ECLI:NL:RBZWB:2024:7788

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
C/02/419721 / FA RK 24-987
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over contactverbod tussen vader en minderjarige voor de duur van één jaar

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 een beslissing genomen in een rekestprocedure betreffende het contact tussen een vader en zijn minderjarige kind. De minderjarige, geboren in 2011, heeft sinds 2019 onder toezicht gestaan van de Stichting Jeugdbescherming Brabant. De ouders hebben gezamenlijk gezag, maar de minderjarige woont bij de moeder. De rechtbank heeft eerder een co-ouderschapsregeling vastgesteld, maar de minderjarige heeft aangegeven dat hij deze regeling niet meer wil en dat hij minder contact met zijn vader wil. De bijzondere curator, die de minderjarige vertegenwoordigt, heeft verzocht om de contactregeling te wijzigen en een verbod op contact voor de duur van één jaar op te leggen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2024 is gebleken dat de vader en de stiefmoeder niet zijn verschenen, terwijl de moeder en de bijzondere curator wel aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig verstoord is en dat de minderjarige zich niet gehoord voelt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om het contact met de vader op te schorten, omdat het contact momenteel schadelijk is voor zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft het verzoek van de bijzondere curator toegewezen en een tijdelijk verbod op contact opgelegd voor de duur van één jaar, met de mogelijkheid voor de vader om na deze periode opnieuw een verzoek in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/419721 FA RK 24-987
Datum uitspraak: 14 november 2024
nadere beschikking
in de zaak van
[de minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
in rechte vertegenwoordigd door de bijzondere curator: mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S.C.H. Poelman te Brunssum,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
[de stiefmoeder] ,
hierna te noemen: de stiefmoeder,
wonende te [woonplaats] .
Als informant is aangemerkt:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de gecertificeerde Instelling (de GI).
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 5 maart 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- het verslag van de bijzondere curator mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen (hierna: bijzondere curator) van 8 april 2024;
- de beslissing van de wrakingskamer van deze rechtbank van 13 juni 2024;
- de beslissing van de wrakingskamer van deze rechtbank van 28 juni 2024;
- het gewijzigd verzoek van de bijzondere curator van 18 september 2024;
- de op 20 september 2024 door de griffier verzonden brief aan de vader en de stiefmoeder;
- de op 8 oktober 2024 ontvangen e-mail van de vader;
- de op 29 oktober 2024 ontvangen e-mail van de advocaat van de moeder;
- de op 29 oktober 2024 ontvangen e-mail van de bijzondere curator;
- de op 30 oktober 2024 door de griffier verzonden e-mail aan de vader en de stiefmoeder;
- de op 30 oktober 2024 ontvangen e-mails van de vader.
1.2
De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 17 september 2024 in aanwezigheid van de moeder, bijgestaan door mr. Poelman. Tevens was tijdens de mondelinge behandeling aanwezig de bijzondere curator, de jeugdbeschermer van de GI en een medewerkster namens de Raad. De vader en de stiefmoeder zijn wel opgeroepen, maar niet verschenen.

2.De feiten

2.1
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder. Bij beschikking van 13 juli 2021 is er een co-ouderschapsregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige] in de ene week bij de moeder en in de andere week bij de vader verblijft.
2.2
[de minderjarige] staat sinds 7 mei 2019 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is sindsdien telkens verlengd, voor het laatst bij beschikking van 19 februari 2024 tot 25 juni 2024. De ondertoezichtstelling van [de minderjarige] is geëindigd op 25 juni 2024 omdat de GI het resterende verzoek heeft ingetrokken. Bij beschikking van 5 juli 2024 is het resterende verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling daarom - zonder inhoudelijke beoordeling - afgewezen.
2.3
Er stond een mondelinge behandeling gepland op 11 juni 2024. De vader heeft de rechter gewraakt op 10 juni 2024, waardoor de zitting op 11 juni niet doorging. De wrakingskamer heeft bij beslissing van 13 juni 2024 het verzoek van de vader tot wraking kennelijk ongegrond verklaard en bepaald dat deze zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
2.4
Er stond vervolgens een mondelinge behandeling gepland op 24 juni 2024, een dag voor de afloopdatum van de ondertoezichtstelling. De stiefmoeder heeft echter de rechter gewraakt op 21 juni 2024, waardoor de zitting van 24 juni niet doorging. De wrakingskamer heeft bij beslissing van 28 juni 2024 het verzoek van de stiefmoeder tot wraking kennelijk ongegrond verklaard en bepaald dat deze zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.

