ECLI:NL:RBZWB:2024:7780

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/427955 / FA RK 24-4929
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1960. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, waarbij verschillende zorgvormen werden genoemd, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een psychiater, en familieleden, zijn gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene verblijft in een crisisaccommodatie en dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder ernstig lichamelijk letsel en psychische schade. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat de noodzaak van verplichte zorg onderstreept. Ondanks de bezwaren van de betrokkene tegen de huidige zorgsetting, heeft de rechtbank geoordeeld dat de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden.

De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van drie weken, tot en met 15 november 2024, en heeft de overige verzochte zorgvormen afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor de betrokkene om cassatie aan te tekenen tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427955 / FA RK 24-4929
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Beschikking voortzetting crisismaatregel
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1960 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats 1],
verblijvende te [plaats 2], [adres], [accommodatie],
advocaat: mr. M. Timmermans-Roelands te Bergen op Zoom.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 24 oktober 2024;
  • de beschikking van de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom van 23 oktober 2024;
  • de medische verklaring, gedateerd 23 oktober 2024;
  • het uittreksel justitiële documentatie en een politie mutatie.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • de heer [naam 1], psychiater;
  • mevrouw [naam 2], AIOS;
  • de zoon van betrokkene;
  • [naam 3], verpleegkundige.
Tevens was aanwezig maar niet gehoord:
- de schoondochter van betrokkene.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

