Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding in kort geding van 28 oktober 2024 met producties,
- de conclusie van antwoord,
- de mondelinge behandeling van 8 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Thuisvester en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurovereenkomst van de woning was beëindigd met wederzijds goedvinden vanwege aanhoudende overlast veroorzaakt door de huurder. Ondanks een vaststellingsovereenkomst waarin was afgesproken dat de huurder tijdelijk in de woning mocht blijven, heeft hij zich niet aan de voorwaarden gehouden en opnieuw overlast veroorzaakt. Thuisvester vorderde ontruiming van de woning, omdat de huurder zonder recht of titel in de woning verbleef en de overlast voor de omwonenden onhoudbaar was geworden. De kantonrechter oordeelde dat het belang van Thuisvester om de woning te ontruimen zwaarder weegt dan het belang van de huurder, die psychische problemen heeft en op zoek is naar vervangende woonruimte. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van één week. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten.