In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ontzegging van omgang tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De minderjarige heeft in haar jonge leven al veel meegemaakt, waaronder een heftige gebeurtenis tijdens een verblijf bij de vader, wat heeft geleid tot een ernstig geschaad vertrouwen in hem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader in verschillende periodes niet in beeld is geweest en dat dit angstige reacties bij de minderjarige heeft veroorzaakt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang te ontzeggen, omdat de vader niet in staat is om een voorspelbare en betrouwbare ouder te zijn. De rechtbank heeft de ontzegging van de omgang voor onbepaalde tijd toegewezen, met de overweging dat omgang momenteel een ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank benadrukt dat de vader aan zet is om zijn leven op orde te krijgen en in contact te blijven met de hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld.