ECLI:NL:RBZWB:2024:7714
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Voorzieningenrechter
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met connexiteitsvereiste
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 november 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, woonachtig in [plaats], heeft een verzoek ingediend tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De voorzieningenrechter oordeelt dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zitting achterwege kan blijven. Dit betekent dat de zaak op basis van de ingediende stukken wordt beoordeeld.
De voorzieningenrechter legt uit dat voor het treffen van een voorlopige voorziening, er sprake moet zijn van een besluit en een bezwaar of beroep tegen dat besluit, wat het connexiteitsvereiste inhoudt. In dit geval heeft verzoeker zijn verzoek ingediend tijdens de bezwaarprocedure. Op 23 oktober 2024 is er een beslissing op bezwaar genomen, maar verzoeker heeft nog geen beroep ingesteld tegen deze beslissing. Hierdoor is er op dit moment geen beroepsprocedure aan de gang, wat betekent dat niet is voldaan aan het connexiteitsvereiste.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. Verzoeker wordt geïnformeerd dat de beroepstermijn loopt tot 4 december 2024, en dat hij tot die tijd nog een beroepschrift kan indienen. Indien hij ook een voorlopige voorziening wil aanvragen, zal hij een nieuw verzoek moeten indienen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.