ECLI:NL:RBZWB:2024:7756

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/427028 / FA RK 24-4476
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, geboren in 1987, was eerder uit een onveilige situatie gehaald en verbleef op dat moment in een accommodatie. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende zorgverleners gehoord, waaronder een psychiater en een casemanager, die hun zorgen over de gezondheidstoestand van betrokkene uitten. Betrokkene zelf gaf aan dat zij positieve ontwikkelingen had doorgemaakt en niet meer terug wilde naar haar oude situatie. De psychiater merkte op dat er geen psychiatrisch toestandsbeeld meer waarneembaar was, maar dat er wel zorgen waren over haar middelenverslaving. De casemanager en andere zorgverleners adviseerden om de opname voort te zetten, terwijl de advocaat van betrokkene aanvoerde dat niet aan de wettelijke vereisten voor voortzetting van de crisismaatregel was voldaan. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er geen sprake meer was van een verslavingsstoornis, er nog steeds ernstige zorgen waren over de gezondheid en veiligheid van betrokkene. Uiteindelijk werd het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427028 / FA RK 24-4476
Datum uitspraak: 3 oktober 2024
Beschikking voortzetting crisismaatregel
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] , [land] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats 1] ,
verblijvende in de [accommodatie], [adres] ,
advocaat mr. J. Nederlof te [plaats 1] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift binnengekomen bij de rechtbank op 30 september 2024 met de volgende bijlagen:
  • de medische verklaring van 27 september 2024;
  • de beschikking van de burgemeester van de gemeente Goirle van 27 september
2024;
- het uittreksel justitiële documentatie en de politiemutaties.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • de heer [naam 1] , psychiater, via een telefonische verbinding;
  • mevrouw [naam 2] , teamleider;
  • mevrouw [naam 3] , casemanager FACT;
  • mevrouw [naam 4] , afdelingsarts;
  • mevrouw [naam 5] , medewerker.
Tevens was aanwezig mevrouw [naam 6] , co-assistent.

2.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van drie weken te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding en medicatie en het verrichten van medische controles en andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene merkt op dat zij aanvankelijk in een woning te [plaats 2] verbleef. Door Veilig Thuis is zij uit die woning gehaald, waarover deze instantie als verklaring gaf dat zij daar gevaar liep omdat zij in een crimineel milieu verkeerde waarin sprake is van prostitutie en mensenhandel. Er is echter niet naar een ander veilig onderkomen voor haar gezocht, maar zij werd volkomen onverwacht met de huidige crisisopname geconfronteerd. Zij heeft intussen voor zichzelf een positieve ontwikkeling doorgemaakt, ook is zij tot andere inzichten gekomen. Bovendien heeft zij het middelengebruik achter zich gelaten, zij is nu twee weken clean. Er is geen sprake meer van zucht naar middelengebruik. Er is dus geen reden meer om de verplichte zorg voort te zetten. Zij wil niet meer terug naar de oude situatie. Zij is er aan toe om haar leven en werk weer op te pakken. Een goede vriend gaat haar daarbij helpen. Ook mist zij haar kat heel erg. Zij is voor zover haar behandelaar dit nog nodig acht bereid om periodiek op gesprek te blijven komen bij GGZ.
3.2.
De psychiater brengt naar voren dat hij op dit moment bij betrokkene geen psychiatrisch toestandsbeeld of anderszins kenmerken van een depressie waarneemt. In zoverre geeft de actuele toestand van betrokkene onvoldoende reden om een voortzetting van de crisismaatregel te rechtvaardigen. Wel maakt hij zich ernstig zorgen over haar middelenverslavingsproblematiek. Betrokkene is in het afgelopen jaar fors verslaafd geraakt aan cocaïne. Voorafgaand aan de crisisopname was sprake van dagelijks gebruik. Betrokkene is daardoor ook met een milieu in aanraking gekomen van prostitutie en mogelijk ook mensenhandel. Betrokkene laat blijken dat zij haar middelengebruik en de risico’s verbonden aan het criminele milieu waarin zij zich ophield sterk bagatelliseert. Mogelijk ligt daarom de aanvraag van een zorgmachtiging meer in de rede, met name omdat betrokkene in zijn visie nog steeds blijk geeft van onvoldoende inzicht in de ernst, omvang en de risico’s van haar middelengebruik. Hij schat in dat met periodieke gesprekken bij de GGZ, zoals door betrokkene voorgesteld, de zorgen op dit vlak niet of onvoldoende zullen worden weggenomen.
3.3.
De casemanager zegt dat betrokkene voorafgaand aan de crisisopname haar werk als docent op een middelbare school niet meer kon doen en dat zij steeds verder afgleed. Zij is nu gedurende twee weken clean, wat echter in direct verband staat met de huidige opname. Zij zou het betrokkene graag gunnen dat zij nog langere tijd gebruik blijft maken van de geboden zorg om zodanig te herstellen dat zij daadwerkelijk verantwoord en veilig naar huis kan terugkeren. Zij adviseert betrokkene daarom met klem om de opname voort te zetten, voor zo lang als dit voor haar uit behandeloogpunt noodzakelijk wordt geacht. Daarbij wijst zij, naast de zeer grote kans dat betrokkene in geval van een ontslag direct weer middelen zal gaan gebruiken, op de nog steeds aanwezige risico’s die worden gezien in relatie tot het criminele circuit waarmee betrokkene in aanraking is geweest, waarvoor zij bescherming nodig heeft.
3.4.
De teamleider, de afdelingsarts en medewerker sluiten zich daarbij aan.
3.5.
De advocaat van betrokkene voert aan dat formeel juridisch aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting crisismaatregel niet wordt voldaan, zodat het verzoek moet worden afgewezen. Wel maakt hij zich zorgen over zijn cliënt en hoopt hij dat zij gaat inzien dat zij wel hulp nodig heeft.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de tijdens de mondelinge behandeling door met name de psychiater en de casemanager FACT gegeven toelichting is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake meer van een verslavingsstoornis in die zin dat de verslaving het leven van betrokkene volledig heeft overgenomen. Dit betekent echter niet dat er geen sprake meer is van ernstige zorgen over de gezondheidstoestand en veiligheid van betrokkene.
Betrokkene laat blijken de ernst, omvang van die problematiek en de daaraan verbonden veiligheidsrisico’s voor haarzelf niet in te zien of in ieder geval deze te onderschatten. De psychiater en de overige bij haar betrokken zorgverleners hebben haar daarom het klemmend advies gegeven om de opname voort te zetten, voor zo lang als dit uit behandel- en beschermingsoogpunt voor haar noodzakelijk wordt bevonden. De rechtbank adviseert betrokkene op dezelfde wijze.
4.2.
De rechtbank concludeert op grond van het vorenstaande dat aan de wettelijke vereisten voor een voortzetting van de crisismaatregel niet wordt voldaan. Daarom zal het verzoek tot voortzetting crisismaatregel worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024 door mr. Meyboom, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier, en op schrift gesteld op 18 oktober 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.