Betrokkene verblijft met een crisismaatregel in [accommodatie]. De burgemeester van Bergen op Zoom heeft de crisismaatregel op 23 oktober 2024 genomen.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van drie weken te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat zij al voor de crisisopname kampte met slaapproblemen. In haar directe woonomgeving had zij veel overlast van buurtbewoners. Ook heeft zij met name wanneer zij moe of alleen is, last van repeterende zinnen in haar hoofd, waarvan de laatste woorden na echoën. Ook merkt zij dat haar spierkracht afneemt en dat zij last heeft van concentratieproblemen. Zij begrijpt niet waarom zij verplicht in de huidige
ggz-accommodatie is opgenomen. Zij heeft immers geen strafblad of schulden. Ook vormt zij geen gevaar voor zichzelf of voor anderen. Zij heeft moeten vaststellen dat de [accommodatie] een andere aanpak en voorschriften hanteert, daardoor is het medicatiegebruik waarmee zij vertrouwd was verstoord geraakt. Ook past de overige hier geboden zorg niet bij haar. Eerder heeft zij zich meerdere malen tot instanties gewend voor hulp, maar die bleken ofwel niet de geschikte zorg te kunnen bieden, ofwel werd er afwijzend op haar verzoeken gereageerd. Zij ziet dus wel de noodzaak van een opname voor zichzelf, maar dan in een zorgaccommodatie die bij haar persoon en bij haar problematiek past.
4.2.
De psychiater brengt naar voren dat betrokkene gedurende de crisisopname laat blijken niet alleen moeite te hebben met het opvolgen van de medicatievoorschriften, maar dat zij ook over andere aspecten van haar behandeling met het behandelend personeel in discussie gaat. Rekening houdend met haar achtergrond heeft hij begrip voor de door betrokkene getoonde reserves ten aanzien van de crisisopname. Echter laat dit geheel onverlet dat in zijn visie de noodzaak van verplichte ggz zorg op dit moment ter afwending van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel nog steeds aanwezig is. In dat verband wijst hij erop dat betrokkene ten tijde van de crisisopname kampte met angst, paranoïde gekleurde gedachten en verwardheid. Dit alsook de omstandigheid dat betrokkene lijdt aan de chronische aandoening ME/CVS maakt het bij elkaar lastig om in dit stadium diagnostisch haar toestandsbeeld en de oorzaak daarvan exact te duiden. Uit behandeloogpunt kan hij daarom achter een voortzetting van de crisismaatregel staan. Als noodzakelijke zorgvormen, die in een verplicht kader toegepast moeten kunnen worden benoemt hij het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het opnemen in een accommodatie. Hoewel in de stukken het beperken van de bewegingsvrijheid niet is aangekruist en als zodanig verzocht, acht hij ook deze verplichte zorgvorm noodzakelijk, bezien in samenhang met het opnemen in een accommodatie.
4.3.
De AIOS en de verpleegkundige sluiten zich aan bij hetgeen door de psychiater naar voren is gebracht.
4.4.
De zoon van betrokkene geeft aan zijn moeder de laatste tijd niet te herkennen in haar gedragingen en uitlatingen. Hij constateert dat zaken waarover zij zich uitspreekt niet overeenstemmen met de realiteit. Ook lijkt bij haar sprake van vluchtgedrag. Dit bij elkaar maakt dat hij zich ernstig zorgen maakt om de toestand van zijn moeder. Hij denkt dat het voor haar op dit moment het meest wenselijk is dat zij nog enige tijd niet in haar eigen woon- en leefomgeving is.
4.5.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zij van betrokkene begrijpt dat zij zich de bezorgdheid van haar naasten kan indenken en ook dat zij zorg nodig heeft. Zij kan echter niet instemmen met voortgezette zorg in een verplicht kader in de huidige ggz accommodatie. De advocaat geeft aan dat betrokkene meent dat niet haar psychische gesteldheid, maar haar somatische aandoening de hoofdoorzaak is van de crisistoestand waarin zij is geraakt. Hiervoor behoeft zij passende zorg, die door de huidige ggz instelling niet kan worden geboden. Betrokkene denkt in dat opzicht aan een verpleeghuissetting, als bedoeld in de Wet Zorg en Dwang (hierna: Wzd). Daaraan refererend laat zij het ter beoordeling aan de rechtbank om indien mogelijk ambtshalve een verzoek aan het openbaar ministerie te doen voor het indienen van een overeenkomstig gewijzigd verzoek. Los daarvan geldt dat, zo lang bij haar problematiek passende zorg niet is ingeregeld, het voor betrokkene niet verstandig is om naar huis terug te keren. Dit zou ervoor pleiten dat zij - ter overbrugging - nog enige tijd vrijwillig klinisch in ggz zorg blijft. Met deze toelichting stelt zij zich namens betrokkene op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van drie weken. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
5.3.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis. Uit de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat bij betrokkene sprake is van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en depressieve-stemmingsstoornissen. Het enkele feit dat betrokkene ontkent dat er bij haar vermoedelijk sprake is van een psychische stoornis en van daaruit veroorzaakt ernstig nadeel, geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de medische verklaring.
5.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat betrokkene, gezien de psychisch kwetsbare toestand waarin zij zich momenteel bevindt, behoefte heeft aan zorg om ervoor te zorgen dat er in die situatie meer rust komt en ter afwending van het ernstig nadeel.
5.5.
De rechtbank is op grond van de medische verklaring en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn om het nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- opnemen in een accommodatie.
Gelet op de toelichting van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling acht de rechtbank, in zoverre in afwijking van het verzoek van de officier van justitie, als verplichte zorgvorm tevens noodzakelijk:
- het beperken van de bewegingsvrijheid
De rechtbank zal de overige verzochte zorgvormen afwijzen, nu niet is gebleken dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn.
5.6.
Betrokkene verzet zich tegen de zorg. Zij is van opvatting dat niet de huidige
ggz-instelling waar zij verblijft maar een op haar somatische aandoening toegeruste verpleeghuissetting, als bedoeld in de Wzd, de meest aangewezen locatie is om in haar zorgbehoefte te voorzien. Hoe zeer de rechtbank het ook voor betrokkene van belang acht dat daar verder onderzoek naar zal worden verricht, geldt dat er voor het verlenen van een machtiging van de door haar gewenste zorg binnen het juridisch kader van deze procedure geen mogelijkheden worden gezien.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en haar omgeving.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1960 in [geboorteplaats],
wat inhoudt dat de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 5.5 kunnen worden toegepast;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 november 2024;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024 door mr. Benjaddi, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 8 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.