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: [huisartsen] ,
advocaten: mr. N.U.N. Kien en mr. C.I. de Geus,
tegen
[huisarts 7] , H.O.D.N. [handelsnaam 1] , [handelsnaam 2] , [handelsnaam 3] , [handelsnaam 4] ,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [huisarts 7] ,
advocaat: mr. C. Grondsma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 oktober 2024 met producties 1 tot en met 19,
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 32,
  • de mondelinge behandeling van 30 oktober 2024,
  • de pleitnota van [huisartsen] ,
  • de pleitnota van [huisarts 7] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De leden van [huisartsen] en [huisarts 7] zijn allen praktijkhoudende huisartsen in [plaats] .
2.2.
Op 9 januari 2018 hebben [huisartsen] en [huisarts 7] , met ingangsdatum per
1 januari 2018, een waarneemovereenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst zijn partijen, voor zover relevant, het volgende overeengekomen:
“(…)Nemen het volgende in aanmerking:
(…)
  • Vanuit oogpunt van kwaliteit en gezondheid achten Deelnemers het noodzakelijk afspraken te maken over onderlinge, collegiale waarneming in verband met afwezigheid wegens kortdurende ziekte, calamiteiten, nascholing en periodes van arbeidsongeschiktheid;
  • Deelnemers willen hun collegiale samenwerking als volgt vormgeven.
(…)
Artikel 1. Duur
1.1
Deze overeenkomst vangt aan op 01-01-2018 en wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.
1.2
Deze overeenkomst kan door ieder van Deelnemers schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 6 (zes) kalendermaanden.
(…)
Artikel 2. Waarneming
2.1
Deelnemers wensen continue zorg voor hun patiënten door onderlinge waarneming te waarborgen.
2.2
Onder waarneming wordt verstaan: het door een of meerdere Deelnemers of eventueel diens vervangers tijdelijk, onder eigen verantwoordelijkheid en risico en met behoud van de eigen professionele autonomie, uitoefenen van de huisartsenpraktijk van de andere Deelnemers gedurende de in artikel 2 lid 3 genoemde periodes.
2.3
Deelnemers zullen bij kortdurende ziekte (minder dan 30 dagen), calamiteiten, nascholing en periodes van arbeidsongeschiktheid over en weer met gesloten beurzen waarnemen.
(…)
Artikel 4. Omvang waarneming
4.1
Bij kortdurende ziekte, calamiteiten, nascholing en periodes van arbeidsongeschiktheid van een der Deelnemers nemen de andere Deelnemers diens taken waar, zonder dat daarvoor enigerlei vergoeding verschuldigd is. Er wordt waargenomen met gesloten beurzen.
(…)
4.3
In geval van arbeidsongeschiktheid nemen Deelnemers kosteloos waar gedurende een periode van maximaal 30 dagen per ziektegeval, met gesloten beurs.
4.4
Indien de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan de in artikel 4 lid 3 genoemde periode, dan dient de arbeidsongeschikte Deelnemer een waarnemer of HIDHA aan te stellen. Wanneer dat niet gebeurt, hebben de overige Deelnemers het recht voor rekening van de arbeidsongeschikte Deelnemer een waarnemer of HIDHA aan te stellen. Indien Deelnemers ertoe besluiten zelf deze waarneming op zich te nemen, dan ontvangen zij hiervoor van de arbeidsongeschikte Deelnemer een vergoeding van de waargenomen uren op basis van een op dat moment tussen Deelnemers en de arbeidsongeschikte Deelnemer overeen te komen tarief.
(…)
Artikel 5. Bekendmaking waarneming
5.1
Deelnemers verplichten zich op duidelijke wijze aan hun praktijkadres kenbaar te maken welke Deelnemer(s) waarneemt(nemen).
5.2
Tevens dienen Deelnemers via telefoon, telefonisch antwoordapparaat dezelfde informatie als bedoeld in artikel 5 lid 1 te geven.
(…)”
2.3.
Op 28 juli 2024 heeft [huisarts 7] zich ziek gemeld en met inachtneming van de overeenkomst een beroep gedaan op [huisartsen] terzake de waarneming van haar praktijk.
2.4.
[huisarts 7] heeft vervolgens, na overleg met [huisartsen] , op haar website vermeld dat zij wegens ziekte is uitgevallen en dat haar praktijk zal worden waargenomen door [huisartsen] . Ook op het telefoonbandje van de praktijk van [huisarts 7] worden haar patiënten doorverwezen naar [huisartsen] .
2.5.
