ECLI:NL:RBZWB:2024:7757

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/427034 / FA RK 24-4480
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door de officier van justitie voor een betrokkene, geboren in 1985, die momenteel verblijft in een accommodatie. De rechtbank heeft de relevante stukken in overweging genomen, waaronder een medische verklaring en eerdere beschikkingen. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de betrokkene, zijn advocaat, een psychiater en een verpleegkundige gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig.

De officier van justitie verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, met specifieke zorgvormen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De betrokkene gaf aan dat zijn toestand verbeterd was en dat hij bereid was om vrijwillig samen te werken met de zorgverleners, maar de psychiater uitte twijfels over zijn bereidheid om na ontslag samen te werken met het ambulante team.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, met een risico op levensgevaar en maatschappelijke teloorgang. Gezien de ernst van de situatie en het feit dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht, verleende de rechtbank de gevraagde machtiging voor de duur van drie weken. De rechtbank achtte het noodzakelijk om verplichte zorg toe te passen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, en wees andere zorgvormen af. De machtiging geldt tot en met 24 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427034 / FA RK 24-4480
Datum uitspraak: 3 oktober 2024
Beschikking voortzetting crisismaatregel
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats], [land],
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in de [accommodatie] [adres], [afdelling], [plaats],
advocaat mr. B.A. Palm te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift binnengekomen bij de rechtbank op 30 september 2024 met de volgende bijlagen:
  • de medische verklaring van 28 september 2024;
  • de beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg van 28 september 2024;
  • het historisch overzicht van beschikkingen op grond van de Wet Bopz en Wvggz;
  • het uittreksel justitiële documentatie waaruit blijkt dat betrokkene daarin niet voorkomt.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat en een telefonische tolk in de Engelse taal;
  • de heer [naam 1], psychiater.
Tevens was aanwezig:
- [naam 2], verpleegkundige.
1.3.
De officier van justitie is, zoals hij al aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht en voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- opnemen in een accommodatie.

3.De standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat sinds de crisisopname zijn toestand aanmerkelijk is verbeterd. Hij is helderder van geest en hij kan zich weer op zijn toekomst richten. Wel denkt hij dat hij de voorgeschreven medicatie op dit moment nog nodig heeft. Hij is daarom bereid die, in ieder geval voorlopig, in een vrijwillig kader te blijven gebruiken. Hij weet niet zeker of hij zal gaan samenwerken met het ambulante team na zijn ontslag.
3.2
De psychiater brengt naar voren dat er over betrokkene niet veel bekend is, maar wel dat hij langere tijd geleden is behandeld in verband met een psychose. Ten tijde van de crisisopname was betrokkene niet in behandeling bij een ambulant team van GGZ. Betrokkene is, sinds hij bij de GGZ is opgenomen, in samenwerking met de zorgverleners. Ook is hij enigszins in staat zijn gedachten onder woorden te brengen. Er is geen voornemen om een aanvraag voor een zorgmachtiging in te dienen. Wel is de bedoeling om ervoor te zorgen dat betrokkene voldoende stabiliseert om met ambulante nazorg naar huis te gaan. Hiervoor is naar zijn inschatting nog ongeveer een periode tien dagen nodig. Hij heeft onvoldoende vertrouwen in de door betrokkene geuite bereidheid om vrijwillig aan de nog noodzakelijke zorg te blijven meewerken. Ook verwacht hij dat, in het geval dat het verplichte kader komt te ontbreken, betrokkene aan de drang om naar huis terug te keren onvoldoende weerstand zal kunnen bieden. Hij acht voortzetting van de crisismaatregel dan ook noodzakelijk. Hij ziet echter geen noodzaak voor het verplicht toedienen van vocht en voeding, het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen en het insluiten. Wel acht hij het met het oog op de overdracht vanuit de opname naar zorg in ambulante vorm noodzakelijk dat van de verplichte zorg aanvullend deel zal uitmaken het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatie middelen.
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat zijn cliënt duidelijk laat blijken dat hij naar huis en dus met ontslag wil. Ook geeft betrokkene aan dat hij bereid is aan de nog noodzakelijke zorg vrijwillig te blijven meewerken. Dit maakt dat hij zich namens betrokkene primair op het standpunt stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. In het geval dat door de rechtbank anders mocht worden beslist verzoekt hij van de verzochte verplichte zorgvormen het toedienen van vocht en voeding en insluiten niet toe te wijzen. Hij heeft er geen bezwaar tegen dat in het laatste geval tevens het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatie middelen ook in de machtiging wordt opgenomen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van drie weken. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar en maatschappelijke teloorgang. Er was sprake van een katatoon-mutistisch beeld. Betrokkene had enkele dagen niet gegeten en was nauwelijks in contact. Hij was gestopt met zijn medicatie voor een te traag werkende schildklier, waardoor deze ontregeld was geraakt.
4.3.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis. Betrokkene heeft namelijk een psychotische stoornis met katatonie.
4.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
4.5.
De rechtbank is op grond van de medische verklaring en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
Gelet op de toelichting van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling acht de rechtbank, in afwijking van het verzoek van de officier van justitie, als verplichte zorgvorm ook noodzakelijk:
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatie middelen, inhoudende dat betrokkene contact houdt met het ambulante behandelteam.
De rechtbank zal de overige verzochte zorgvormen afwijzen, omdat niet is gebleken dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn.
4.6.
Hoewel betrokkene aangeeft bereid te zijn op vrijwillige basis de medicatie te blijven gebruiken, heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat betrokkene voldoende consistent zal blijven meewerken. Hij geeft immers aan zo snel mogelijk weer naar huis te willen gaan en niet zeker te zijn of hij zal willen samenwerken met het ambulante zorgteam. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat betrokkene zich verzet tegen de noodzakelijke verplichte zorg.
4.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.8.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats],
wat inhoudt dat de verplichte zorg zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kan worden toegepast;
5.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 24 oktober 2024;
5.3
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024 door mr. Meyboom, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier, en op schrift gesteld op 18 oktober 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.