ECLI:NL:RBZWB:2024:7773

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/427508 / FA RK 24-4721
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1962. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft de cliënt die momenteel in een zorgaccommodatie verblijft. De rechtbank heeft de relevante stukken in overweging genomen, waaronder een medische verklaring en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de cliënt, zijn advocaat, zijn zoon en een specialist ouderengeneeskunde gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een uitgebreide neurocognitieve stoornis en somatische aandoeningen, wat leidt tot ernstig nadeel in de vorm van verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De cliënt heeft aangegeven dat hij niet in de zorgaccommodatie wil blijven, maar de specialist ouderengeneeskunde heeft betoogd dat het niet verantwoord is om hem naar huis te laten terugkeren vanwege zijn huidige toestand. De zoon van de cliënt heeft twijfels over de haalbaarheid van een terugkeer naar huis, terwijl de advocaat van de cliënt pleit voor afwijzing van het verzoek op basis van de verbeterde toestand van de cliënt.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 25 april 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427508 / FA RK 24-4721
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[cliënt] ,
geboren op [geboortedag] 1962 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen cliënt,
wonende in [plaats] , [adres] , [accommodatie] ,
advocaat mr. H.A. van der Hout te Roosendaal.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 11 oktober 2024;
  • de medische verklaring, gedateerd 17 september 2024;
  • het zorgplan Actief;
  • de door deze rechtbank mondeling op 21 augustus 2024 gegeven beschikking, op
23 augustus 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • cliënt en zijn advocaat;
  • de heer [naam 1] , zoon van cliënt;
  • mevrouw [naam 2] , specialist ouderengeneeskunde/afdelingsarts.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een machtiging verleend tot voortzetting inbewaringstelling tot en met 2 oktober 2024.

3.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf ingevolge artikel 26 Wet zorg en Dwang (Wzd) voor de duur van zes maanden te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Cliënt merkt op dat het goed met hem gaat. Hij is overdag op zijn kamer en luistert dan naar muziek, dit is één van zijn favoriete bezigheden. In de avonden verblijft hij in de gezamenlijke woonkamer en kijkt hij televisie. Soms doet hij een spelletje.
Hij wil niet in de zorgaccommodatie opgenomen blijven, omdat hij daardoor te zeer in zijn vrijheid wordt beperkt. Ook voelt hij alsof hij een zeker stempel opgedrukt heeft gekregen met de opname. Het is mis gegaan in de tijd waarin hij nog gehuwd was. Hij had toen een verkeerd levensritme. Die situatie heeft hij achter zich kunnen laten. Hij vindt dat hij inmiddels voldoende is opgeknapt om naar zijn huis terug te kunnen keren en voor zichzelf te kunnen zorgen, maar zijn huis is er niet meer.
4.2.
De specialist ouderengeneeskunde/afdelingsarts brengt naar voren dat zij het op grond van het actuele toestandsbeeld van cliënt niet verantwoord acht om hem naar huis te laten terug keren. Zij wijst er in dat verband op dat uit diagnostisch onderzoek is gebleken dat cliënt kampt met vasculaire schade en dat bij hem sprake is van neurocognitieve stoornissen. Cliënt behoeft continue sturing en stimulatie ten aanzien van de algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals bij het opstaan en de inname van voldoende vocht en voeding. Bij gebrek aan deze zorg ontstaat het risico op ernstig nadeel in de vorm van zelfverwaarlozing en teloorgang. Ook wordt bij cliënt een bijkomende somberheidsstoornis waargenomen, wat maakt dat in geval van ingrijpende levensgebeurtenissen er door hem suïcidale uitlatingen worden gedaan. Uit nadere observatie en onderzoek in de komende maanden zal moeten blijken of, en zo ja, in hoeverre er nog kans is op verbetering van zijn toestandsbeeld. Rekening houdend met het ziektebeeld van cliënt en met zijn leeftijd wordt er naar een voor hem geschikte en passende woonvorm gezocht. Met deze toelichting kan zij achter het voorliggend verzoek staan, waarbij zij tevens betrekt dat cliënt laat blijken zich te verzetten tegen de zorgopname.
4.3.
De zoon van cliënt merkt op dat de woning van zijn vader nog beschikbaar is en hij daar dus in beginsel naar zou kunnen terug keren. Hij heeft echter zijn twijfels over de haalbaarheid daarvan. Hij herkent zich in het door de specialist ouderengenees-kunde/afdelingsarts geschetste beeld, voor zover door haar is gewezen op de sturing en stimulatie die zijn vader nodig heeft om te komen tot algemene dagelijkse
verrichtingen. Hoezeer hij ook de wens van zijn vader begrijpt vreest hij dat, indien hij nu naar huis zou terug keren, de situatie zoals die zich voorafgaand aan de zorgopname voordeed, heel snel zich zal herhalen.
4.4.
De advocaat van cliënt voert aan dat zijn cliënt laat blijken dat zijn toestand zodanig is verbeterd dat hij naar huis kan terug keren en hij daar zelfstandig voldoende structuur in zijn leven aan kan brengen. Als zijn raadsman bemerkt hij in hetgeen door de specialist ouderengeneeskunde/afdelingsarts en de zoon daarover naar voren is gebracht, de nodige twijfel aan de haalbaarheid daarvan. Wellicht zou het een mogelijkheid kunnen zijn dat cliënt met extra hulp/ondersteuning terug naar huis kan, al lijkt dit niet in de vorm van ambulante 24-uurs zorg mogelijk. Anderzijds lijkt het verstandig, gezien de inhoud van de medische verklaring - waaruit tevens blijkt van bijkomende somatische problematiek - en omdat er nog aanvullende observatie en diagnostisch onderzoek gaat plaats vinden, dat de zorgopname nog enige tijd wordt voortgezet. Met deze toelichting stelt hij zich namens zijn cliënt op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging tot opname en verblijf. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat betrokkene lijdt aan een ziekte of aandoening die op grond van artikel 1, vierde lid van de Wet zorg en dwang (Wzd) gelijkgesteld is aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een uitgebreide neurocognitieve stoornis. Cliënt kampt daarnaast met somatische aandoeningen
5.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit de psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
5.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen.
5.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De rechtbank begrijpt de oprechte wens van cliënt om te kunnen terugkeren naar zijn woning en vervolgens zijn leven op te pakken. Echter kan er op grond van zijn huidige toestandsbeeld onvoldoende op worden vertrouwd dat hij in geval van een terugkeer naar huis op dit moment, in staat zal zijn tot adequate zelfzorg en het aanbrengen van zodanige structuur in zijn leven dat er geen sprake meer zal zijn van (het risico) op ernstig nadeel, als hiervoor in rechtsoverweging 5.3 vermeld. In de aankomende periode zal uit nadere observatie en diagnostisch dienen te blijken of, en zo ja, in hoeverre het toestandsbeeld van cliënt nog verbetert en welke mogelijkheden er worden gezien.
5.6.
De rechtbank zal met in achtneming van het vorenstaande de machtiging tot opname en verblijf verlenen voor de duur van zes maanden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor
[cliënt] , geboren op [geboortedag] 1962 in [geboorteplaats] ;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 april 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024 door mr Benjaddi, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 8 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.