Bij e-mail van 31 juli 2024 heeft [huisartsen] de overeenkomst met [huisarts 7] opgezegd. Bij e-mail van 21 augustus 2024 heeft [huisartsen] de opzegging herhaald. Bij brief van 26 augustus 2024 heeft [huisartsen] [huisarts 7] meegedeeld:
“(…) Aan de huidige contractueel overeengekomen waarneemperiode van 30 dagen komt op 27 augustus 2024 een einde. Wij rekenen erop dat als je op dat moment nog ziek bent, je zelf voor een waarnemer gezorgd hebt. De continuïteit van zorg is na 27 augustus 2024 dus jouw verantwoordelijkheid, zoals het ook onder de normale contractuele regeling is. [huisartsen] is niet bereid aanvullend waar te nemen. (…)”
2.6.
Bij e-mail van 27 augustus 2024 heeft de advocaat van [huisarts 7] gereageerd en meegedeeld dat [huisartsen] op grond van artikel 4.4 van de overeenkomst ook na 30 dagen een waarneemverplichting heeft en de overeenkomst, ongeacht de discussie of er mag worden opgezegd, doorloopt tot 31 januari 2025 in verband met de opzegtermijn.
2.7.
Bij brief van 5 september 2024 heeft de advocaat van [huisartsen] aan de advocaat van [huisarts 7] meegedeeld dat artikel 4.4 van de overeenkomst [huisarts 7] verplicht om na 30 dagen een waarnemer of HIDHA (een huisarts in dienst van een huisarts) aan te stellen.
2.8.
Bij brief van 6 september 2024 heeft de advocaat van [huisarts 7] aan de advocaat van [huisartsen] bericht dat artikel 4.4 van de overeenkomst zich laat duiden als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van partijen. Omdat het [huisarts 7] ondanks meerdere pogingen nog niet gelukt is om een waarnemer te vinden, moet worden teruggevallen op [huisartsen] , aldus [huisarts 7] .
2.9.
Bij e-mail van 9 september 2024 heeft de advocaat van [huisartsen] de advocaat van [huisarts 7] meegedeeld dat er niet wordt waargenomen.
2.10.
Bij brief van 24 september 2024 sommeert de advocaat van [huisartsen] [huisarts 7] om berichtgeving vanuit [huisarts 7] dat [huisartsen] haar praktijk waarneemt, te stoppen alsook te stoppen met het doorsturen van post van haar patiënten.
2.11.
[huisarts 7] heeft aan de sommatie geen gehoor gegeven. Tot op heden is [huisarts 7] ziek gemeld en wordt [huisartsen] via de website en (het telefoonbandje van) de praktijk van [huisarts 7] aangemerkt als haar waarnemer.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[huisartsen] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, met onmiddellijke ingang, althans binnen vijf dagen na dit vonnis, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn:
primair:
[huisarts 7] gebiedt de berichtgeving zoals aangebracht in/op haar praktijk en/of op de website en/of op het telefoonbandje, inhoudende dat [huisartsen] haar praktijk waarneemt, te verwijderen dan wel aan te passen aan de werkelijke situatie, en/of;
[huisarts 7] gebiedt het doorsturen van de (niet beoordeelde) post van de praktijk van [huisarts 7] aan [huisartsen] te staken en gestaakt te houden, en/of;
subsidiair:
3. de voorziening(en) treft die de voorzieningenrechter in dezen gerade voorkomt, en;
primair en subsidiair:
4. [huisarts 7] veroordeelt in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[huisartsen] legt, kort gezegd, aan haar vordering het volgende ten grondslag. [huisartsen] heeft de praktijk van [huisarts 7] gedurende 30 dagen na haar ziekmelding waargenomen. Nu [huisarts 7] langdurig arbeidsongeschikt is, is zij op grond van artikel 4.4 van de overeenkomst verplicht om zelf een waarnemer of een HIDHA aan te stellen. [huisartsen] heeft op grond van artikel 4.4 het recht om voor rekening van [huisarts 7] een waarnemer of HIDHA aan te stellen of de waarneming zelf op zich te nemen. Dit is geen verplichting. [huisartsen] heeft onverplicht partijen benaderd die mogelijk zouden kunnen waarnemen. Er zijn wel waarnemers beschikbaar, maar er is geen waarnemer gevonden die specifiek in de praktijk van [huisarts 7] wil werken. Daarom zal [huisartsen] geen gebruik maken van het recht om zelf een waarnemer aan te stellen. De waarneming van de praktijk van [huisarts 7] door [huisartsen] is dan ook 30 dagen na de ziekmelding op 27 juli 2024, zijnde 28 augustus 2024, geëindigd. Omdat [huisartsen] niet meer waarneemt, moet [huisarts 7] de verwijzing naar [huisartsen] als haar waarnemer op haar website, in haar praktijk en op het telefoonbandje verwijderen en stoppen met het doorsturen van (niet beoordeelde) post van haar praktijk.
