In deze verzetzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 november 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil tussen de meubelstoffeerder en de klant over de stoffering van vier eetkamerstoelen. De klant had de meubelstoffeerder opdracht gegeven om de stoelen te stofferen voor een bedrag van € 1.500,00. Na levering op 2 december 2023 bleek de stoffering niet deugdelijk te zijn, wat leidde tot een conflict. De klant heeft de meubelstoffeerder meerdere keren verzocht om de stoelen opnieuw te stofferen, maar de communicatie hierover was onduidelijk. De klant heeft uiteindelijk een verstekvonnis aangevraagd, waarin haar vorderingen werden toegewezen. De meubelstoffeerder heeft in verzet gepleit, stellende dat hij niet in verzuim was en dat de klant hem geen redelijke termijn voor nakoming had gegeven. De kantonrechter oordeelde dat de meubelstoffeerder niet in verzuim was, omdat er geen fatale termijn was overeengekomen en de klant hem niet voldoende gelegenheid had gegeven om de stoelen te herstellen. Het verstekvonnis werd vernietigd en de vorderingen van de klant werden afgewezen. De klant werd veroordeeld in de proceskosten van de meubelstoffeerder.