ECLI:NL:RBZWB:2024:7791

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
11143759 \ CV EXPL 24-2026 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekvonnis in verzetzaak over tekortkoming in stoffering van eetkamerstoelen

In deze verzetzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 november 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil tussen de meubelstoffeerder en de klant over de stoffering van vier eetkamerstoelen. De klant had de meubelstoffeerder opdracht gegeven om de stoelen te stofferen voor een bedrag van € 1.500,00. Na levering op 2 december 2023 bleek de stoffering niet deugdelijk te zijn, wat leidde tot een conflict. De klant heeft de meubelstoffeerder meerdere keren verzocht om de stoelen opnieuw te stofferen, maar de communicatie hierover was onduidelijk. De klant heeft uiteindelijk een verstekvonnis aangevraagd, waarin haar vorderingen werden toegewezen. De meubelstoffeerder heeft in verzet gepleit, stellende dat hij niet in verzuim was en dat de klant hem geen redelijke termijn voor nakoming had gegeven. De kantonrechter oordeelde dat de meubelstoffeerder niet in verzuim was, omdat er geen fatale termijn was overeengekomen en de klant hem niet voldoende gelegenheid had gegeven om de stoelen te herstellen. Het verstekvonnis werd vernietigd en de vorderingen van de klant werden afgewezen. De klant werd veroordeeld in de proceskosten van de meubelstoffeerder.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11143759 \ CV EXPL 24-2026
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
[naam ] H.O.D.N. [de meubelstoffeerder],
te [plaats 1] ,
oorspronkelijk gedaagde partij,
eiser in verzet,
hierna te noemen: [de meubelstoffeerder] ,
gemachtigde: mr. C.G.A. Mattheussens,
tegen
[de klant],
te [plaats 2] ,
oorspronkelijk eisende partij,
gedaagde in verzet,
hierna te noemen: [de klant] ,
gemachtigde: mr. W.J. Jurgers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De dagvaarding van 26 februari 2024 met producties met [de klant] ,
  • het verstekvonnis van 10 april 2024 met zaaknummer 10978749 CV EXPL 24-892,
  • de verzetdagvaarding van 8 mei 2024 met producties van [de meubelstoffeerder] ,
  • de conclusie van antwoord in oppositie met één productie van [de klant] ,
  • de conclusie van repliek in oppositie van [de meubelstoffeerder] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan [de meubelstoffeerder] vier eetkamerstoelen van [de klant] opnieuw zou stofferen tegen betaling van een bedrag van € 1.500,00. Op 2 december 2023 heeft [de meubelstoffeerder] de stoelen gestoffeerd naar [de klant] gebracht.
2.2.
Op 4 december 2023 heeft [de klant] via WhatsApp-bericht aan [de meubelstoffeerder] medegedeeld dat de stoelen niet deugdelijk zijn gestoffeerd. Een dag later stelt [de klant] voor dat [de meubelstoffeerder] een bedrag van € 1.000,00 terugbetaalt en dat [de klant] de stoelen door een ander bedrijf opnieuw laat stofferen.
2.3.
Op 7 december 2023 laat [de meubelstoffeerder] via WhatsApp-bericht weten dat hij de stoelen opnieuw wil stofferen en hij vraagt wanneer hij de stoelen op kan halen. [de klant] reageert hierop met de vraag of zij de stoelen dan voor de kerst terug heeft. [de meubelstoffeerder] geeft hierop als reactie “zeker weten”.
2.4.
Op 12 december 2023 heeft [de meubelstoffeerder] stof besteld voor het opnieuw stofferen van de stoelen.
2.5.
Op 15 december 2023 laat [de meubelstoffeerder] via WhatsApp-bericht aan [de klant] weten dat zodra hij de stof binnen heeft, hij de stoelen komt ophalen. Hierop reageert [de klant] met de mededeling dat het dan voor de feestdagen niet meer zal lukken en dat zij graag wil dat [de meubelstoffeerder] de stoelen na de kerstdagen komt ophalen.
2.6.
