In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1962. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft de cliënt die momenteel in een zorgaccommodatie verblijft. De rechtbank heeft de relevante stukken in overweging genomen, waaronder een medische verklaring en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de cliënt, zijn advocaat, zijn zoon en een specialist ouderengeneeskunde gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een uitgebreide neurocognitieve stoornis en somatische aandoeningen, wat leidt tot ernstig nadeel in de vorm van verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De cliënt heeft aangegeven dat hij niet in de zorgaccommodatie wil blijven, maar de specialist ouderengeneeskunde heeft betoogd dat het niet verantwoord is om hem naar huis te laten terugkeren vanwege zijn huidige toestand. De zoon van de cliënt heeft twijfels over de haalbaarheid van een terugkeer naar huis, terwijl de advocaat van de cliënt pleit voor afwijzing van het verzoek op basis van de verbeterde toestand van de cliënt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 25 april 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.