ECLI:NL:RBZWB:2024:7725

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/423374 / FA RK 24-2673
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
  • mr. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderlijk gezag in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende het ouderlijk gezag over een minderjarige. De vrouw heeft verzocht om alleen met het ouderlijk gezag over haar kind belast te worden. Sinds de indiening van het verzoekschrift zijn de omstandigheden veranderd; de vrouw is vertrokken en heeft geen contact meer met de gecertificeerde instelling (GI), de pleegouders en de minderjarige. De hulpverlening aan de vrouw stopt, en zij verliest haar woning. Beide ouders zijn onbereikbaar, wat leidt tot een gezagsvacuüm. De rechtbank, in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming en de GI, concludeert dat het in het belang van de minderjarige is om het ouderlijk gezag van beide ouders te beëindigen, hoewel dit verzoek niet is ingediend. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw toe, zodat zij alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige kan worden belast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/423374 / FA RK 24-2673
datum uitspraak 17 oktober 2024
beschikking over de wijziging van het ouderlijk gezag
in de zaak van
[de vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. D.C.M. Smeulders-Martens,
en
[de man],
wonende aan [woonadres] ,
hierna te noemen de man.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 6 juni 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- de e-mailberichten van mevrouw [naam] (jeugdzorgwerker bij de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering) van 25 juli 2024 en 29 augustus 2024.
1.2.
De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 3 oktober 2024. Bij die gelegenheid is de advocaat van de vrouw verschenen. Ook was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI).
1.3.
Ondanks dat de vrouw en de man behoorlijk zijn opgeroepen, zijn zij niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2.De feiten

2.1.
Zoals blijkt uit de stellingen en ingediende stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen hebben een relatie met elkaar gehad;
- tijdens deze relatie is het volgende, nu nog minderjarige kind geboren:
[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats] ;
- de man heeft [minderjarige] erkend. Partijen zijn samen belast met het ouderlijk gezag over haar;
- in de beschikking van 18 december 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 2 februari 2024 tot 28 december 2024. Ook heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin verlengd met ingang van 28 december 2023 tot
28 december 2024.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt, samengevat, om haar voortaan alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten.

4.De beoordeling

4.1.
Voor de onderbouwing van haar verzoek geeft de vrouw aan dat [minderjarige] bij een pleeggezin woont en dat haar perspectief bij dit pleeggezin ligt. Dit heeft de vrouw geaccepteerd. Het contact met de pleegouders is goed en de vrouw reageert adequaat op verzoeken waarvoor haar handtekening nodig is. De GI is niet voornemens om een gezagsbeëindigende maatregel in te dienen en zal mogelijk ook geen verlenging van de ondertoezichtstelling vragen. Op het moment dat de GI niet meer betrokken is, dan verwacht de vrouw wel problemen. De man toont geen enkele interesse in [minderjarige] . Hij heeft geen rol in haar leven en zijn gezag heeft hij feitelijk nooit uitgeoefend. Partijen hebben geen contact met elkaar en ook de pleegouders hebben geen contact met hem. Het is in het belang van [minderjarige] dat de vrouw alleen met het ouderlijk gezag over haar wordt belast.
De advocaat van de vrouw heeft op de mondelinge behandeling aangegeven geen contact meer te hebben met de vrouw.
4.2.
Op de mondelinge behandeling heeft de GI verklaard dat zij in eerste instantie instemde met het verzoek van de vrouw. Inmiddels is de situatie veranderd. De GI maakt zich grote zorgen over de vrouw. Zij is volledig uit contact met de GI, de pleegouders en [minderjarige] . De begeleiding vanuit de WMO gaat stoppen en dit geldt ook voor de bewindvoering. De woning van de vrouw zal op korte termijn worden ontruimd. Het vermoeden bestaat dat de vrouw bij haar huidige partner in België verblijft en het is onduidelijk of zij vrijwillig is vertrokken. Op dit moment is er sprake van een gezagsvacuüm, omdat er geen ouder beschikbaar is om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. De man is namelijk ook uit beeld. De GI heeft inmiddels een verzoek tot onderzoek bij de Raad ingediend voor een gezagsbeëindigende maatregel.
4.3.
De Raad heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat het verzoek tot onderzoek is ontvangen en met spoed zal worden opgepakt. Op dit moment is er een situatie ontstaan waarin beide ouders onbereikbaar zijn. Hierdoor kunnen er geen gezagsbeslissingen over [minderjarige] worden genomen. Dit baart de Raad grote zorgen.
4.4.
De rechtbank kan op grond van artikel 1:253n in verbinding met artikel 1:252 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van (een van) de ouders het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd, en bepalen dat het gezag voortaan aan één ouder toekomt. Dit is aan de orde als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of wanneer wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Sinds de indiening van het verzoekschrift van de vrouw zijn de omstandigheden veranderd. In de zomervakantie 2024 is de vrouw vertrokken en volledig uit contact geraakt met de GI, de pleegouders en [minderjarige] . De hulpverlening rondom de vrouw stopt of zal op korte termijn stoppen. Ook raakt zij haar woning kwijt. Er zijn grote zorgen over de vrouw en de GI heeft een verzoek tot onderzoek gevraagd aan de Raad naar een gezagsbeëindigende maatregel. Het is zeer belangrijk dat dit onderzoek snel wordt opgepakt, omdat er sprake is van een gezagsvacuüm. Beide ouders van [minderjarige] zijn onbereikbaar, waardoor er geen gezagsbeslissingen over haar kunnen worden genomen. Deze situatie is zeer zorgelijk. De vraag is nu wat het meest in het belang van [minderjarige] is. Met de Raad en de GI is de rechtbank van oordeel dat het nu het meest in het belang van [minderjarige] is om het ouderlijk gezag van beide ouders te beëindigen, maar dit verzoek ligt niet voor. Bij toewijzing van het verzoek van de vrouw is in ieder geval de man geen gezagsdragend ouder meer en is voor het nemen van gezagsbeslissingen over [minderjarige] alleen de toestemming van de vrouw nodig in plaats van de toestemming van twee ouders. Alles in overweging nemend vindt de rechtbank deze oplossing op dit moment het meest in het belang van [minderjarige] . De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook toewijzen, omdat een wijziging van het ouderlijk gezag anderszins in het belang van [minderjarige] is.
4.6.
De rechtbank verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dit houdt in dat de beslissing meteen moet worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep tegen ingesteld.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Dit houdt in dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat het gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats], voortaan alleen aan de vrouw toekomt;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van de procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.