Op 29 december 2023 stuurt [de klant] het volgende WhatsApp-bericht naar [de meubelstoffeerder] :
“Nog niets van u gehoord na de kerstdagen. Graag hoor/lees ik wanneer u de stoelen komt ophalen. Ik wil ze uiterlijk correct gestoffeerd weer in week 4 (22 t/m 26 januari terug hebben, waarbij 26 januari echt de uiterste dag is. Ik wacht uw bericht af, [de klant] ”
2.7.
Op 7 januari 2024 stuurt [de klant] een Whatsapp-Bericht aan [de meubelstoffeerder] waarin zij aangeeft dat zij aangeeft:
“U heeft er voor gekozen mijn stoelen niet op te halen en deze opnieuw en correct gestoffeerd te retourneren uiterlijk 27 januari 2024. Geen enkel bericht van u hierover ontvangen. Ik heb u ruimschoots de tijd gegeven en accepteer niet langer dat u mij vergeefs laat wachten. Ook ben ik er totaal niet van overtuigd dat u een tweede keer de stoelen wel correct zult stofferen, gezien het resultaat van de eerste keer. U weet zelf ook wel dat het prutswerk is geweest en koos er ondanks dat toch voor de stoelen in deze staat bij mij terug te bezorgen en direct € 1.500,00 hiervoor te ontvangen, wat schandalig is. Ik stel u nogmaals voor mij € 1.000,00 terug te betalen en kan ik een andere stoffeerder mijn stoelen laten stofferen. Ik accepteer geen enkel uitstel of leugens meer. Ik hou mij aan mijn woord en ga gerechtelijke stappen ondernemen, wat ik u eerder meedeelde. Als u wederom in gebreke blijft, schakel ik dinsdag 9 januari mijn advocaat in en zal de correspondentie vanaf dat moment via mijn advocaat lopen.”.
2.8.
Op 8 januari 2024 stuurt [de klant] een Whatsapp-bericht aan [de meubelstoffeerder] waarin zij vraagt of [de meubelstoffeerder] de stoelen komt ophalen of dat hij € 1.000,00 gaat betalen. [de meubelstoffeerder] reageert hierop en geeft aan dat hij morgen gaat bellen.
2.9.
Op 9 januari 2024 stuurt [de klant] een Whatsapp-bericht aan [de meubelstoffeerder] waarin zij laat weten dat ze niet gebeld is en dat ze haar advocaat inschakelt. [de meubelstoffeerder] reageert hierop met vraag wanneer hij stoelen kan ophalen. [de klant] laat weten dat ze dit niet kan zeggen, omdat de zaak bij de advocaat ligt.
2.10.
Op 26 januari 2024 stuurt (gemachtigde van) [de klant] een brief aan [de meubelstoffeerder] . Hierin laat [de klant] weten dat de maat vol is en zij aanspraak maakt op terugbetaling van € 1.500,00 en daarnaast betaling van € 165,00 aan kosten van rechtsbijstand (artikel 6:96 lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek).
2.11.
Op 30 januari 2024 (om 15:18) uur stuurt (gemachtigde van) [de klant] een
e-mailbericht aan [de meubelstoffeerder] waarin zij [de meubelstoffeerder] een voorstel doet voor een laatste kans. [de klant] vraagt [de meubelstoffeerder] om uiterlijk 1 februari om 10:00 uur te laten weten dat hij instemt met de gestelde condities en wanneer hij de stoelen de week daarna zou komen ophalen.
2.12.
Op 1 februari 2024 (om 13:13) uur stuurt [de meubelstoffeerder] een e-mailbericht aan [de klant] waarin onder meer staat:
“Ik wil de stoelen van Mvr. [de klant] ophalen en opnieuw stofferen, zoals aangegeven heb ik de nieuwe stof al binnen. Dit moet te halen zijn binnen de tijd die door jullie is genoemd. Ik ga niet akkoord met het betalen van uw kosten. Mevr. [de klant] heeft gekozen voor u in te schakelen dus mag ze deze kosten zelf betalen.”.
2.13.
