Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft betrokkene, geboren in 1966, die momenteel verblijft in een accommodatie. De rechtbank heeft de aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging beoordeeld, waarbij verschillende stukken zijn meegenomen, waaronder het verzoekschrift en medische verklaringen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn betrokkene, haar advocaat, en een psychiater gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een (dreigende) noodsituatie, zoals bedoeld in artikel 8:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene heeft aangegeven dat zij de noodzaak van haar klinische opname niet begrijpt en dat zij zich gevangen voelt. De psychiater heeft echter betoogd dat het noodzakelijk is om de bewegingsvrijheid van betrokkene te beperken om haar veiligheid en die van anderen te waarborgen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de gevraagde wijziging van de zorgmachtiging gerechtvaardigd is.
De rechtbank heeft besloten om de zorgmachtiging te wijzigen, zodat naast de bestaande zorgvormen ook het beperken van de bewegingsvrijheid kan worden toegepast. Deze wijziging is geldig tot en met 4 maart 2025. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.