In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren uit een eerdere relatie tussen de man en de vrouw. De man verzocht om de zorgregeling te wijzigen zodat de kinderen in de even weekenden bij hem zouden verblijven, in lijn met de regeling van zijn nieuwe partner. De vrouw daarentegen was van mening dat de huidige regeling goed functioneerde en dat een wijziging niet in het belang van de kinderen zou zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2024 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling rust en duidelijkheid biedt voor de kinderen en dat er geen signalen zijn dat deze regeling niet in hun belang is. De rechtbank heeft de wens van de man om de zorgregeling te wijzigen afgewezen, maar heeft wel een aantal aanpassingen in de verdeling van vakanties en feestdagen goedgekeurd. De rechtbank heeft bepaald dat de kinderen in de even jaren bij de man zijn op Tweede Kerstdag en dat zij tijdens de meivakantie een extra weekend bij de man zullen zijn. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.