3.Het procesverloop en de vraag van [de minderjarige]

3.1
In de procedure over het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling heeft [de minderjarige] twee (kind)gesprekken gehad met de kinderrechter, namelijk op 1 februari 2024 en op 29 februari 2024. Tijdens deze twee gesprekken heeft [de minderjarige] aangegeven dat hij graag wil dat de contactregeling tussen hem en de vader wordt gewijzigd. Op verzoek van [de minderjarige] heeft de rechtbank vervolgens een bijzondere curator benoemd die hem in en buiten rechte kan vertegenwoordigen.
3.2
In haar verslag van 8 april 2024 heeft de bijzondere curator namens [de minderjarige] verzocht om de co-ouderschapsregeling te wijzigen in die zin dat [de minderjarige] eens per veertien dagen van vrijdag 17:00 uur tot dinsdagochtend naar school bij vader zal zijn, alsmede om te bepalen dat [de minderjarige] in de zomervakantie maximaal twee aaneengesloten weken bij vader zal verblijven.
3.3
Op 17 september 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De bijzondere curator heeft haar verzoek op de mondelinge behandeling gewijzigd en dit gewijzigde verzoek vervolgens op 18 september 2024 schriftelijk bevestigd. De vader en de stiefmoeder zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunt kenbaar te maken ten aanzien van het gewijzigd verzoek. De vader heeft verzocht om een mondelinge behandeling. De rechter heeft hem in de gelegenheid gesteld om op 6 november 2024 zijn standpunt kenbaar te maken via teams, maar de man heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
3.4
Aan de orde is dus nu het op 17 september 2024 gewijzigd verzoek van de bijzondere curator namens [de minderjarige] om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de huidige co-ouderschapsregeling te wijzigen in die zin dat de contactregeling tussen [de minderjarige] en zijn vader voor een door de rechtbank te bepalen periode wordt opgeschort.