3.3.
[huisarts 7] voert verweer. De overeenkomst legt een waarneemverplichting op voor [huisartsen] zonder onderscheid te maken tussen kort- en langdurige ziekte. Artikel 4.4 van de overeenkomst betreft een gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen en voor [huisarts 7] , als arbeidsongeschikte huisarts, ligt deze verantwoordelijkheid anders omdat zij niet in staat is om waarneming te organiseren. [huisarts 7] heeft pogingen gedaan om een waarnemer te vinden, maar dit is niet gelukt. [huisartsen] is op grond van de overeenkomst en de redelijkheid en billijkheid, de gedragsregels voor artsen en het oogpunt van collegiale samenwerking verplicht om de praktijk van [huisarts 7] waar te nemen. [huisartsen] neemt tot op heden ook nog altijd de praktijk van [huisarts 7] waar. [huisarts 7] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [huisartsen] , met voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [huisartsen] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[huisarts 7] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij vooraard, de deelnemers van [huisartsen] :
ieder voor zich veroordeelt tot nakoming van de waarneemovereenkomst en op grond van die overeenkomst waar te nemen voor de praktijk van [huisarts 7] zolang er geen sprake is van een alternatieve oplossing;
ieder voor zich verbiedt aan te geven dat zij niet verplicht zouden zijn om waar te nemen voor [huisarts 7] , of dat zij niet zouden waarnemen voor [huisarts 7] ;
ieder voor zich gebiedt naar CZ, HZG [plaats] en eventueel anderen de uitlatingen over niet waarnemen in september en oktober te rectificeren conform tekst als genoemd in randnummer 57 (van de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie);
ieder voor zich en/of hoofdelijk veroordeelt dat zij voor iedere dag, of dagdeel, dat zij in gebreke blijven te voldoen aan de veroordeling onder 1. en/of het verbod overtreden onder 2. en/of niet voldoen aan de rectificatie onder 3. een dwangsom zullen verbeuren van € 1.000,- per dag met een maximum van € 50.000,-, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag;
(hoofdelijk) veroordeelt in de proceskosten.
3.6.
[huisartsen] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [huisarts 7] .
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zal de voorzieningenrechter deze vorderingen gezamenlijk behandelen.
Spoedeisend belang
4.2.
[huisartsen] stelt dat de verwijzing van [huisarts 7] naar [huisartsen] voor haar 2500 patiënten als haar waarnemer thans 1,5 tot 2 uur extra werk per praktijk per dag oplevert waardoor de praktijken van de leden van [huisartsen] worden overbelast. De praktijken van de leden van [huisartsen] zijn al vol en gesloten voor nieuwe patiënten. De voorzieningenrechter overweegt dat [huisartsen] hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, hetgeen door [huisarts 7] ook niet is betwist.
Over welke vragen moet de voorzieningenrechter een oordeel geven?
4.3.
De voorzieningenrechter moet een oordeel geven over de volgende vragen:
1. Heeft [huisartsen] zelf de waarneming op zich genomen?
2. Zo nee, is [huisartsen] dan op grond van de inhoud van de overeenkomst verplicht om zorg te dragen voor waarneming bij arbeidsongeschiktheid van [huisarts 7] , die langer duurt dan 30 dagen?
3. Zo nee, vereisen redelijkheid en billijkheid dat [huisartsen] toch de waarneming moet voortzetten?
Het gaat hierbij om een voorlopig oordeel, dat komt te vervallen als de rechtbank in een eventuele bodemprocedure anders zou beslissen.
Ad 1. Heeft [huisartsen] zelf de waarneming op zich genomen?
4.4.
Volgens [huisarts 7] heeft [huisartsen] ook na 27 augustus 2024 haar praktijk waargenomen en daarmee zelf de waarneming op zich genomen in de zin van artikel 4.4 van de overeenkomst.
[huisarts 7] heeft hiertoe 32 voorbeelden overgelegd na een door een medewerker van [huisarts 7] uitgevoerde steekproef. [huisartsen] heeft gemotiveerd betwist dat er sprake is van waarneming. Volgens [huisartsen] heeft zij patiënten van [huisarts 7] vanaf 28 augustus 2024 behandeld als passanten en heeft zij hiervoor bij CZ ook een passantentarief gedeclareerd. Hierbij is geen sprake van waarneming; er is tussen partijen ook niet conform artikel 4.4 van de overeenkomst een tarief hiervoor overeengekomen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [huisarts 7] onvoldoende heeft ingebracht tegenover deze betwisting. [huisarts 7] heeft daarom niet aannemelijk gemaakt, dat [huisartsen] zelf de waarneming op zich heeft genomen in de zin van artikel 4.4 van de overeenkomst.
