ECLI:NL:RBZWB:2024:7891

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
BRE 22/4401 WABOA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het kappen van twee eiken; beroep gegrond verklaard

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het kappen van twee eiken op zijn perceel in Woensdrecht. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders, dat zich baseerde op een advies van de gemeentelijke bomendeskundige. Eiser voerde aan dat de bomen een gevaar vormden voor zijn woning en dat hij bereid was nieuwe bomen te planten. De rechtbank heeft het beroep op 15 juni 2023 behandeld, waarbij de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB) als deskundige werd ingeschakeld om de waarden van de bomen te beoordelen. De STAB concludeerde dat de bomen in slechte staat verkeerden en dat de waarden als gering of matig moesten worden beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat het college de vergunning moest verlenen, omdat de waarden van de bomen geen weigeringsgrond meer vormden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit door de vergunning te verlenen. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4401 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.J.W.M. de Leeuw),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het kappen van twee eiken op het perceel [adres 1] in [plaats] .
1.1.
Het college heeft deze aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep van eiser gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en namens het college [naam 1] en [naam 2] .
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB) als deskundige te benoemen voor het instellen van een onderzoek [1] .
1.5.
De STAB heeft op 17 november 2023 schriftelijk verslag uitgebracht.
1.6.
Na ontvangst van het verslag van de STAB heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Het college heeft daar bij brief van 28 februari 2024 op gereageerd. Eiser heeft daar bij brief van 25 april 2024 op gereageerd.
1.7.
Desgevraagd hebben partijen aangegeven geen prijs te stellen op een tweede zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarom op 13 september 2024 gesloten.
1.8.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 15 maart 2022 heeft eiser een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het kappen van twee eiken op zijn perceel [adres 1] in [plaats] (het perceel). In de aanvraag geeft eiser aan dat de twee bomen dicht bij het huis staan op een talud en dat hij zich tijdens storm zorgen maakt over schade aan het huis. Verder geeft eiser in de aanvraag aan dat hij bereid is twee nieuwe eiken te planten, maar dan verder van het huis.
2.1.
Op 25 april 2022 heeft de gemeentelijke bomendeskundige het college naar aanleiding van een korte visuele inspectie geadviseerd om de vergunning niet te verlenen.
2.2.
Met het besluit van 10 mei 2022 heeft het college de aanvraag afgewezen.
2.3.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.4.
Met het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de weigering van de vergunning voor het kappen van de twee bomen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Het bestreden besluit is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet leidt de rechtbank af dat het oude recht van toepassing blijft op een besluit op een aanvraag die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend.
4. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en bepalen dat het college de gevraagde omgevingsvergunning voor het kappen van de twee eiken moet verlenen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de twee in geding zijnde eiken staan vermeld op de kaart met uitsluitingen als bedoeld in artikel 4:11, tweede lid, onder b van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Woensdrecht 2020 (de APV).
Op grond van artikel 4:11, derde lid, van de APV kan de vergunning worden geweigerd op grond van een zestal waarden van de houtopstand: de natuurwaarde, de landschappelijke waarde, de waarde voor stads- en dorpsschoon, de beeldbepalende waarde, de cultuurhistorische waarde, of de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
Artikel 4:11, vierde lid, van de APV is niet van toepassing op bomen die staan op de kaart met uitsluitingen. Daarom behoort de vraag of sprake is van een onveilige situatie niet tot het toetsingskader. Dit is ook ter zitting met partijen besproken en door hen erkend.
Wat vindt het college?
5.1.
De gemeentelijke bomendeskundige beoordeelde de waarden van de bomen van eiser op 25 april 2022 als volgt:
- de natuurwaarde van de houtopstand: groot;
- de landschappelijke waarde van de houtopstand; groot;
- de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon: groot;
- de beeldbepalende waarde van de houtopstand: matig;
- de cultuurhistorische waarde van de houtopstand: matig;
- de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand: groot.
In het verweerschrift heeft het college de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon alsnog beoordeeld als matig in plaats van groot.
Wat vindt eiser?
5.2.
