In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 oktober 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een provisionele voorziening. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M.A. Leijser, verzoekt om een voorlopige contactregeling met zijn minderjarige kinderen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P.J. Brouwers, zich zorgen maakt over de stabiliteit van het contact. De rechtbank constateert dat beide partijen het erover eens zijn dat het contact tussen de man en de kinderen moet worden hersteld, maar er zijn verschillen in de opvattingen over de wijze waarop dit moet gebeuren. De man stelt dat hij een structurele rol in het leven van de kinderen heeft gespeeld, terwijl de vrouw aangeeft dat er nooit een duidelijke regeling is geweest. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 oktober 2024, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat er voldoende belang is bij het verzoek van de man en dat het contact tussen hem en de kinderen zo snel mogelijk moet worden hersteld. De rechtbank stelt een voorlopige contactregeling vast, waarbij de kinderen op bepaalde zaterdagen bij de man verblijven en er daarnaast mogelijkheden zijn voor videobellen. De vrouw's verzoek om verdere hulpverlening wordt afgewezen, aangezien partijen al begeleid worden door Sterk Huis. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.