4.De beoordeling

4.1
Bij beschikking van 5 maart 2024 heeft de kinderrechter op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bijzondere curator benoemd voor [de minderjarige] . De kinderrechter heeft de bijzondere curator verzocht om in ieder geval met [de minderjarige] , de moeder, de vader en de jeugdbeschermer van de GI te spreken over de vraag van [de minderjarige] over de contactregeling met zijn vader. De bijzondere curator is verzocht om binnen vier weken schriftelijk verslag uit te brengen aan de rechtbank van haar bevindingen en daarbij een standpunt over de vraag van [de minderjarige] in te nemen.
4.2
De bijzondere curator heeft op 8 april 2024 verslag uitgebracht en een verzoek namens [de minderjarige] gedaan. Ter onderbouwing van haar verzoek stelt de bijzondere curator zich, samengevat, op het standpunt dat de huidige regeling, een gedwongen co-ouderschapsregeling, niet langer wenselijk is voor [de minderjarige] en daarom zou de regeling gewijzigd moeten worden. De bijzondere curator heeft met alle betrokkenen gesproken en is van mening dat er naar de uitdrukkelijke wens van [de minderjarige] moet worden geluisterd. Vaststaat dat er sprake is van een forse achterstand in de hechtingsrelatie tussen de vader en [de minderjarige] . Dit wordt ook onderschreven door het rapport van [opleidingscentrum] . De vader en de stiefmoeder bieden [de minderjarige] een fijne en veilige thuisbasis. [de minderjarige] wil het contact met hen niet verbreken, hij wil alleen minder dagen daar zijn. Op die wens van [de minderjarige] wordt niet begripvol, maar met boosheid gereageerd. De positieve opbouw wordt met deze afwijzende reactie weer teniet gedaan. [de minderjarige] voelt zich niet begrepen en afgewezen door de vader. Hoewel het wenselijk zou zijn om verder te werken aan de hechting tussen de vader en [de minderjarige] staat hier tegenover dat goede hechting niet kan worden afgedwongen. Ook bestaat er geen garantie dat het inzetten op meer contact leidt tot een verbetering in de hechtingrelatie. Zolang [de minderjarige] zich gedwongen voelt de huidige regeling na te leven, zal het gevoel van weerstand alleen maar toenemen. Bovendien is [de minderjarige] een puber. Het is normaal dat een puber zich losmaakt van zijn ouders. Dit bemoeilijkt de bevordering van de veilige hechting. Uit het rapport van [opleidingscentrum] volgt ook dat het belangrijk is dat [de minderjarige] oog gaat hebben voor zijn eigen identiteitsontwikkeling. Hij moet aangeven wat hij zelf belangrijk vindt. PMT helpt hem hierbij. [de minderjarige] wil de co-ouderschapsregeling niet meer en hij wil ook in de zomervakantie niet meer drie weken aaneengesloten bij de vader zijn. De bijzondere curator vindt dat er naar de wens van [de minderjarige] geluisterd moet worden. Hij dient niet langer dwang te ervaren maar moet meer regie over zijn eigen leven kunnen nemen.
4.3
De bijzondere curator geeft in het gewijzigd verzoek van 18 september 2024 aan dat [de minderjarige] sinds april 2024 niet meer bij zijn vader is geweest en dat contactherstel binnen afzienbare tijd niet haalbaar is. De hulpverlening die [de minderjarige] nodig heeft om de huidige situatie te verwerken, dient nog te worden opgestart. Verder geeft de bijzondere curator op de mondelinge behandeling aan dat de vader heel erg boos is geworden door deze procedure. Hij lijkt de conclusie te hebben getrokken dat door alles wat er is gebeurd [de minderjarige] niet meer welkom is bij hem. In juni 2024 was [de minderjarige] nog bereid om contact te hebben met zijn vader. Vervolgens hebben er via Whatsapp vervelende gesprekken plaatsgevonden tussen [de minderjarige] en zijn vader. Zij hebben nog een tijdje online gegamed met elkaar en die contacten gingen goed, maar dat hield op een gegeven moment op omdat de toon van vader veranderde. Hij wilde dat [de minderjarige] langs zou komen, maar de vader sprak steeds erg negatief over de moeder en dat leidde steeds tot escalaties. [de minderjarige] voelt zich niet begrepen door zijn vader. Nu is er helemaal geen contact meer en daardoor is er rust ontstaan bij [de minderjarige] . De bijzondere curator verzoekt daarom om de contactregeling tussen [de minderjarige] en zijn vader voor een door de rechter te bepalen periode op te schorten.
4.4
De moeder en haar advocaat geven op de mondelinge behandeling aan dat [de minderjarige] erg verdrietig is geworden op het moment dat hij de huissleutel van de vader moest inleveren. Na een aantal weken geen contact met de vader ging het wat beter met [de minderjarige] . Vervolgens kreeg [de minderjarige] te horen dat stiefmoeder weer zwanger is. Vanaf toen is het weer bergafwaarts gegaan met [de minderjarige] . Hij voelt zich aan de kant gezet door zijn vader en hij heeft het idee dat er nu een vervanger komt voor hem. In juni 2024 is er veel ruzie geweest tussen [de minderjarige] en de vader via Whatsapp. Sinds er helemaal geen contact meer is, heeft [de minderjarige] wel meer rust. Die rust heeft hij nu nodig om het hulpverleningstraject in te gaan. De moeder en haar advocaat ondersteunen daarom ook het gewijzigd verzoek van de bijzondere curator.
4.5
