ECLI:NL:RBZWB:2024:7902

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
10959243 CV EXPL 24-645
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een huurkoopovereenkomst en hoofdelijkheid van vennoten in een vennootschap onder firma

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] B.V. en de vennoten van de ontbonden vennootschap onder firma [gedaagde sub 1]. De zaak betreft een huurkoopovereenkomst voor een Mercedes B-Klasse, waarbij [eiser] vorderingen heeft ingesteld tot betaling van het resterende krediet, teruggave van de auto en nevenvorderingen. De vorderingen zijn toegewezen, waarbij de kantonrechter oordeelt dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen uit de overeenkomst. De procedure is gestart na een achterstand in de betaling van leasetermijnen door de gedaagden, die ondanks meerdere verzoeken niet zijn nagekomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst op 8 februari 2024 rechtsgeldig is ontbonden en dat de gedaagden de bedrijfsauto binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis moeten teruggeven, op straffe van een dwangsom. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de proceskosten ten laste van de gedaagden gesteld, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10959243 CV EXPL 24-645
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
[eiser] B.V., H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [gedaagde sub 1] ,

te [plaats 2] ,
gemachtigde: mr. M. Harte,
2.
[gedaagde sub 2],
te [plaats 3] ,
gemachtigde: mr. M. Harte,
3.
[gedaagde sub 3],
te [plaats 3] ,
procederend in persoon,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juni 2024
- de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Op 21 maart 2024 is geregistreerd dat de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] (hierna: de vof) is opgeheven met ingang van 10 juli 2023. De heer [gedaagde sub 2] (hierna: [gedaagde sub 2] ) en de heer [gedaagde sub 3] (hierna: [gedaagde sub 3] ) waren vennoten.
2.2.
Partijen hebben op 25 januari 2023 een huurkoopovereenkomst gesloten voor een bedrijfsauto, een Mercedes B-Klasse met [kenteken] (hierna: de bedrijfsauto). De looptijd van deze overeenkomst is 26 maanden. Op de huurkoopovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van [handelsnaam] van toepassing. De maandelijkse leasetermijn bedroeg €566,58. Gedaagden hebben vier leasetermijnen ondanks meerdere verzoeken niet voldaan, zodat [eiser] de huurkoopovereenkomst op 8 februari 2024 per brief heeft ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. te verklaren voor recht dat de huurkoopovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsauto is ontbonden, en
gedaagden hoofdelijk te veroordelen:
b. tot afgifte van de bedrijfsauto, binnen 72 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 400,00 per dag met een maximum van € 25.000,00,
c. tot betaling van € 11.512,82, te vermeerderen met de rente van 18% per jaar, subsidiair de wettelijke handelsrente, meer subsidiair de wettelijke rente over € 10.348,44 gerekend vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der voldoening, rekening houdende met dat indien de bedrijfsauto wordt ingeleverd en vervolgens verkocht, de openstaande vordering wordt verminderd met de verkoopopbrengst,
d. in de proceskosten,
e. tot betaling van € 859,10, indien [eiser] tot inname van de bedrijfsauto moet overgaan,
f. tot betaling van € 211,75 indien [eiser] tot aangifte bij de politie moet overgaan.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij hebben de leasetermijnen onbetaald gelaten, waardoor een achterstand is ontstaan. Nadat [eiser] de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, zijn gedaagden niet overgegaan tot het inleveren van de bedrijfsauto. Omdat gedaagden de leasetermijnen niet (tijdig) hebben voldaan, moeten zij ook de rente en incassokosten betalen.
3.3.
De hoofdsom van de vordering wordt door gedaagden niet betwist. [gedaagde sub 3] voert aan dat hij de bedrijfsauto niet kan teruggeven, omdat deze bij een garage(monteur) staat en hij de rekening daarvan nog moet betalen. [gedaagde sub 2] voert verweer tegen de hoofdelijke veroordeling over het teruggeven van de auto, omdat hij de auto niet in bezit heeft. Ook wil [gedaagde sub 2] een overweging over regres op [gedaagde sub 3] , omdat [gedaagde sub 3] de auto heeft gebruikt zonder dat dit ten goede kwam aan de vennootschap en hij de auto ook moet inleveren bij [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontbinding van de overeenkomst en afgifte van de bedrijfsauto
4.1.
Gedaagden hebben een achterstand in de betaling van de leasetermijnen laten ontstaan en zijn daarmee tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen. [eiser] heeft gedaagden in gebreke gesteld en vervolgens per brief en e-mail van 8 februari 2024 de overeenkomst ontbonden. [eiser] was daartoe bevoegd op grond van de wet (artikel 6:265 BW) en de algemene voorwaarden (artikel 43). De verklaring voor recht die [eiser] eist, kan daarom worden toegewezen.
4.2.