Eiser heeft erop gewezen dat aan zijn buurman aan de [adres 2] in augustus 2021 een vergunning is verleend voor het kappen van drie eiken, omdat die bomen ziek zouden zijn. Eiser heeft de vergunning die aan zijn buurman is verleend, ingebracht in deze procedure. Eiser vindt het vreemd dat de waarden van de bomen van zijn buurman anders zijn beoordeeld dan die van hem, terwijl die bomen nog geen 10 à 12 meter van die van hem, in dezelfde straat en in dezelfde omgeving staan. Eiser heeft in beroep ook een boom-technische reactie ingebracht van PVW Boomverzorging B.V. van 7 oktober 2022 en een boomveiligheidscontrole van 11 mei 2023. Eiser heeft de rechtbank verzocht een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
Wat vindt de STAB?
5.3.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de STAB als deskundige te benoemen voor het instellen van een onderzoek.
De rechtbank heeft de STAB verzocht om de waarden van de bomen genoemd in artikel 4:11, derde lid, van de APV te beoordelen.
De STAB heeft op 28 september 2023 het perceel bezocht. De STAB heeft op basis van eigen deskundigheid en rekening houdend met de beschrijving een eigen inschatting gemaakt van de waarden van de twee bomen. Deze staan per boom in onderstaande tabel:
Waarden
Boom 1
Boom 2
Natuurwaarde
Gering: boom verkeert in slechte gezondheid dan wel is waarschijnlijk aan het afsterven. Vooral waarde voor organismen die afhankelijk zijn van dood
hout, geringe biotoop voor
levende organismen. Waarde als voedselbron is gering.
Matig: kroon is onderstandig en klein en biedt daardoor weinig
leefruimte voor andere organismen. Waarde als voedselbron is beperkt.
Landschappelijke waarde
Gering: boom is onderdeel van de uitlopers van het bos maar zelf van slechte kwaliteit en heeft daardoor een zeer beperkte bijdrage aan het geheel.
Matig: de boom is onderdeel van de uitlopers van het bos maar heeft zelf maar een beperkte bijdrage aan de waarde.
Waarde voor stads- en dorpsschoon
Gering: de boom is (vrijwel) dood en draagt daarmee niet meer bij aan de waarde.
Matig: boom behoort tot een smalle strook opgaand groen, waarvan de kronen aan de randen grenzen aan de kronen van bomen in de openbare ruimte.
Beeldbepalende waarde
Gering: boom is zichtbaar vanaf de [straat eiser] maar kroon zit erg hoog waardoor het beeld minder aantrekkelijk is.
Gering: boom is zichtbaar vanaf de [straat eiser] maar kroon zit erg hoog waardoor het beeld minder aantrekkelijk is.
Cultuurhistorische waarde
Matig: leeftijd van de boom is laag.
Matig: leeftijd van de boom is laag.
Waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand
Matig: de boom was dominant ten opzichte van de andere bomen en heeft die kronen ook gevormd. Boom 2 zal meer kans hebben op windworp als boom 1 verdwijnt. Boom 1 zorgt ook in de huidige staat voor enige bescherming voor boom 2.
Gering: onderstandige kroon maakt dat de boom gevoelig zal zijn voor windworp als deze boom overblijft. Daarentegen heeft deze kroon weinig invloed gehad op de kronen van andere bomen.
De STAB geeft aan dat zij uitkomt op een andere, lagere beoordeling van de waarden van de bomen dan het college, maar dat tussen het eerste onderzoek en de opname van STAB
anderhalf jaar is verstreken. Dat brengt met zich mee dat de situatie in april 2022 een andere is dan ten tijde van het onderzoek van STAB.
Hoe oordeelt de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van de STAB, die als onafhankelijk deskundige wordt aangemerkt, voldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Daarnaast vindt de rechtbank de bevindingen van de STAB inzichtelijk en concludent.
De rechter mag in beginsel afgaan op de inhoud van het door de STAB uitgebrachte verslag. Dat is slechts anders indien het verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd. Dergelijke gebreken zijn niet gesteld en ook niet gebleken.
6.1.
In reactie op het STAB-rapport heeft het college erop gewezen dat de vergunning door eiser is aangevraagd vanwege vermeende instabiliteit van beide bomen en dat de in het STAB-rapport geen instabiliteit van de bomen is geconstateerd. Ook is nooit een trekproef uitgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat deze argumenten betrekking hebben op de veiligheid van de bomen, terwijl de rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 4:11, vierde lid, geen onderdeel uitmaakt van het toetsingskader voor het al dan niet verlenen van een kapvergunning voor deze twee bomen. Daarom heeft de rechtbank de STAB ook expliciet gevraagd niet te beoordelen of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4:11, vierde lid, van de APV, maar om wel te beoordelen de waarden van de bomen die genoemd zijn in artikel 4:11, derde lid, van de APV. Die opdracht heeft de STAB juist uitgevoerd. Het betoog van het college slaagt daarom niet.
