In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 20 november 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 17 oktober 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning, gelegen in Loon op Zand, vastgesteld op € 652.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, vond deze waarde te hoog en stelde dat de waarde maximaal € 588.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde. De waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen zijn gebruikt. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen, die zijn gebruikt voor de waardebepaling, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de toegepaste correcties voor kwaliteit en onderhoud adequaat zijn.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt haar griffierecht niet vergoed, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.