Ad 2. Een verplichting op grond van de inhoud van de overeenkomst?
4.5.
Partijen verschillen van mening over de inhoud van de overeenkomst. De overeenkomst tussen partijen zal daarom moeten worden uitgelegd aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Dit houdt in dat naast de taalkundige betekenis van de tekst, ook moet worden gekeken naar de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen en overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij zijn alle concrete omstandigheden van het geval van belang, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.6.
De door partijen overgelegde stukken en mededelingen ter zitting bevatten geen concrete verklaringen of gedragingen die context kunnen bieden aan de uitleg van de overeenkomst. Dit heeft tot gevolg dat de voorzieningenrechter voor de uitleg is aangewezen op de tekst van de overeenkomst. Tussen partijen staat vast dat zij voor het sluiten van de overeenkomst gebruik hebben gemaakt van een model van de Landelijke Huisartsen Vereniging.
4.7.
[huisarts 7] voert aan dat uit de considerans van de overeenkomst volgt dat [huisartsen] medeverantwoordelijk is (en dus ook verplicht is) voor het vinden van een waarnemer of HIDHA en het daarmee waarborgen van de continuïteit van de zorg voor de patiënten van [huisarts 7] . De voorzieningenrechter volgt [huisarts 7] hierin niet. Uit de considerans volgt slechts in algemene zin dat partijen vanuit het oogpunt van kwaliteit en gezondheid afspraken wensen te maken over waarneming wegens kortdurende ziekte, calamiteiten, nascholing en periodes van arbeidsongeschiktheid. In de daaropvolgende artikelen zijn de afspraken concreet uitgewerkt. Deze uitwerking is naar het oordeel van de voorzieningenrechter bepalend.
4.8.
De artikelen 4.3 en 4.4 van de overeenkomst zijn hierboven onder randnummer 2.2 geciteerd. Uit artikel 4.3 van de overeenkomst volgt dat [huisartsen] per ziektegeval van [huisarts 7] maximaal 30 dagen met gesloten beurs de praktijk van [huisarts 7] waarneemt. Dit is tussen partijen niet in geschil. Artikel 4.4 ziet op de situatie dat de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan 30 dagen. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan door het woord ‘dient’ de tekst van de overeenkomst redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd dan dat na een periode van 30 dagen [huisarts 7] als arbeidsongeschikte deelnemer zelf een waarnemer of HIDHA aan moet stellen. Daarnaast volgt uit de tekst dat [huisartsen] , als [huisarts 7] hier niet zelf toe overgaat, het
rechtheeft om een waarnemer of HIDHA aan te stellen. Uit de tekst van de overeenkomst volgt niet dat [huisartsen] een verplichting heeft om tot het aanstellen van een waarnemer of HIDHA over te gaan. Daarnaast kan [huisartsen] , of één van haar deelnemers, besluiten om de waarneming van de praktijk van [huisarts 7] op zich te nemen (en hierover met [huisarts 7] tariefafspraken te maken), maar uit de tekst van het artikel volgt dat ook dit alleen maar een recht is. In deze situatie kan uit de tekst van de overeenkomst geen verplichting van [huisartsen] tot waarneming worden afgeleid.
4.9.
Kortom: de overeenkomst bevat voor [huisartsen] geen verplichting om zorg te dragen voor waarneming bij arbeidsongeschiktheid van [huisarts 7] als die langer duurt dan 30 dagen.
Ad 3. Vereisen redelijkheid en billijkheid dat [huisartsen] toch de waarneming moet voortzetten?
4.10.
Partijen moeten zich naar redelijkheid en billijkheid ten opzichte van elkaar gedragen als het gaat om de uitvoering van de overeenkomst (artikel 6:248 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [huisarts 7] heeft gesteld dat zij volledig arbeidsongeschikt is en niet in staat is zelf een waarnemer of HIDHA te regelen. Volgens haar betekent dit dat [huisartsen] dan toch langer moet waarnemen.
4.11.
De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt. Vaststaat dat [huisarts 7] volledig arbeidsongeschikt is. Anders dan [huisarts 7] eerder heeft gesteld, is zij in staat geweest wel iets te regelen voor haar waarneming. In randnummer 46 van haar conclusie heeft [huisarts 7] immers ongeveer 30 organisaties en platformen genoemd die door haar of haar vertegenwoordiger zonder succes als waarnemer zijn benaderd. De door [huisarts 7] gestelde omstandigheid doet zich dus niet voor.
