ECLI:NL:RBZWB:2024:78
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders inzake de Participatiewet en proceskosten
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.F.M. Gulickx, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 april 2022, waarin zijn verzoek om stopzetting van de uitkering op grond van de Participatiewet werd gehonoreerd. Eiser ontving een uitkering, maar verzocht deze per 1 januari 2022 stop te zetten. Het college had in het besluit van 19 januari 2022 meegedeeld dat de uitkering per die datum werd beëindigd, met gevolgen voor de collectieve ziektekostenverzekering en de Bredapas. Eiser maakte bezwaar tegen deze gevolgen, wat leidde tot een hoorzitting op 14 maart 2022. Het college verklaarde het bezwaar gegrond, maar eiser stelde dat er geen beslissing was genomen over zijn verzoek om proceskosten in bezwaar.
Tijdens de zitting op 14 december 2023, werd het beroep van eiser besproken. Eiser stelde dat het college ten onrechte niet had beslist op zijn verzoek om proceskosten en dat er geen aandacht was besteed aan zijn bezwaren over de bejegening en de uitvoering van het beleid. Het college betwistte dit en stelde dat eiser geen proceskosten had gevorderd tijdens de bezwaarprocedure. De rechtbank concludeerde dat eiser geen tijdig verzoek om proceskosten had gedaan en dat het college terecht geen beslissing had genomen over de proceskosten in de beslissing op bezwaar.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, conform artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.