Op 2 februari 2024 heeft (gemachtigde van) [de klant] een e-mailbericht gestuurd aan [de meubelstoffeerder] waarin onder meer staat:
“Ik stel vast dat u de aangegeven condities niet heeft nageleefd. U heeft mij niet voor gisteren uiterlijk 10.00 uur per e-mail bericht; uit uw bericht blijkt dat u niet instemt met genoemde condities om deze zaak alsnog buiten rechte op te lossen’. Dit betekent dat deze laatste aan u aangeboden mogelijkheid is komen te vervallen.”.

3.Het geschil

3.1.
[de klant] heeft in de verstekprocedure bij vonnis - samengevat - gevorderd voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden en [de meubelstoffeerder] te veroordelen tot betaling van € 1.665,00, vermeerderd met rente en proceskosten. [de klant] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [de meubelstoffeerder] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de overeenkomst om de stoelen deugdelijk te stofferen. [de klant] heeft meermaals gevraagd wanneer [de meubelstoffeerder] de stoelen zou komen ophalen om deze opnieuw te stofferen, maar [de meubelstoffeerder] heeft hier telkens niet (tijdig) op gereageerd.
3.2.
Bij het verstekvonnis van 10 april 2024 heeft de kantonrechter de vorderingen van [de klant] toegewezen.
3.3.
[de meubelstoffeerder] vordert in verzet om hem te ontheffen van de veroordeling uitgesproken in het verstekvonnis en [de klant] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen met veroordeling van [de klant] in de kosten van het verzet. [de meubelstoffeerder] stelt zich - samengevat -op het standpunt dat hij altijd bereid is geweest om de stoelen te herstellen. Hij voert aan dat hij geen reële mogelijkheid heeft gekregen van [de klant] om de stoelen alsnog deugdelijk te stofferen. Onder die omstandigheden is geen sprake van een zodanig ernstige tekortkoming die een ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet is gebleken dat [de meubelstoffeerder] te laat in verzet is gekomen tegen het vonnis van 10 april 2024, zodat [de meubelstoffeerder] ontvankelijk is in zijn verzet.
4.2.
De vraag die moet worden beantwoord is of [de klant] de overeenkomst met [de meubelstoffeerder] mocht ontbinden. Voor een geslaagd beroep op ontbinding moet er sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis die een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt (artikel 6:265 BW). De bevoegdheid tot ontbinding bestaat pas wanneer de andere partij in verzuim is. Van verzuim is onder meer sprake wanneer de ene partij een schriftelijke ingebrekestelling heeft gestuurd waarin een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en de andere partij niet binnen deze termijn alsnog zijn verplichting nakomt (artikel 6:82 lid 1 BW). Het verzuim kan in sommige omstandigheden ook zonder ingebrekestelling intreden, bijvoorbeeld als er een voor de voldoening bepaalde (fatale) termijn is verstreken (artikel 6:83 BW).
Tekortkoming
4.3.
Tussen partijen staat vast dat [de meubelstoffeerder] de stoelen niet deugdelijk heeft gestoffeerd. Dit levert een tekortkoming op in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. De vraag is vervolgens of [de meubelstoffeerder] hiermee ook in verzuim is.
Geen fatale termijn
4.4.
De kantonrechter overweegt dat niet gebleken is dat er een fatale termijn is overeengekomen waarbinnen de stoelen moesten zijn gestoffeerd. [de klant] heeft in dit kader gesteld dat [de meubelstoffeerder] een garantie heeft gegeven dat de stoelen voor de kerstdagen correct opnieuw gestoffeerd zouden zijn, maar naar het oordeel van de kantonrechter is hierbij geen sprake van een fatale termijn. Partijen hebben immers daarna nog gesproken over het ophalen van de stoelen na de kerstdagen, omdat de levering van de bestelde stof wat langer zou kunnen duren vanwege de feestdagen. Van verzuim op grond van een fatale termijn is dus geen sprake.
Redelijke termijn voor nakoming gegeven?
4.5.
De kantonrechter overweegt dat partijen het er over eens zijn dat de communicatie over de vraag wanneer [de meubelstoffeerder] de stoelen zou komen ophalen om te herstellen niet helemaal duidelijk is verlopen. Van belang is echter de vraag of [de klant] aan [de meubelstoffeerder] een redelijke termijn voor nakoming (herstel van de stoelen) heeft gegeven en [de meubelstoffeerder] niet binnen die gestelde termijn tot nakoming is overgegaan.
