ECLI:NL:RBZWB:2024:7889

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
02-145569-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking met bijzondere aandacht voor de stelselmatigheid van de gedragingen en de impact op het slachtoffer

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vervolging voor de belaging van slachtoffer 2, omdat er geen klacht van haar was ingediend, wat vereist is voor belaging. Voor het overige was de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de belaging van slachtoffer 1. De verdachte had in de periode van 26 februari 2023 tot en met 14 juni 2023 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffer 1 door deze herhaaldelijk te bellen en voor de woning van slachtoffer 1 te verschijnen. De rechtbank oordeelde dat de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen van de verdachte wezenlijk bijdroegen aan de stelselmatigheid van de belaging. De verdachte had eerder al een contact- en locatieverbod opgelegd gekregen, wat de ernst van zijn handelen onderstreepte.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met slachtoffer 1 en een locatieverbod in een straal van 500 meter rond diens woning. De rechtbank benadrukte de noodzaak van toezicht door de reclassering om de naleving van deze voorwaarden te waarborgen. De uitspraak is gedaan in het belang van de bescherming van het slachtoffer en om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-145569-23
vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum 1] 2000 te [plaats 1] ( [land] ),
wonende aan het [adres 1] ,
raadsvrouw mr. Herrings, advocaat te Rijen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestalkt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging voor zover deze ziet op de belaging door verdachte van [slachtoffer 2] . Het dossier bevat immers geen klacht van haar terwijl dit voor belaging wel vereist is. Voor het overige is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde belaging van [slachtoffer 1] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De contacten, die op basis van het dossier kunnen worden vastgesteld, voldoen niet aan het vereiste van stelselmatigheid. De verklaringen van [slachtoffer 1] bevatten tegenstrijdigheden. Er zijn lange periodes van rust geweest en er is ook contact geweest op initiatief van [slachtoffer 1] . Er was sprake van sporadisch contact tussen familieleden zodat verdachte moet worden vrijgesproken van belaging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Voor de vraag of sprake is geweest van stelselmatigheid zijn relevant de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven van het slachtoffer.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] op
26 februari, 4 juni en 5 juni 2023 (meermaals) heeft gebeld en dat verdachte op 1 april,
30 april, 13 mei en 14 juni 2023 bij de poort van de woning van [slachtoffer 1] heeft gestaan.
Dat betekent dat er in een periode van ongeveer drie-en-een-halve maand, in totaal drie momenten zijn geweest waarop verdachte [slachtoffer 1] (meermaals) heeft gebeld. Daarnaast heeft verdachte vier keer voor de woning van [slachtoffer 1] gestaan.
De toon van de contacten moet daarbij worden getypeerd als grimmig: verdachte zocht contact omdat hij geld wilde en hij ging niet weg tot hij dat kreeg. Daarnaast moeten de contacten in een bepaalde context worden geplaatst. Deze vonden namelijk plaats nadat verdachte zich in augustus 2022 schuldig had gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1] en het plegen van huisvredebreuk in zijn woning. Daarvoor is aan verdachte op 9 december 2022 door de politierechter onder meer een contact- en locatieverbod opgelegd. Verdachte heeft [slachtoffer 1] (en zijn gezin) met zijn directe, fysieke aanwezigheid vanaf 26 februari 2023 wederom geconfronteerd op een plek die voor hen veilig zou moeten zijn. Dit levert een ernstige inbreuk op hun privacy op. Voorts komt daarbij nog de eerder genoemde telefonische contacten.
Al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, brengen de rechtbank tot het oordeel dat sprake was van stelselmatigheid en dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft belaagd. [slachtoffer 1] heeft verdachte geld en boodschappen gegeven uit angst en om van verdachte af te zijn, maar ook omdat hij zich bekommerde om zijn neefje. Het is in dat licht voorstelbaar dat er ook enig contact op initiatief van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden, met als doel om de belaging te stoppen. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de stelselmatigheid van de gedragingen van verdachte. Ook is daarmee nog altijd sprake van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 26 februari 2023 tot en met 14 juni 2023 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door voornoemde [slachtoffer 1]
- veelvuldig telefonisch lastig te vallenen
- meermalen langs de woning van voornoemde [slachtoffer 1] te gaan
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen en te dulden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 120 dagen waarvan 116 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarde moet een contactverbod worden opgelegd met [slachtoffer 1] en een locatieverbod in een straal van 500 meter rond zijn woning. Daarnaast vordert de officier van justitie een maatregel op te leggen in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor de duur van twee jaar, dadelijk uitvoerbaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een taakstraf passend is. Daarnaast ziet zij geen reden voor de toepassing van artikel 38v Sr.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in een periode van ongeveer drie-en-een-halve maand, vier keer bij de woning van zijn (schoon)oom [slachtoffer 1] en zijn gezin gestaan en heeft zijn (schoon)oom telefonisch lastig gevallen, terwijl hij dat vanwege een contact- en locatieverbod niet mocht. De sfeer van het contact was grimmig. Hiermee heeft verdachte op indringende wijze de privacy van [slachtoffer 1] aangetast. Omdat [slachtoffer 1] en zijn gezin in augustus 2022 hebben ervaren waartoe verdachte in staat was, kan de rechtbank zich goed voorstellen dat zij in angst geleefd hebben. In de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] staat dat zijn gezin vandaag de dag nog steeds voortdurend in angst leeft. Het is zijn wens dat er een maatregel als bedoeld in 38v Sr wordt opgelegd.
Verdachte heeft de contacten en zijn aanwezigheid bij de woning van [slachtoffer 1] deels bekend, maar heeft geen inzicht getoond in de ernst van zijn handelen. Dit baart de rechtbank zorgen, omdat het van groot belang is dat verdachte stopt met het contact zoeken met [slachtoffer 1] en zijn gezin. Aan de andere kant lijkt het nu goed te gaan met verdachte. Zijn situatie is al enige tijd stabiel en hij heeft bevestigd dat hij geen contact meer wil met [slachtoffer 1] . Verdachte heeft sinds zijn aanhouding op 14 juni 2023 ook geen contact meer gezocht.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het strafblad van verdachte, waar enkel de feiten van augustus 2022 op staan.
Dit alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is. Als bijzondere voorwaarde zal de rechtbank een contact- en locatieverbod opleggen conform de vordering van de officier van justitie. De taakstraf zal worden verminderd met de duur dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht naar rato van 2 uur per dag.
De rechtbank zal geen maatregel opleggen als bedoeld in artikel 38v Sr. Deze maatregel is gevorderd met het oog op dadelijke uitvoerbaarheid, maar naar het oordeel van de rechtbank is niet voldaan aan het vereiste dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit gaat plegen of zich belastend gaat gedragen. Een contact- en locatieverbod zal de rechtbank al opleggen in het kader van bijzondere voorwaarden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor dat deel van het tenlastegelegde feit waar het [slachtoffer 2] betreft;
- verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Belaging
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter van het [adres 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [datum 2] 1980, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 november 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2023 tot en met 14 juni 2023 te
[plaats 2], althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- veelvuldig telefonisch lastig te vallen, althans meermalen op te bellen en/of
- veelvuldig, althans meermalen, langs de woning van voornoemde [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] te gaan
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )