In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2024 een zorgmachtiging verleend voor de betrokkene, geboren in 1999, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van het verzoekschrift op 22 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de betrokkene, zijn advocaat, een psychiater en een verpleegkundige gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een psychotische stoornis en een verslavingsstoornis, die ernstig nadeel veroorzaakt. Dit nadeel omvat ernstige psychische schade, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is, gezien het geringe ziekte-inzicht van de betrokkene en het gebrek aan intrinsieke motivatie om vrijwillig mee te werken aan de zorg.
De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, maar heeft de duur beperkt tot negen maanden, in plaats van de door de officier van justitie gevraagde twaalf maanden. De rechtbank heeft de noodzaak van verschillende vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De overige verzochte zorgvormen zijn afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.