4.6.
Op 29 december 2023 heeft [de klant] schriftelijk aangegeven dat zij de stoelen uiterlijk 26 januari 2024 gestoffeerd terug wil hebben. De kantonrechter is van oordeel dat [de klant] hiermee in beginsel aan [de meubelstoffeerder] een redelijke termijn voor nakoming heeft gegeven. De kantonrechter is echter van oordeel dat [de klant] uiteindelijk niet meer daadwerkelijk aan [de meubelstoffeerder] een redelijke termijn voor nakoming heeft gegeven. Op 7 januari 2024 komt [de klant] namelijk terug op de door haar gegeven termijn, want ze geeft aan dat zij nog niets van [de meubelstoffeerder] heeft gehoord en dat zij bij geen reactie op 9 januari 2024 haar advocaat zal inschakelen. Als [de meubelstoffeerder] hier vervolgens op 9 januari 2024 op reageert met de vraag wanneer hij de stoelen kan komen ophalen (om te herstellen), laat [de klant] weten dat dit niet meer kan. De kantonrechter oordeelt dat [de klant] hiermee [de meubelstoffeerder] niet meer in staat heeft gesteld om tot herstel van de stoelen over te gaan, terwijl [de meubelstoffeerder] daarvoor eigenlijk nog tot 26 januari 2024 de tijd had.
4.7.
Verder heeft [de klant] nog gesteld dat zij (uit coulance) [de meubelstoffeerder] in haar
e-mailbericht van 30 januari 2024 nog een laatste kans heeft geboden, maar hiermee geeft [de klant] naar het oordeel van de kantonrechter ook geen redelijke termijn tot nakoming. [de klant] geeft namelijk slechts een (korte) termijn van ongeveer 1,5 dag aan [de meubelstoffeerder] om akkoord te gaan met de door [de klant] voorgestelde condities, maar dit is geen termijn waarbinnen [de klant] aan [de meubelstoffeerder] vraagt om de stoelen te herstellen. Dat [de meubelstoffeerder] volgens [de klant] te laat op die termijn heeft gereageerd doet dan ook verder niet ter zake. In de voorgestelde condities heeft [de klant] nog wel een hersteltermijn van 10 dagen voorgesteld, maar hierop heeft [de meubelstoffeerder] juist aangegeven dat hij hiermee akkoord kon gaan. [de meubelstoffeerder] ging alleen niet akkoord met betaling van juridische kosten. Gelet op het feit dat [de meubelstoffeerder] nog steeds bereid was om de stoelen te herstellen is van verzuim op dit punt dus geen sprake.
Geen verzuim
4.8.
Gelet op de voorgaande overwegingen oordeelt de kantonrechter dat [de meubelstoffeerder] niet in verzuim is en dat [de klant] dus niet tot ontbinding van de overeenkomst kan overgaan. Dit betekent ook dat [de klant] geen aanspraak kan maken op schadevergoeding, zoals zij bij oorspronkelijke dagvaarding heeft gevorderd.
Vernietiging van het verstekvonnis
4.9.
De kantonrechter zal het verstekvonnis van 10 april 2024 vernietigen en [de meubelstoffeerder] ontheffen van de in dat vonnis uitgesproken veroordelingen. De vorderingen van [de klant] zullen alsnog worden afgewezen.
Proceskosten
4.10.
[de klant] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [de meubelstoffeerder] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
204,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
306,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet van [de meubelstoffeerder] gegrond,
5.2.
vernietigt het verstekvonnis van 10 april 2024 met zaaknummer 10978749 CV EXPL 24-892 en ontheft [de meubelstoffeerder] van de veroordelingen die voortvloeien uit dat vonnis,
en, opnieuw rechtdoende,
5.3.
wijst de vorderingen van [de klant] alsnog af,
5.4.
veroordeelt [de klant] in de proceskosten van € 306,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [de klant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.