ECLI:NL:RBZWB:2024:7766

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/426821 / FA RK 24-4372
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene die in een psychotische toestand verkeerde. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken. De rechtbank heeft de beschikking verleend op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, waarin werd vastgesteld dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene. De betrokkene, die in een GGZ-instelling verbleef, had eerder verward gedrag vertoond en verkeerde in een kwetsbare toestand. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene nog niet voldoende was gestabiliseerd om zelfstandig beslissingen te nemen en dat verplichte zorg noodzakelijk was om haar veiligheid en die van anderen te waarborgen. De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel tot en met 14 oktober 2024, waarbij de betrokkene onder andere medicatie en medische controles moest ondergaan. De overige verzochte zorgvormen werden afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk waren gebleken. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/426821 / FA RK 24-4372
Datum uitspraak: 24 september 2024
Beschikking voortzetting crisismaatregel
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats],
te [plaats], GGZ
verblijvende te [plaats] [accommodatie], [adres],
advocaat mr. R.B. Milo te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 23 september 2024.
  • de beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg van 20 september 2024;
  • de medische verklaring van 20 september 2024;
  • het uittreksel justitiële documentatie en politie mutaties.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
24 september 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [naam 1], behandelaar.
Tevens waren aanwezig:
- mevr [naam 2], verpleegkundige;
- mevrouw [naam 3], agoog.

2.Wat vaststaat

Betrokkene verblijft met een crisismaatregel in [accommodatie] . De burgemeester van Tilburg heeft de crisismaatregel op 20 september 2024 genomen.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken te verlenen voor de navolgende zorgvormen:

4.De standpunten

4.1
Betrokkene merkt op dat zij de laatste tijd vooral op zoek was naar zichzelf. Ook kampte zij met vragen die onbeantwoord bleven. Deze periode heeft zij inmiddels achter zich kunnen laten. Zij is erachter gekomen dat, als zij al ziek was, anderen daarvoor verantwoordelijk zijn. Ook is zij tot de conclusie gekomen dat haar lichaam er voldoende op is ingesteld om zichzelf te genezen. Op de opmerking van de behandelend rechter dat ten tijde van de crisisopname haar woning in sterk vervuilde toestand verkeerde antwoordt betrokkene dat dit slechts een momentopname betrof, zij concentreerde zich toen met name op de zorg voor haar kinderen. Zij vindt dat zij met de tot dusver geboden klinische zorg voldoende is gestabiliseerd. Indien nodig kan zij voor zichzelf in overleg met haar psycholoog (EMDR) hulpverlening regelen en kan daarvoor een plan van aanpak worden opgesteld. Zij wil nu zo spoedig mogelijk terugkeren naar haar woning en naar haar kinderen, die haar nodig hebben en die zij erg mist. Ook wil zij haar werk zo snel mogelijk weer oppakken.
4.2
De behandelaar verwijst in de eerste plaats naar de stukken, waaruit blijkt dat betrokkene in psychotische toestand via een crisismaatregel is opgenomen, waarbij sprake was van verwardheid, het horen van stemmen en van levensbedreigende uitlatingen over onder meer haar moeder. Ook bleek haar woning ernstig vervuild. Gedurende de crisisopname blijkt uit de van buurtbewoners van betrokkene ontvangen reacties dat er voorafgaand aan de crisisopname sprake was van veel overlast gevend gedrag door betrokkene. Intussen wordt met de aan betrokkene geboden klinische zorg voorzichtig enige verbetering van haar toestandsbeeld gezien. Wel tekent zij daarbij aan dat het hier een prille en daardoor kwetsbare situatie betreft. Ook wijst zij erop dat betrokkene in de afgelopen nacht nog roepend en hard lachend in de gang op de vloer is aangetroffen. Tevens wordt gezien dat zij vaak mannen op de afdeling ontvangt. Als haar behandelaar moet zij concluderen dat betrokkene weliswaar stapsgewijs vooruitgang boekt, maar dat zij nog onvoldoende is gestabiliseerd om ervan uit te kunnen gaan dat in geval van een ontslag op dit moment er van (risico op) onmiddellijk (dreigend) ernstig nadeel geen sprake meer is. Ook speelt in dat verband een belangrijke rol dat betrokkene niet consistent samenwerkt met het behandelteam.
4.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat hij uit hetgeen de behandelaar naar voren heeft gebracht afleidt dat er op dit moment niet zozeer sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, maar dat zij op grond van het actuele toestandsbeeld van betrokkene het nog wel noodzakelijk acht dat zij nog ten minste enkele dagen klinisch opgenomen blijft om verder te stabiliseren. Dit als uitgangspunt nemend rijst in zijn visie de vraag of op dit moment voorzienbaar is dat verplichte klinische zorg voor de maximale duur van drie weken noodzakelijk zal zijn. Tijdens het voorgesprek heeft hij zijn cliënt voorgehouden dat, zodra zij daadwerkelijk met ontslag gaat, zij zodanig moet zijn gestabiliseerd dat dit veilig en verantwoord kan geschieden. Een mogelijke optie zou daarom kunnen zijn dat de rechtbank beslist dat de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een kortere periode wordt verleend of dat de machtiging wel voor de maximale duur wordt verleend, waarbij het ter beoordeling aan de behandelaar is of/wanneer er tot een ontslag kan worden overgegaan. Met deze toelichting refereert hij zich ten aanzien van het verzoek aan het oordeel van de rechtbank.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van drie weken. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat betrokkene onder invloed van een ander raakt;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
5.3.
Het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis. Betrokkene heeft namelijk een schizofrenie-spectrum- en andere psychotische stoornissen, bipolaire-stemmingsstoornissen, middel gerelateerde en verslavingsstoornissen.
5.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Uit de mondelinge toelichting van haar behandelaar blijkt dat zij ter voldoende afwending van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, als hiervóór beschreven, voortgezette klinische zorg op dit moment nog noodzakelijk acht.
5.5.
De rechtbank is op grond van de medische verklaring en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn om het (onmiddellijk dreigend) ernstig nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal de overige verzochte zorgvormen afwijzen, nu niet is gebleken dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn.
5.6.
Betrokkene laat blijken dat zij vindt dat zij voldoende is gestabiliseerd en dat zij hoogstens nog trauma therapeutische ondersteuning nodig heeft, die echter ambulant kan worden geboden. Daarentegen blijkt uit de bevindingen van de behandelaar dat betrokkene weliswaar vooruitgang laat zien, maar dat het hier een broos en daarmee kwetsbaar herstel betreft. Dit maakt dat er in dit stadium niet van uit kan worden gegaan dat betrokkene al zodanig is gestabiliseerd dat zij in staat is voor zichzelf verstandige en verantwoorde keuzes te maken. Uit het voorgaande volgt dat naar het oordeel van de rechtbank het ervoor moet worden gehouden dat betrokkene zich verzet tegen de voor haar ter verdere stabilisatie nog noodzakelijk geachte zorg. Verplichte zorg is daarom ook op dit moment nog noodzakelijk. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de periode van de voortgezette crisismaatregel door de behandelaar mede zal worden gebruikt om in gesprek met betrokkene te komen tot concrete afspraken over het verdere behandelverloop en eventueel ontslag.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en haar omgeving.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats], wat inhoudt dat de maatregelen zoals genoemd in 5.5 kunnen worden toegepast;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 oktober 2024;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024 door mr. Janssen, (kinder)rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 4 oktober 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.