ECLI:NL:RBZWB:2024:7772

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/427781 / FA RK 24-4855
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek betreft de betrokkene, geboren in 1950, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de beschikking verleend na een mondelinge behandeling met gesloten deuren, waarbij de betrokkene, zijn advocaat en zorgprofessionals zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek een dementieel syndroom van het type Alzheimer, en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank concludeert dat 24-uurs zorg en begeleiding noodzakelijk zijn, wat in de thuissituatie niet kan worden geboden. Daarom is de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 29 april 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Dun, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427781 / FA RK 24-4855
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1950 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats 1],
verblijvende te [plaats 2], [locatie], [adres],
advocaat mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 18 oktober 2024.
  • de medische verklaring, gedateerd 16 oktober 2024;
  • het zorgplan Actief, gedateerd 16 oktober 2024;
  • het indicatiebesluit van 14 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1], specialist ouderengeneeskunde;
  • mevrouw [naam 2], afdelingsverpleegkundige.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een machtiging verleend tot voortzetting inbewaringstelling tot en met 7 november 2024.

3.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf ingevolge artikel 26 Wet Zorg en Dwang (Wzd) voor de duur van zes maanden te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Cliënt geeft aan dat het goed met hem gaat. Wel wil hij erg graag naar huis. Hij denkt ook dat dit heel goed zal gaan. Thuis gaat het al jaren goed. Zijn vrouw en dochter geven hem als dat nodig is begeleiding. Op de vraag of hij vindt dat hij ziek is zegt hij dat hij dat niet goed weet. Als anderen vinden dat hij ziek is wil hij van hen graag horen wat hij dan heeft en wat hij daar zelf aan kan doen.
4.2.
De specialist ouderengeneeskunde licht toe dat niet zozeer het bij cliënt gediagnostiseerde dementieel syndroom type Alzheimer an sich, maar het gedrag wat daarvan het gevolg is maakt dat de gevraagde rechterlijke machtiging nodig is. Zij ziet daardoor op dit moment, noch met hulp en steun vanuit de partner van cliënt en zijn dochter noch met daarbij extra professionele zorg, mogelijkheden om cliënt naar huis te laten terug keren. In dat verband wijst zij erop dat de partner van cliënt en zijn dochter hebben aangegeven daar gegeven de gedragsverandering van cliënt absoluut niet meer achter te kunnen staan. Op een later moment geeft ze naar aanleiding van opmerkingen van de advocaat van cliënt aan dat niet uitgesloten is dat het gedrag van cliënt, dat sinds enige tijd wordt gezien uitdooft. Is dat zo dan zou bekeken kunnen worden of cliënt, ook indien hij nog in de verpleeginstelling verblijft, wat vrijheden kan krijgen om af en toe naar huis te gaan. Op dit moment is dat absoluut niet mogelijk.
4.3.
De afdelingsverpleegkundige onderschrijft het standpunt van de specialist ouderengeneeskunde. Zij voegt daaraan toe dat cliënt zich overdag redelijk voegt, maar dat vooral ’s avonds en ’s nachts er bij hem onrust en soms ook agitatie ontstaat. Cliënt is erg passief en valt moeilijk te enthousiasmeren om bijvoorbeeld aan groepsactiviteiten mee te doen. Op de vraag of de afdelingsverpleegkundige, gelet op haar ervaringen met cliënt, verwacht dat het thuis goed zou kunnen gaan antwoordt zij negatief.
4.4.
De advocaat van cliënt merkt allereerst op dat zijn cliënt een duidelijk standpunt heeft verwoord, namelijk dat hij niet opgenomen wil blijven. Zijn cliënt laat tevens blijken gemotiveerd te zijn om de hem voorgeschreven medicatie te blijven gebruiken en aan dagbesteding mee te werken in het geval dat hij weer thuis kan wonen. Voorts merkt hij op dat uit de stukken niet blijkt of in het voortraject wel voldoende is onderzocht of de (gedrags)problematiek die zich voordoet opgelost of voorkomen zou kunnen worden door opschaling van de (thuis)zorg en daarnaast bijvoorbeeld dagbesteding. Omdat dit niet duidelijk is verzoekt hij de gevraagde rechterlijke machtiging af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde rechterlijke machtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken, waaronder de medische verklaring en de toelichting bij de mondelinge behandeling, genoegzaam vaststaat dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatische aandoening gepaard gaande met een psychische stoornis, te weten dementieel syndroom van het type Alzheimer.
5.3.
Voorts staat genoegzaam vast dat het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening en stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Hetgeen door de specialist ouderengeneeskunde naar voren is gebracht strekt naar het oordeel van de rechtbank tot de overtuiging dat het gedrag van cliënt, dat leidt tot het hiervóór beschreven ernstig nadeel, van dien aard en omvang is dat, om dit gedrag hanteerbaar en in goede banen te leiden, 24 uurs zorg en (gedrags)begeleiding noodzakelijk is.
5.4.
Die zorg en begeleiding kan in de thuissituatie niet (langer) worden geboden, met name niet omdat naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge toelichting voldoende is gebleken dat het steunsysteem thuis overbelast is geraakt en daar de grenzen van hetgeen haalbaar en acceptabel is zijn overschreden. De opname en het verblijf is daarom noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen.
5.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.6.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf verlenen voor de duur van zes maanden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1950 in [geboorteplaats];
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 29 april 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024 door mr Van Dun, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 6 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.