6.2.
Ten aanzien van de waarden van de bomen stelt de STAB vast dat boom 1 nagenoeg dood is. De waarden van deze boom zijn gering of matig. Nu de waarden van boom 1 zo laag zijn, vormen deze waarden geen weigeringsgrond (meer) voor de aangevraagde vergunning. Dit betekent dat het op de weg van het college ligt om de kapvergunning voor deze boom te verlenen.
Voor boom 2 geldt dit in mindere mate, maar ook voor deze boom zijn alle relevante waarden als gering of matig beoordeeld. Daarnaast wordt deze boom gevoelig voor windworp als deze alleen over blijft. Daarom zal het college ook voor boom 2 de kapvergunning moeten verlenen. Bovendien is aan eisers buurman in 2021 ook een vergunning verleend voor het kappen van drie eiken, waarvan de waarden als overwegend matig en gering (en eenmaal hoog voor landschappelijke waarde) werden beoordeeld.
6.3.
Over het tijdverloop tussen het onderzoek door de gemeentelijke bomendeskundige op 25 april 2022 en de opname door de STAB op 28 september 2023 overweegt de rechtbank dat zij het aannemelijk vindt dat de bomen in deze periode zijn verslechterd, maar dat de waarden in 2022 ook al niet goed moeten zijn geweest.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Het primaire besluit zal worden herroepen.
7.1.
De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat het college binnen een termijn van zes weken een besluit bekend moet maken, waarbij de gevraagde omgevingsvergunning voor het kappen van deze twee eiken op het perceel aan eiser wordt verleend, onder de daarbij gebruikelijke voorwaarden. Daarbij moet het college bepalen of hij aanleiding ziet om aan de vergunning ook de voorwaarde van een herplantplicht te verbinden.
7.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
7.3.
De rechtbank veroordeelt het college in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). Daarnaast moet het college de reiskosten van eiser tot een bedrag van € 9,10 vergoeden en de kosten van de door eiser ingeschakelde deskundige Heijboer ten bedrage van € 423,50.
7.4.
De geclaimde verletkosten (€ 89,- vanwege indienen beroepschrift en aanvullende stukken, behandeling voorbereiden) worden niet toegekend. Het beroepschrift is ingediend door eisers gemachtigde en eiser was niet gehouden om ter zitting verschijnen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- voorziet zelf in de zaak en bepaalt dat het college binnen een termijn van zes weken een besluit bekend moet maken, waarbij de omgevingsvergunning voor het kappen van deze twee eiken op het perceel aan eiser wordt verleend;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.182,60 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 12 november 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g:
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Artikel 2.18:
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Algemene plaatselijke verordening gemeente Woensdrecht 2020 (de APV)
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
de openbare veiligheid;
de volksgezondheid;
de bescherming van het milieu.
2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
1. Het college stelt een Bomenlijst en een kaart met uitsluitingen vast waarop de monumentale en andere beschermingswaardige bomen in de gemeente worden vermeld.
2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die:
a. staan vermeld op de in het eerste lid genoemde Bomenlijst;
staan vermeld op de in het eerste lid genoemde kaart met uitsluitingen;
voorkomt op de lijst van Monumentale Bomen van Nederland van de Bomenstichting.
3. In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning, voor het vellen of doen vellen van de houtopstanden genoemd onder lid 2 sub b, worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
de landschappelijke waarde van de houtopstand;
de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; of
de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
4. In afwijking van artikel 1:8 weigert het bevoegd gezag de vergunning voor het vellen of doen vellen van de houtopstanden genoemd onder lid 2 sub a en c tenzij:
a. er sprake is van een onveilige situatie;
b. de houtopstand door ziekte is aangetast;
c. er sprake is van een zwaarwegend algemeen belang.
5. Het tweede lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.
6. Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning een herplantplicht onder nader te stellen voorschriften.
7. Indien herplant op grond van het vorige lid redelijkerwijs niet mogelijk is, legt het bevoegd gezag in plaats van een herplantplicht de verplichting op tot een financiële bijdrage aan het gemeentelijk bomenfonds, onder nader te stellen voorschriften.
8. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).