ECLI:NL:RBZWB:2024:7734

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/423264 / FA RK 24-2634
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
  • mr. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging ouderlijk gezag in een langdurige onderlinge strijd tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het ouderlijk gezag. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. Akça-Altun, verzoekt om het gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2016, alleen aan haar toe te kennen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Sanli, betwist dit verzoek en stelt dat er geen reden is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen al jaren verwikkeld zijn in een onderlinge strijd, wat leidt tot een ongunstige situatie voor het kind. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de communicatie tussen de ouders problematisch is, een wijziging van het gezag niet de oplossing is. De rechtbank benadrukt het belang van ouderlijke verantwoordelijkheid en communicatie in het belang van het kind. Uiteindelijk wordt het verzoek van de vrouw afgewezen en worden de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/423264 / FA RK 24-2634
datum uitspraak 25 oktober 2024
beschikking over het ouderlijk gezag
in de zaak van
[de vrouw],
wonende in [woonplaats 1],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. Akça-Altun,
en
[de man],
wonende in [woonplaats 2],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. H. Sanli.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 3 juni 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- het op 1 oktober 2024 ontvangen verweerschrift met bijlagen van de man;
- de beschikking van de rechtbank van 1 november 2021;
- de F9-formulieren van mr. Akça-Altun van 1 oktober 2024 en 7 oktober 2024, beide formulieren met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 11 oktober 2024. Bij die gelegenheid is de vrouw verschenen. Zij werd bijgestaan door haar advocaat en een tolk, de heer [naam]. Ook de man is verschenen. Hij werd bijgestaan door zijn advocaat. Daarnaast was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.

2.De feiten

2.1.
Zoals blijkt uit de stellingen en ingediende stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen zijn met elkaar getrouwd geweest van 30 maart 2014 tot 22 februari 2022;
- tijdens hun huwelijk is het volgende, nu nog minderjarige kind geboren:
[minderjarige], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016;
- partijen zijn gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt te bepalen dat voortaan aan haar alleen het gezag over [minderjarige] toekomt.

4.De beoordeling

4.1.
De zaak heeft een internationaal karakter, omdat de vrouw de Turkse nationaliteit heeft. De Nederlandse rechter is op grond van artikel 7 Brussel II ter bevoegd om te beslissen op het verzoek van de vrouw. Hierbij past de rechtbank Nederlands recht toe.
4.2.
Voor de onderbouwing van haar verzoek geeft de vrouw aan dat het partijen niet lukt om op ouderniveau met elkaar te praten en afspraken te maken in het belang van [minderjarige]. De verhoudingen zijn al jaren problematisch en de man voert een strijd. Hij maakt de vrouw verwijten en zet [minderjarige] tegen haar op. Eerder ingezette hulpverlening heeft hierin geen verandering gebracht. De vrouw merkt dat [minderjarige] klem zit tussen partijen. Het is dan ook in zijn belang dat de vrouw alleen met het ouderlijk gezag over hem wordt belast.
4.3.
De man betwist dat hij een strijd tegen de vrouw voert en [minderjarige] tegen haar opzet. Ook bij hem thuis laat [minderjarige] moeilijk gedrag zien, maar dit heeft te maken met zijn kindeigen problematiek. De man erkent dat het partijen niet lukt om met elkaar te communiceren, maar dit is onvoldoende om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het is belangrijk dat partijen hulp krijgen om hun onderlinge communicatie te verbeteren dan wel toe te werken naar parallel (solo) ouderschap. Partijen zijn hiervoor aangemeld bij Amarant, maar dit traject is ‘on hold’ gezet door deze procedure. Verder geeft de man aan dat hij altijd een betrokken en liefdevolle vader is geweest. Hij heeft een goed contact met de instanties rondom [minderjarige] en hij heeft geen enkele gezagsbeslissing tegengewerkt.
4.4.
Op de mondelinge behandeling heeft de Raad aangegeven dat [minderjarige] meer rust nodig heeft en dat partijen een manier moeten vinden om hem zo min mogelijk te belasten met de onderlinge spanningen. Het verzoek van de vrouw is niet de oplossing.
4.5.
De rechtbank kan op grond van de wet het gezamenlijk gezag beëindigen en bepalen dat het gezag voortaan aan één ouder toekomt, indien de omstandigheden zijn veranderd. De rechtbank toetst dan of er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat partijen al jaren verwikkeld zijn in een onderlinge strijd. Zij hebben geen vertrouwen in elkaar en zij slagen er niet in om in het belang van [minderjarige] op ouderniveau met elkaar te communiceren. De onderlinge interactie tussen partijen maakt dat [minderjarige] last heeft van deze situatie. Het is voor de ontwikkeling en het welbevinden van [minderjarige] noodzakelijk dat dit verbetert, zodat hij meer rust gaat ervaren. Op de mondelinge behandeling heeft de rechtbank aan partijen voorgehouden dat het hun ouderlijke verantwoordelijkheid is een vorm van communicatie te vinden om over het wel en wee van [minderjarige] te kunnen praten, te meer nu sprake is van een zorgregeling tussen de man en [minderjarige]. Een wijziging in het ouderlijk gezag is in ieder geval niet de oplossing. De rechtbank betreurt het dan ook dat de ouderschapsbemiddeling bij Amarant nog niet is gestart en zij drukt partijen nadrukkelijk op het hart hiermee snel aan de slag te gaan. Verder heeft de rechtbank de vrouw bevraagd over situaties waarin zij problemen heeft ondervonden om (gezags)beslissingen over [minderjarige] te nemen. De vrouw verwijst naar een kort gedingprocedure in 2022. De man heeft vanwege voor hem moverende redenen geen toestemming verleend voor een vakantie naar Turkije, waarna de vrouw aan de voorzieningenrechter om vervangende toestemming heeft gevraagd. Andere voorbeelden waarin (gezags)beslissingen werden tegengewerkt heeft de vrouw desgevraagd niet kunnen geven. Alles in overweging nemend is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan het criterium voor het wijzigen van het ouderlijk gezag. Het verzoek van de vrouw wordt dan ook afgewezen.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Dit houdt in dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek van de vrouw om haar voortaan alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten af;
5.2.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.