In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het ouderlijk gezag over een minderjarige. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. R.A.H. Vullings, verzoekt om alleen het gezag over de minderjarige, omdat de man al geruime tijd niet meer betrokken is bij de verzorging en opvoeding van het kind. De rechtbank stelt vast dat er al jaren geen contact is tussen de man en de minderjarige, en dat de man niet goed op de hoogte is van de situatie van het kind. De man erkent deze situatie en begrijpt het verzoek van de vrouw. De Raad voor de Kinderbescherming ondersteunt het verzoek van de vrouw, en de rechtbank concludeert dat het in het belang van de minderjarige is dat het gezag wordt gewijzigd. De rechtbank benadrukt dat de man de vader blijft van de minderjarige en dat de vrouw hem op de hoogte zal houden van belangrijke beslissingen. De rechtbank verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en compenseert de proceskosten tussen partijen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.