4.12.
[huisarts 7] voert verder nog aan dat het in het belang van haar patiënten is dat de waarneming door [huisartsen] wordt gecontinueerd. [huisartsen] heeft op haar beurt aangegeven dat de praktijken van haar leden (zowel wat betreft de huisartsen als het ondersteunend personeel) overbelast worden. Zij heeft verschillende alternatieven aangevoerd, zoals [organisatie 1] en [organisatie 2] , voor het verlenen van zorg aan de patiënten van [huisarts 7] . Daarnaast kunnen volgens [huisartsen] patiënten van [huisarts 7] als zogeheten passant bij alle huisartsen in [plaats] terecht voor zorg en kunnen patiënten zich wenden tot hun zorgverzekeraar die ex artikel 11 Zorgverzekeringswet verplicht is zorg beschikbaar te stellen. Kort gezegd komt de stelling van [huisartsen] er op neer dat de patiënten van [huisarts 7] niet in de kou komen te staan en er, naast [huisartsen] , voldoende mogelijkheden zijn om de continuïteit van de zorg voor de patiënten van [huisarts 7] te waarborgen. Dat deze mogelijkheden bestaan, wordt door [huisarts 7] niet betwist.
4.13.
De voorzieningenrechter oordeelt hierover het volgende. [huisartsen] heeft geprobeerd om aan de belangen van [huisarts 7] tegemoet te komen, door – onverplicht – pogingen te ondernemen een waarnemer voor haar praktijk te vinden. Ook [huisarts 7] heeft geprobeerd een waarnemer te vinden, maar is daarin niet geslaagd.
Het is aannemelijk dat de praktijken van [huisartsen] , die al langer geen nieuwe patiënten meer inschrijven, overbelast zijn en nog meer overbelast zullen raken als van hen gevergd wordt de waarneming op de huidige wijze voort te zetten. Dit is schadelijk voor hun gezondheid en kan van hen niet worden gevraagd. Het is ook met het oog op de zorg voor patiënten niet verantwoord. Bij structurele overbelasting dreigt uitval van artsen en ondersteuners waardoor nog minder patiënten goed geholpen kunnen worden. Vanwege deze gevolgen is het niet redelijk en billijk [huisartsen] te blijven belasten met de waarneming van de praktijk van [huisarts 7] .
4.14.
De conclusie is dat redelijkheid en billijkheid niet vereisen dat [huisartsen] de waarneming van de praktijk van [huisarts 7] moet voortzetten.
Gevolgen voor de vorderingen
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat [huisartsen] op grond van de overeenkomst vanaf 28 augustus 2024 niet meer gehouden is om de praktijk van [huisarts 7] waar te nemen. Er bestaat dan ook geen grond voor het doorsturen van post aan [huisartsen] of berichtgeving dat [huisartsen] haar praktijk waarneemt. De vorderingen in conventie zullen worden toegewezen. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
4.16.
De verwijdering van het bericht brengt met zich, dat voor patiënten onduidelijkheid kan ontstaan waar zij terecht kunnen. Dit is niet opgenomen in een vordering. Het ligt op de weg van (de vertegenwoordiger van) [huisarts 7] een duidelijk bericht op haar website te plaatsen. Vermeld wordt hier dat [huisartsen] heeft toegelicht waar de patiënten van [huisarts 7] terecht kunnen. Kort gezegd kunnen zij terecht bij alle huisartsen in de regio [plaats] als ‘passant’, daarnaast bij [organisatie 1] en [organisatie 2] . Bij problemen kunnen zij zich volgens [huisartsen] melden bij hun zorgverzekeraar.
Kosten
4.17.
[huisarts 7] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie en in reconventie betalen. De proceskosten van [huisartsen] in conventie en in reconventie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.844,42
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
gebiedt [huisarts 7] om binnen vijf dagen na dit vonnis de berichtgeving zoals aangebracht in/op haar praktijk en/of op de website en/of op het telefoonbandje, inhoudende dat [huisartsen] haar praktijk waarneemt, te verwijderen,
5.2.
gebiedt [huisarts 7] om het doorsturen van de (niet beoordeelde) post van de praktijk van [huisarts 7] aan [huisartsen] te staken en gestaakt te houden,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van [huisarts 7] af,
in conventie en in reconventie
5.4.
veroordeelt [huisarts 7] in de proceskosten van € 1.844,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [huisarts 7] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [huisarts 7] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.