ECLI:NL:RBZWB:2024:7738

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/421657 / FA RK 24-1935
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderlijk gezag na minderjarigheid van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het ouderlijk gezag. De moeder, die bij de geboorte van haar kind minderjarig was, verzoekt om het ouderlijk gezag over haar dochter, die op dat moment bij haar woont, te verkrijgen. De oma, die tot nu toe de voogdij over het kind heeft, stemt in met het verzoek van de moeder. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 oktober 2024, waarbij zowel de moeder als de oma aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming was ook vertegenwoordigd.

De rechtbank overweegt dat de moeder bij de geboorte van haar kind onbevoegd was om het gezag uit te oefenen, omdat zij minderjarig was. De voogdij is destijds aan de oma toegewezen. De moeder heeft echter de volledige zorg voor het kind op zich genomen en het gaat goed met hen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van het kind in gevaar komen bij toewijzing van het gezag aan de moeder. De oma heeft aangegeven dat zij de moeder ondersteunt en betrokken wil blijven in het leven van het kind.

De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek van de moeder toe te wijzen en haar met het ouderlijk gezag over het kind te belasten. De voogdij van de oma eindigt op het moment dat de beschikking aan de partijen is verzonden. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/421657 / FA RK 24-1935
datum uitspraak 7 november 2024
beschikking over het ouderlijk gezag
in de zaak van
[de moeder],
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof,
en
[de oma],
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen de oma,
advocaat mr. Y.I.B. Grosfeld.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 17 april 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de moeder;
- het F9-formulier van 6 juni 2024 van mr. Grosfeld;
- de beschikking van de rechtbank van 22 december 2011.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 24 oktober 2024. Bij die gelegenheid zijn de moeder verschenen, bijgestaan door mr. Hooft als waarneemster van
mr. Van Kerkhof, en de oma, bijgestaan door haar advocaat. Ook was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.
1.3. De [minderjarige] is gelet op haar leeftijd uitgenodigd om aan de kinderrechter te vertellen wat zij belangrijk vindt en wat haar wensen en behoeften zijn. De kinderrechter heeft op 17 juni 2024 een brief gekregen van haar.

2.De feiten

Zoals blijkt uit de stellingen en ingediende stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- de moeder heeft een relatie gehad;
- tijdens deze relatie is het volgende, nu nog minderjarige kind geboren:
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats];
- op het moment van de geboorte van [minderjarige] was de moeder nog minderjarig;
- bij beschikking van 22 december 2011 is de oma met de voogdij over [minderjarige] belast;
- [minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

De moeder verzoekt, samengevat:
- de voogdij van oma over [minderjarige] te beëindigen;
- te bepalen dat zij wordt belast met het gezag over [minderjarige];
- voorwaardelijk, te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijf heeft bij haar.

4.De beoordeling

4.1.
De moeder geeft aan dat zij bij de geboorte van [minderjarige] nog minderjarig was en daardoor onbevoegd was om het ouderlijk gezag te hebben. De vader van [minderjarige] is volledig buiten beeld, waardoor de oma op verzoek van de Raad de voogdij over [minderjarige] heeft gekregen. Sinds twee jaar woont [minderjarige] bij de moeder en het gaat erg goed met haar. De moeder draagt de volledige zorg over haar en ook het contact met de oma is goed. De moeder vindt het belangrijk dat de juridische situatie overeenstemt met de feitelijke situatie.
4.2.
De oma geeft aan dat zij instemt met de verzoeken van de moeder. Zij vindt het fijn om betrokken te zijn bij [minderjarige] als haar oma. Zij ondersteunt de moeder waar nodig.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Als een moeder bij de geboorte van haar kind onbevoegd is tot het gezag krijgt zij niet vanzelf het gezag over haar kind. Dit is bijvoorbeeld het geval als een moeder bij de geboorte nog minderjarig is. Op het moment dat een moeder meerderjarig wordt en een ander ondertussen het gezag of de voogdij over het kind heeft, kan zij de rechtbank vragen om het gezag aan haar te geven. Wanneer het gezag bij een voogd ligt, mag de rechtbank het verzoek van de moeder alleen afwijzen als er
gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.Dit betekent dat de rechtbank moet beoordelen of er ernstige zorgen zijn over [minderjarige] als de moeder het gezag over haar krijgt. Wanneer er zulke ernstige zorgen zijn dat de belangen van [minderjarige] in gevaar komen, zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat bij toewijzing van het verzoek van de moeder geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van [minderjarige] worden verwaarloosd. Zij woont bij de moeder en het gaat goed met haar. Ook de oma geeft aan dat het goed gaat en dat zij betrokken blijft. In haar beoordeling betrekt de rechtbank ook dat [minderjarige] in haar brief aan de kinderrechter heeft geschreven dat zij het fijn vindt bij haar moeder en dat zij blij is dat het contact tussen haar moeder en oma goed is. Op basis van het bovenstaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder om haar met het gezag over [minderjarige] te belasten toewijzen. Op het moment dat de moeder met het gezag over [minderjarige] wordt belast, dan eindigt de voogdij van de oma daags nadat de beschikking aan partijen is verzonden. Vanaf dat moment heeft de moeder alleen het gezag over [minderjarige].
4.5.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen kan worden uitgevoerd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
belast [de moeder], geboren op [geboortedag 2] 1995 in [geboorteplaats], met het ouderlijk gezag over de [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats];
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 november 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.