In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1934, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten uitgebreide neurocognitieve stoornissen op basis van dementie. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden.
De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift dat op 16 september 2024 is ingediend, met bijlagen waaronder een indicatiebesluit en een medische verklaring. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 oktober 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar zoon, schoondochter, casemanager en wijkverpleegkundige. De cliënt heeft aangegeven dat zij voorlopig niet wil verhuizen naar een zorgaccommodatie, maar de wijkverpleegkundige en casemanager hebben benadrukt dat de cliënt een verstoorde oriëntatie heeft en dat er een toenemend valgevaar is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt behoefte heeft aan 24-uurs zorg en toezicht, wat niet kan worden geboden in de thuissituatie. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat opname noodzakelijk is om ernstig nadeel, zoals lichamelijk letsel en verwaarlozing, te voorkomen. De rechtbank heeft daarom de gevraagde machtiging verleend, die geldig is tot en met 6 april 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie.