In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1960. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, waarbij verschillende zorgvormen werden genoemd, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een psychiater, en familieleden, zijn gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene verblijft in een crisisaccommodatie en dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder ernstig lichamelijk letsel en psychische schade. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat de noodzaak van verplichte zorg onderstreept. Ondanks de bezwaren van de betrokkene tegen de huidige zorgsetting, heeft de rechtbank geoordeeld dat de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden.
De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van drie weken, tot en met 15 november 2024, en heeft de overige verzochte zorgvormen afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor de betrokkene om cassatie aan te tekenen tegen deze beschikking.