ECLI:NL:RBZWB:2024:7784

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/428061 / FA RK 24-4985
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1987, zonder vaste woon- of verblijfplaats. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, met als doel het toedienen van vocht, voeding en medicatie, en het verrichten van medische controles en therapeutische maatregelen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, een afdelingsarts en een verpleegkundige zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene in een crisisverblijf verblijft en dat er sprake is van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang, veroorzaakt door vermoedelijke psychische stoornissen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk is, gezien de ernst van de situatie en het risico op zelfverwaarlozing. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, maar de duur beperkt tot maximaal zeven dagen, tot en met 5 november 2024. De rechtbank heeft de overige verzochte zorgvormen afgewezen, omdat niet is gebleken dat deze noodzakelijk zijn. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met het rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428061 / FA RK 24-4985
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
Beschikking voortzetting crisismaatregel
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1987,
hierna te noemen betrokkene,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
verblijvende te [plaats], [accommodatie],
advocaat mr. M.C.A. Hollants te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 oktober 2024;
  • de beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg van 28 oktober 2024;
  • de medische verklaring van 28 oktober 2024;
  • het historisch overzicht;
  • politie-mutaties.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1], afdelingsarts;
  • Mevrouw [naam 2], verpleegkundige.
Voorts is gebruik gemaakt van de diensten van de heer [naam 3], tolk/vertaler in de Hindi taal.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

Betrokkene verblijft met een crisismaatregel in [accommodatie]. De burgemeester van Tilburg heeft de crisismaatregel op 28 oktober 2024 genomen.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van drie weken te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege
die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat hij uit India afkomstig is en dat hij circa drie maanden in Nederland is. Hij zegt desgevraagd over een geldig verblijfsdocument te beschikken. Direct voorafgaand aan de crisisopname wist hij niet aan te geven wat zijn woonadres is. Inmiddels is dit wel het geval. Ook in overig opzicht gaat het beter met hem. Desgevraagd geeft betrokkene aan dat hij vindt dat hij niet ziek is. Ook wil hij de crisisopname in het psychiatrisch ziekenhuis liever niet voortzetten. Daarbij speelt een belangrijke rol dat hij vreest dan zijn werk kwijt te zullen raken. Wel is hij, indien zijn behandelaar voortgezette klinische zorg nog nodig acht, bereid nog wat langer opgenomen te blijven, mits er daarvan een schriftelijk bewijs kan worden overgelegd, opdat dit niet tot problemen zal leiden tussen hem en zijn werkgever.
4.2.
De afdelingsarts licht toe dat betrokkene voorafgaand aan de crisisopname enkele malen door de politie in verwarde toestand is aangetroffen. Tevens had betrokkene op een camping een ruit vernield en in een gebouw ontlasting achtergelaten, waarmee hij bovendien zichzelf had bevuild. Tot een verplichte crisisopname is besloten, nadat betrokkene weigerde vrijwillig aan klinische zorg mee te werken. Betrokkene toonde bij opname een psychotisch en met angsten gecombineerd beeld. Daarnaast liet betrokkene blijken ‘beestjes’ te zien en praatte hij veel in zichzelf. Onduidelijk is wat daaraan direct onderliggend is. Daarom is betrokkene getest op mogelijk middelengebruik, echter was het resultaat daarvan negatief. Betrokkene blijkt ook hulp en ondersteuning nodig te hebben bij zijn zelfverzorging en hij heeft medische verzorging, die nodig is wegens een wond aan zijn voet geweigerd. Daarnaast is gebleken dat betrokkene lijdt aan diabetes, waarvoor hij ten tijde van de crisisopname niet werd behandeld, terwijl bovendien is vastgesteld dat sprake is van verstoorde leverwaarden en een hoog ijzergehalte. Pas sinds vandaag lijkt het psychotisch beeld enigszins naar de achtergrond te verschuiven. Ook is betrokkene beter en adequater in het contact en tijdens gesprekken. Echter, rekening houdend met de situatie van betrokkene rondom de crisisopname en zijn nog wisselend toestandsbeeld acht de afdelingsarts het nog niet verantwoord om betrokkene nu met ontslag te laten gaan. Zij verwacht dat nog enkele dagen nodig zullen zijn om hem voldoende te laten stabiliseren.
4.3.
De verpleegkundige sluit zich aan bij hetgeen door de afdelingsarts naar voren is gebracht. Zij voegt daaraan toe dat, na een aanvankelijk gebleken verbetering in zijn toestand op 28 oktober 2024, betrokkene diezelfde avond opnieuw verwardheid liet zien.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zij op 28 oktober 2024 in de middag met haar cliënt - deels met behulp van een tolk - een goed (voor)gesprek heeft kunnen voeren. Haar cliënt maakte op dat moment op haar een stabiele indruk. Bij dat gesprek gaf hij aan gedurende korte tijd in verwarde toestand te hebben verkeerd. Op haar vraag of die verwardheid door verdovende middelen kan zijn veroorzaakt, al dan niet door toedoen van anderen, antwoordde betrokkene dat hij dit niet uitsluit. Verder heeft zij van haar cliënt begrepen dat hij een voortzetting van de crisisopname eigenlijk niet nodig vindt. Zij sluit niet uit dat ook werk gerelateerde zorgen bij haar cliënt daarbij een rol spelen. Betrokkene heeft haar verzocht daarom mondeling een ontslag te bepleiten. Daarnaar verwijzend stelt zij zich namens haar cliënt primair op het standpunt dat op dit moment geen sprake is van een acuut zorgelijk toestandsbeeld en van ernstig nadeel en dat om die reden het verzoek dient te worden afgewezen. Indien de rechtbank daarover anders mocht oordelen verzoekt zij - bij wijze van subsidiair standpunt - de machtiging tot voortzetting crisismaatregel in duur te beperken tot een termijn van maximaal vijf dagen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, op dit moment gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op zelfverwaarlozing en maatschappe-lijke teloorgang en het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
5.3.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voort-vloeit uit een psychische stoornis. Naar uit de medische verklaring en de mondelinge behandeling is gebleken, heeft betrokkene immers vermoedelijk schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn. De enkele ontkenning van betrokkene dat dat zo is, geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de medische verklaring.
5.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
5.5.
De rechtbank is op grond van de medische verklaring en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn om het nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles;
  • het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal de overige verzochte zorgvormen afwijzen, nu niet is gebleken dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn.
5.6.
Uit de antwoorden van betrokkene blijkt dat hij vindt dat hij niet ziek is. Ook vreest hij, indien hij langer klinisch opgenomen blijft, zijn werk kwijt te raken. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat geen of althans in onvoldoende mate sprake is van daadwerkelijke intrinsieke bereidheid om de adviezen en voorschriften van de behandelend arts consequent op te volgen. Gelet daarop dient de rechtbank het ervoor te houden dat betrokkene zich verzet tegen de noodzakelijk geachte verplichte klinische zorg.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9.
Voor wat betreft de duur van de gevraagde, ziet de rechtbank in hetgeen door de behandelaar bij de mondelinge behandeling is gezegd over de te verwachten duur van de verplichte klinische zorg, die nodig is om betrokkene voldoende te laten stabiliseren, aanleiding om de machtiging tot voortzetting crisismaatregel in duur te beperken tot een periode van maximaal zeven dagen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1987,
wat inhoudt dat de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 5.5 kunnen worden toegepast;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 5 november 2024;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024 door mr Van Dun, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 6 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.