Daarnaast moeten gedaagden de bedrijfsauto teruggeven aan [eiser] , omdat [eiser] de eigenaar is van de bedrijfsauto. De termijn tot afgifte wordt gesteld op vijf werkdagen na betekening van dit vonnis. Daarbij overweegt de kantonrechter dat gedaagden, indien deze door de betekening van het vonnis kennis hebben kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling tot afgifte te voldoen, waarbij een termijn van vijf werkdagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De kantonrechter ziet in dit verband aanleiding om de gevorderde dwangsom te matigen zoals onder de beslissing staat vermeld.
4.3.
[gedaagde sub 2] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdelijkheid over de afgifte van de bedrijfsauto, omdat hij de bedrijfsauto niet in bezit heeft en dus ook niet in staat is om de bedrijfsauto terug te geven. Dat verweer wordt gepasseerd. Dat er voor [gedaagde sub 2] een praktisch probleem bestaat met betrekking tot de afgifte van de bedrijfsauto, kan niet leiden tot de conclusie dat er geen hoofdelijke aansprakelijkheid geldt. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid vloeit immers voort uit de overeenkomst en de wet. Dat betekent dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot afgifte van de bedrijfsauto en tot eventuele betaling van dwangsommen. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het bedrag van de dwangsommen te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Leasetermijnen
4.4.
Omdat gedaagden een achterstand hebben in de betaling van de leasetermijnen, moeten zij op grond van artikel 43 van de algemene voorwaarden naast die achterstand ook de resterende leasetermijnen betalen. Dit wordt door gedaagden niet betwist. De gevorderde betaling van de hoofdsom wordt daarom toegewezen, met dien verstande dat de eventuele verkoopopbrengst van de bedrijfsauto van dit bedrag moet worden afgetrokken. De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken.
Rente
4.5.
[eiser] vordert de contractuele rente van 18% per jaar over de totale hoofdsom. Deze vordering is alleen toewijsbaar over de betalingsachterstand tot de datum van ontbinding. Die was toen € 2.266,32. De kantonrechter gaat ervan uit dat het bedrag aan verschenen rente dat in de dagvaarding staat (€ 129,54), daarom niet juist is berekend. De contractuele rente wordt toegewezen vanaf de verschillende vervaldata van de facturen.
4.6.
Omdat de overeenkomst (en daarmee ook de algemene voorwaarden) is ontbonden, kan [eiser] geen aanspraak maken op de contractuele rente over de leasetermijnen na ontbinding. Ook is toewijzing van de gevorderde wettelijke handelsrente niet mogelijk. Het bedrag aan leasetermijnen na ontbinding is namelijk een schadevergoeding. Gelet hierop zal de kantonrechter over het bedrag van € 8.082,12 de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) toewijzen vanaf de ontbindingsdatum (artikel 6:83 sub b BW).
Buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van haar algemene voorwaarden. In dit geval acht de kantonrechter redenen aanwezig om de vergoeding op grond van artikel 242 Rv te matigen tot het bedrag, berekend op grond van de bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten horende staffel, nu niet is gesteld en onderbouwd dat er zodanige buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die een hoger bedrag dan de staffel rechtvaardigen. De kantonrechter zal gedaagden dan ook hoofdelijk veroordelen tot betaling van € 878,48 aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.8.
De kosten voor inname van de bedrijfsauto en aangifte bij de politie zullen worden afgewezen. Uit artikel 43 van de algemene voorwaarden kan niet worden afgeleid dat gedaagde de kosten van aangifte verschuldigd is. Bovendien zijn de kosten van inname en aangifte nog niet gemaakt en is het ook niet zeker dat die kosten (tot het gevorderde bedrag) gemaakt zullen worden.
Regres
4.9.
De gemachtigde van [gedaagde sub 2] heeft verzocht om een overweging op te nemen over regres van [gedaagde sub 2] op [gedaagde sub 3] . Nu geen rechtsgrond hiervoor bestaat, wordt dit verzoek gepasseerd.
Proceskosten
4.10.
Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
341,20
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.812,20
4.11.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart de huurkoopovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsauto, een Mercedes B-Klasse met het [kenteken] , ontbonden,
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot afgifte van de bedrijfsauto binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 300,00 per dag dat hij met de afgifte in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,00,
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.348,44,
  • te vermeerderen met de overeengekomen rente van 18% per jaar over € 2.266,32, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
  • te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.082,12 vanaf 8 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
met dien verstande dat, indien de bedrijfsauto door gedaagden wordt ingeleverd en vervolgens door [eiser] wordt verkocht, de verkoopopbrengst in mindering wordt gebracht,
5.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan [eiser] een bedrag van € 878,48 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag indien betaling van dit bedrag na betekening niet binnen de door de deurwaarder vermelde termijn plaatsvindt,
5.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 1.812,20, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.