ECLI:NL:RBZWB:2024:7753

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/426613 / FA RK 24-4269
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg voor een betrokkene met dementie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1934, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten uitgebreide neurocognitieve stoornissen op basis van dementie. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden.

De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift dat op 16 september 2024 is ingediend, met bijlagen waaronder een indicatiebesluit en een medische verklaring. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 oktober 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar zoon, schoondochter, casemanager en wijkverpleegkundige. De cliënt heeft aangegeven dat zij voorlopig niet wil verhuizen naar een zorgaccommodatie, maar de wijkverpleegkundige en casemanager hebben benadrukt dat de cliënt een verstoorde oriëntatie heeft en dat er een toenemend valgevaar is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt behoefte heeft aan 24-uurs zorg en toezicht, wat niet kan worden geboden in de thuissituatie. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat opname noodzakelijk is om ernstig nadeel, zoals lichamelijk letsel en verwaarlozing, te voorkomen. De rechtbank heeft daarom de gevraagde machtiging verleend, die geldig is tot en met 6 april 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/426613 / FA RK 24-4269
Datum uitspraak: 3 oktober 2024
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1934 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende [woonadres] ,
advocaat mr. C.L.M. Gommers te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift binnengekomen bij de rechtbank op 16 september 2024 met de volgende bijlagen:
- de aanvraag van 13 augustus 2024;
- het indicatiebesluit van 23 augustus 2024;
- de medische verklaring van 10 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
3 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , casemanager dementie;
  • [naam 2] , wijkverpleegkundige;
  • de heer [naam 3] , zoon van cliënt;
  • [naam 4] , schoondochter van cliënt.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf ingevolge artikel 26 Wet zorg en Dwang (Wzd) voor de duur van zes maanden te verlenen.

3.De standpunten

3.1.
Cliënt antwoordt op de vraag van de behandelend rechter wat zij van een opname in een zorgaccommodatie vindt, dat zij het in haar huidige woning naar haar zin heeft en dat zij hier voorlopig nog niet weg wil. Alleen wanneer het echt niet meer zou gaan, zou zij wel naar een woonzorgappartement willen verhuizen, maar dat is nu nog niet het geval. Zij spreekt in dat verband haar voorkeur uit voor een zorglocatie in [plaats], waar zij al enkele mensen kent. Cliënt zegt dat zij niet vaak meer zelf kookt. Haar zoon en haar schoondochter zorgen ervoor dat er eten is en zij doen de boodschappen. Het is slechts een aantal keren voorgekomen dat zij is gevallen. Cliënt herhaalt vervolgens meermalen dat zij niet van plan is uit haar woning te vertrekken.
3.2.
De wijkverpleegkundige brengt naar voren dat bij cliënt sprake is van een dementieel ziektebeeld. Cliënt heeft een verstoorde oriëntatie in tijd en plaats. Ook meent cliënt soms personen in haar huis te zien. Daarnaast is in toenemende mate sprake van valgevaar. Haar echtgenoot is op 16 augustus 2024 overleden. Cliënt behoeft en krijgt dagelijks ondersteuning en aansturing bij vrijwel alle algemene dagelijkse levenshandelingen, zoals eten en drinken en voor het innemen van de haar voorgeschreven medicatie. Die zorg berust in de praktijk deels bij de thuiszorg, deels bij de huishoudelijke ondersteuning en ook voor een aanzienlijk deel bij de mantelzorgers uit haar familienetwerk. Ook is gezorgd voor dagbesteding gedurende vijf dagen per week. Cliënt is wisselend wel en niet bereid om daaraan deel te nemen, maar het merendeel van de dagen is zij daarvoor niet te motiveren en komt zij haar bed niet uit. Opschaling van de zorg biedt onvoldoende oplossing voor de behoefte van cliënt aan 24-uurs zorg en toezicht.
3.3.
De casemanager dementie sluit zich aan bij hetgeen door de wijkverpleegkundige naar voren is gebracht. Zij wijst er nadrukkelijk op dat er momenteel een onaanvaardbaar zware last op de schouders van de mantelzorgers rust, waardoor zij overbelast dreigen te raken.
3.4.
De zoon en schoondochter van cliënt merken op dat de situatie van hun (schoon)moeder met name sinds het overlijden van haar echtgenoot, hun (schoon)vader, sterk achteruit is gegaan. Zij doet steeds vaker telefonisch een beroep op haar familienetwerk, waaronder met name ook in de nacht.
3.5.
De advocaat van cliënt voert aan dat haar cliënt duidelijk aangeeft dat zij nu nog niet weg wil uit haar woning om in een zorgaccommodatie te worden opgenomen. Zij zou het haar cliënt zeer gunnen, specifiek rekening houdend met het betrekkelijk recente overlijden van haar echtgenoot, dat zij door opschaling van de ambulante thuis- en huishoudelijke zorg nog enige tijd thuis kan blijven wonen. Zij wenst dat het proces naar een uiteindelijke zorgopname geleidelijker zou kunnen verlopen. Zij stelt zich namens cliënt op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten uitgebreide neurocognitieve stoornissen op basis van dementie.
4.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
4.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen.
4.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat cliënt feitelijk behoefte heeft aan
24-uurs zorg, toezicht en ondersteuning. Gebleken is dat er geen mogelijkheden meer zijn, ook niet door middel van opschaling van de thuis- en huishoudelijke zorg, om in de thuissituatie van cliënt aan die behoefte te voldoen om er op die wijze voor te zorgen dat zij verantwoord thuis kan blijven wonen.
4.6.
De rechtbank zal daarom een rechterlijke machtiging verlenen tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, zoals verzocht.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1934 in [geboorteplaats];
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 april 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024 door mr. Meyboom, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier, en op schrift gesteld op 17 oktober 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.