In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 een zorgmachtiging verleend op verzoek van de officier van justitie voor een betrokkene, geboren in 1948. De rechtbank heeft de beschikking genomen na een mondelinge behandeling met gesloten deuren, waarbij de betrokkene, zijn advocaat en een psychiater aanwezig waren. De rechtbank heeft verschillende stukken in overweging genomen, waaronder medische verklaringen en een zorgplan. De betrokkene heeft aangegeven zich niet te herkennen in de medische diagnose van een psychotische stoornis en heeft verzocht om ontslag uit de zorginstelling. De psychiater heeft echter gesteld dat de betrokkene nog steeds lijdt aan een psychotische stoornis en dat er risico's zijn verbonden aan zijn ontslag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet consequent de voorgeschreven medicatie heeft ingenomen en dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. Daarom is besloten tot verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie, medische controles en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 8 april 2025. De rechtbank heeft ook andere verzochte zorgvormen afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.