De vertegenwoordigster van de GI geeft op de mondelinge behandeling aan dat er geen sprake meer is van een ondertoezichtstelling. Er is vier jaar lang gewerkt aan een verbetering van de situatie, maar uiteindelijk is de GI onderdeel geworden van de strijd tussen de ouders. Daarom heeft de GI het resterend verzoek in juni 2024 ingetrokken. De vader is volhardend in zijn standpunt over het contact met [de minderjarige] . Hij wil een co-ouderschap en anders niets. De GI staat achter het gewijzigd verzoek van de bijzondere curator.
4.6
De vertegenwoordigster van de Raad stemt op de mondelinge behandeling in met het gewijzigd verzoek van de bijzondere curator. De vader vertoont zeer verwijtbaar gedrag dat schadelijk is voor [de minderjarige] .
De rechtbank overweegt als volgt.
4.7
[de minderjarige] heeft als minderjarige niet een formele rechtsingang. De kinderrechter merkt de vraag van [de minderjarige] aan als een zogenoemde ‘informele rechtsingang’. Dat betekent dat [de minderjarige] de kinderrechter vraagt om ambtshalve een beslissing te geven over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. Ingevolge artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, indien haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven ter zake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders.
4.8
Ingevolge artikel 1:253a lid 2 BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Op grond van lid 2 van dit artikel kan deze regeling onder andere omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
4.9
In artikel 1:377a BW staat dat de rechter een ouder ook het recht op omgang kan ontzeggen. Dat kan alleen als er sprake is van één van de volgende omstandigheden:
- omgang zou schadelijk zijn voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
- de ouder is ongeschikt of niet in staat tot omgang met het kind;
- het kind is twaalf jaar of ouder en heeft laten weten dat hij echt geen contact met de ouder wil;
- er is een andere redenen waarom omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.1
Uit de overgelegde stukken, de kindgesprekken met [de minderjarige] en de standpunten die zijn gegeven op de mondelinge behandeling blijkt dat de verstandhouding tussen de ouders van [de minderjarige] fors zijn verstoord. [de minderjarige] zit klem daartussen. Desondanks is op enig moment besloten dat [de minderjarige] de helft van de tijd bij zijn vader en de helft van de tijd met zijn moeder zou wonen. [de minderjarige] lijkt bij dat besluit niet of onvoldoende te zijn betrokken. [de minderjarige] geeft al langere tijd aan dat hij wil dat de regeling weer wordt gewijzigd naar de oude regeling, waarbij hij een weekend per veertien dagen bij zijn vader was en met name bij zijn moeder woonde. Hij voelt zich niet of niet voldoende gezien en gehoord in het gezin van vader met twee nog jonge kindjes en wil graag dingen doen die bij zijn leeftijd horen. Hij wil wel contact met zijn vader, maar wil dan liever niet dat dit altijd met de rest van het gezin van de vader erbij is. Hij heeft daarover gesprekken gehad met de GI, de kinderrechter en de bijzondere curator. De vader staat niet open voor de wens van [de minderjarige] . De vader stelt dat de moeder [de minderjarige] probeert weg te houden van de vader al sinds het verbreken van hun relatie. Hij vindt dat de moeder ervoor zorgt dat [de minderjarige] een negatief vaderbeeld heeft door negatief over hem en de stiefmoeder te praten. Hij wil dat de co-ouderschapregeling wordt nagekomen en als dat niet gebeurt, dan voelt hij de noodzaak om [de minderjarige] los te laten. De moeder is van mening dat de weerstand die [de minderjarige] laat zien, voortkomt uit de nare ervaringen en ruzies die hij heeft met zijn vader en stiefmoeder. De ouders en [de minderjarige] zitten inmiddels al jaren in deze patstelling en diverse hulpverleningstrajecten die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn ingezet, hebben hier geen blijvende positieve veranderingen in kunnen bewerkstelligen. De vader heeft in april 2024 tegen [de minderjarige] gezegd dat hij zijn huissleutel moest inleveren als hij bij zijn wens bleef. De vader stelt zich op het standpunt: co-ouderschap of niets. Het contact tussen vader en [de minderjarige] is vervolgens verbroken. Na enig online-contact in de zomer, is er inmiddels al een aantal maanden helemaal geen contact meer tussen [de minderjarige] en zijn vader en gezien wordt dat [de minderjarige] daardoor rust heeft. De bijzondere curator geeft aan dat de groeiende weerstand die [de minderjarige] had tegen contact met zijn vader en alles wat er vervolgens gebeurd is, ertoe geleid heeft dat hij nu helemaal geen contact meer wenst met zijn vader. De rechtbank is, gelet op het hiervoor vermelde van oordeel dat het in het belang is van [de minderjarige] dat er duidelijkheid komt. Hij geeft nu al erg lang aan dat hij een 50/50-verdeling van de zorg niet fijn vindt. De kinderrechter begrijpt dat er bij de vader sprake is van frustratie, omdat het tot op heden nog steeds niet is gelukt om onbelast contact met [de minderjarige] te realiseren. De vader heeft daarom een radicale beslissing genomen door [de minderjarige] zijn huissleutel in te laten