ECLI:NL:RBZWB:2024:7781

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/427586 / FA RK 24-4751
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van psychische kwetsbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek is ingediend door de officier van justitie voor een betrokkene, geboren in 1988, die in Breda woont. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van het verzoekschrift op 14 oktober 2024, en de mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum. Tijdens de behandeling zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, en zorgprofessionals. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene recentelijk psychische kwetsbaarheid heeft ervaren, maar dat hij momenteel stabiel is door medicatie en ambulante zorg. De rechtbank concludeert dat de betrokkene zich openstelt voor zorg en dat er op dit moment geen sprake is van ernstig nadeel dat een zorgmachtiging rechtvaardigt. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 8 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427586 / FA RK 24-4751
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende te [woonadres],
advocaat: mr. M. Timmermans-Roelands te Bergen op Zoom.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 14 oktober 2024;
  • een blanco zorgkaart;
  • het zorgplan van 8 oktober 2024;
  • de medische verklaring van 26 september 2024;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 11 oktober 2024;
  • het historisch overzicht;
  • twee politie mutaties;
  • een uittreksel uit het curatele- en bewindregister;
  • een uittreksel justitiële documentatie.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de heer [naam 1], arts assistent;
  • de heer [naam 2], spv tevens vervangend casemanager;
  • een kennis van betrokkene.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.
1.4.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebruik gemaakt van de diensten van de heer [naam 3], tolk/vertaler.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een machtiging tot voortzetting crisismaatregel verleend tot en met 14 oktober 2024.
3.
Het verzoek
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van zes maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene geeft aan dat hij niet de indruk heeft dat er bij hem op dit moment sprake is van psychische kwetsbaarheid. Hij merkt in elk geval dat hij rustiger is geworden door de medicatie die hij gebruikt. Met die medicatie en daarnaast het contact dat hij heeft met de ambulante zorgverleners weet hij stabiel te functioneren. Een verplicht kader is in zijn opvatting niet meer noodzakelijk, nu hij bereid is de medicatie vrijwillig te blijven gebruiken en het contact te onderhouden met het ambulante team.
4.2.
De kennis van betrokkene merkt op dat zij het door betrokkene van zichzelf geschetste beeld herkent. Zij voegt daaraan toe dat de medicatie dosering van betrokkene recent is afgeschaald en dat het de bedoeling is dat die verder afgebouwd zal worden.
4.3.
De arts assistent brengt naar voren dat betrokkene gedurende 3 tot 4 dagen klinisch opgenomen is geweest. Betrokkene verkeerde toen in een toestand, waarin hij meende dat anderen het op zijn leven hadden gemunt en dat hij achterna werd gezeten. Sinds deze opname en ook sinds betrokkene medicatie gebruikt wordt bemerkt dat hij in zijn hoofd rustiger wordt. Betrokkene laat wel blijken te kampen met bijwerkingen van de medicatie, te weten hoofdpijn en op seksueel vlak. Er bestaat op dit moment nog geen duidelijk beeld of middelengebruik luxerend is (geweest) voor de toestand waarin betrokkene is geraakt en of, en zo ja in hoeverre, er sprake is van (de zucht naar) middelengebruik op dit moment. Vooralsnog wordt aangenomen dat een schizofrenie spectrumstoornis in hoofdzaak tot de toestand heeft geleid, waarin betrokkene is geraakt.
4.4.
De spv tevens vervangend casemanager sluit zich aan bij hetgeen door de arts assistent naar voren is gebracht. Verder wijst hij erop dat betrokkene sinds drie weken thuis verblijft met ambulante zorg. Het was aanvankelijk ongewis of betrokkene aan de hem voorgeschreven medicatie en ambulante zorg zou blijven meewerken. De ervaring heeft intussen geleerd dat betrokkene zijn afspraken met de ambulante zorg nakomt, dat hij open staat voor contact en dat hij goed in de samenwerking is.
4.5.
De advocaat van betrokkene voert aan dat betrokkene op haar een stabielere indruk maakt vergeleken met het door haar waargenomen toestandsbeeld twee maanden geleden. Verder wijst zij erop dat ten aanzien van haar cliënt in elk geval niet van een middel- en/of verslavings gerelateerde stoornis kan worden gesproken, althans is niet gebleken van een continue zucht naar drugs of het voorzien in de behoefte daaraan, waarnaar in relevante jurisprudentie wordt verwezen. Dit betekent dat voor zover betreffende de psychische kwetsbaarheid er bij betrokkene uitsluitend van een schizofrenie spectrumstoornis dient te worden uitgegaan. Waar de beoordeling van het verzoek ziet op de vraag of sprake is van daaruit veroorzaakt ernstig nadeel wenst zij zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. Ten slotte acht zij van belang op te merken dat betrokkene zich van meet af aan meewerkend heeft opgesteld naar de zorgverlening en dat hij daarmee in gesprek is gebleven. Betrokkene gebruikt ook op dit moment consequent de hem voorgeschreven medicatie. Niet valt te voorzien dat die situatie in de toekomst zal veranderen. Namens betrokkene stelt zij zich daarom primair op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Indien de rechtbank anders mocht beslissen luidt haar subsidiaire standpunt dat de zorgmachtiging zich dient te beperken tot het toedienen van medicatie en dat, indien daarvan het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten deel mocht uitmaken, als onderdeel het gebruik van communicatiemiddelen dient te worden afgewezen, nu de noodzaak daartoe niet is gebleken.

5.De beoordeling

5.1
De inhoud van de gedingstukken en de mondelinge behandeling ter zitting strekken naar het oordeel van de rechtbank in elk geval tot de overtuiging dat betrokkene betrekkelijk recent een situatie heeft gekend waarin sprake was van psychotische kwetsbaarheid wegens een schizofreniespectrumstoornis en van daardoor veroorzaakt ernstig nadeel in de vorm van maatschappelijke teloorgang en een gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.2.
De rechtbank neemt op basis van de thans beschikbare gegevens aan dat nog steeds sprake is van in elk geval psychische kwetsbaarheid, waarvoor betrokkene zorg nodig heeft. Daar staat tegenover dat betrokkene de hem voorgeschreven ambulante zorg, waaronder medicatie toediening accepteert en daaraan vrijwillig consequent meewerkt. Dit maakt dat op dit moment niet of althans in onvoldoende mate kan worden gesproken van door de psychische stoornis van betrokkene veroorzaakt (dreigend) ernstig nadeel. Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling er blijk van gegeven zich te zullen blijven openstellen voor de ambulante zorg en ook consequent aan de medicatie toediening te blijven meewerken. Uit hetgeen door de arts assistent en de SPV tevens vervangend casemanager naar voren is gebracht blijkt dat zij er op dit moment voldoende vertrouwen in hebben dat betrokkene deze lijn zal voortzetten.
5.3.
Uit het vorenstaande volgt dat aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een zorgmachtiging niet wordt voldaan. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024 door mr Benjaddi, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 8 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.