In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een zorgmachtiging. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie om de zorgmachtiging, die eerder op 15 oktober 2024 was verleend, te wijzigen zodat 'insluiten' als verplichte zorgvorm kan worden toegepast. Betrokkene, geboren in 1997, was op dat moment opgenomen in een accommodatie en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H. van der Sluis-Westerlaan. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de regiebehandelaar en de verpleegkundig specialist.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene tijdens zijn opname een medecliënt heeft aangevallen en een gevaarlijk voorwerp in zijn bezit had. Dit leidde tot de tijdelijke toepassing van verplichte zorg in de vorm van 'insluiten'. De officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende juridische basis was voor toewijzing van het verzoek. Betrokkene zou met ontslag gaan en er was geen zekerheid dat hij in de toekomst opnieuw klinische zorg nodig zou hebben. De rechtbank concludeerde dat het gedrag van betrokkene niet voortkwam uit zijn psychische stoornis, wat de noodzaak voor de gevraagde wijziging verder ondermijnde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de officier van justitie afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De uitspraak is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Dun, in aanwezigheid van griffier Baremans.