leveren. Hoewel de vader aangeeft dat hij dit uit liefde voor [de minderjarige] gedaan heeft, zal dit voor [de minderjarige] ongetwijfeld anders voelen. De kinderrechter stelt vast dat in het verslag van [opleidingscentrum] wordt gesproken over problemen in de hechting tussen de vader en [de minderjarige] . Daar moest aan gewerkt worden. De positieve opbouw in de hechtingsrelatie is met deze afwijzende reactie van de vader echter weer afgebroken. [de minderjarige] voelt zich door de vader niet begrepen en afgewezen. Gelet op het verloop van de al jarenlang durende procedures, heeft de kinderrechter er echter geen vertrouwen in dat het inzetten van weer een hulpverleningstraject dat gericht is op het herstel in het contact zal slagen, ook omdat de ondertoezichtstelling inmiddels is geëindigd en hulp dus in het vrijwillig kader geregeld zou moeten worden. Hoewel de kinderrechter van oordeel is dat het in beginsel in het belang van een minderjarige is om onbelast contact te hebben met beide ouders, zal afdwingen van contact onder de huidige omstandigheden beschadigend zijn voor [de minderjarige] . Hij moet zich gehoord en gezien voelen. Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat er nu een periode van rust dient te komen voor de minderjarige.
4.11
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat contact tussen [de minderjarige] en de vader op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige] . Het verzoek van [de minderjarige] en zijn bijzondere curator om het contact op te schorten zal daarom worden toegewezen in die zin, dat de beschikking van 13 juli 2021 wordt gewijzigd en de vader een (tijdelijk) verbod krijgt om contact te hebben met [de minderjarige] voor de duur van één jaar. De kinderrechter benadrukt in dit verband dat op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens elke wijziging van een contactregeling tijdelijk van aard is, in die zin dat de ouder aan wie een tijdelijke contactverbod wordt opgelegd zich in geval van gewijzigde omstandigheden en, met inachtneming van het verzoek van [de minderjarige] , na een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een (gewijzigde) regeling te doen vaststellen.
4.12
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat de beslissing meteen geldt, ook als er eventueel hoger beroep tegen wordt ingesteld. De kinderrechter vindt dat belangrijk voor [de minderjarige] . Hij weet dan waar hij aan toe is.
4.13
Aan [de minderjarige] wordt een brief gestuurd met daarin een korte uitleg van de beslissing. Deze brief zal ter informatie ook aan de belanghebbenden gestuurd worden. De inhoud van die brief is als volgt:
Beste [de minderjarige] ,
De kinderrechter heeft een eindbeslissing genomen op jouw vraag en de daarop volgende verzoeken van jouw bijzondere curator.
Jij hebt in gesprekken met de rechter verzocht om het contact met je vader te wijzigen. Je wilde minder bij je vader en zijn gezin zijn, ook in de zomervakanties.
De kinderrechter heeft gelezen dat jij al best lang last hebt gehad van de situatie waarin het zo was dat je de ene week bij de moeder was en de andere week bij je vader. Je hebt toen gevraagd of de oude regeling terug kon komen. Je hebt daar veel gedoe over gehad met je vader en je stiefmoeder en uiteindelijk moest je in april van dit jaar je huissleutel inleveren. Daarna heb je geen persoonlijk contact meer gehad met je vader. De kinderrechter had gehoopt dat - met hulp van buitenaf - het contact met je vader zou kunnen worden hersteld, maar dat is helaas niet gelukt. Ook in de zomer van 2024, toen jullie online weer een beetje contact hadden, is het weer misgegaan, zo heeft de bijzondere curator verteld. Daarom heeft zij haar eerste verzoek, waarin ze nog vroeg om een weekendregeling, veranderd in een verzoek waarin er een verbod op contact komt. Zo’n verbod is altijd tijdelijk, want je vader blijft je vader. Je moeder heeft verteld dat je nog hulpverlening gaat krijgen om alles te verwerken. De kinderrechter is het met de bijzondere curator eens dat het belangrijk is om naar jou te luisteren. Jouw wens om minder tijd bij je vader thuis te moeten zijn bestaat al lang. Jouw mening doet ertoe. Jij moet jezelf kunnen ontwikkelen. Omdat de kinderrechter vindt dat je rust en duidelijkheid nodig hebt, heeft zij besloten dat jij en je vader vanaf 14 november 2024 in ieder geval een jaar lang geen contact meer met elkaar hebben. Er is aan je vader een verbod opgelegd om in die periode contact met jou te zoeken.
Nu er een eindbeslissing is genomen, is daarmee de zaak op de rechtbank afgesloten.
Ik hoop dat je goede hulpverlening gaat krijgen om alles wat er gebeurd is te verwerken.
De kinderrechter wenst jou het beste.
Namens de kinderrechter, met vriendelijke groet,
de griffier

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
wijzigt de bij beschikking van 13 juli 2021 vastgestelde co-ouderschapregeling en
legt aan de vader een verbod op om contact met [de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011 te hebben gedurende een jaar;
5.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024 in tegenwoordigheid van Weterings, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda.