ECLI:NL:RBZWB:2024:7908

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
C/02/427158 / FA RK 24-4544
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Haerkens-Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening voor uitsluitend gebruik van de echtelijke woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende een voorlopige voorziening. De vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, gelegen aan [het adres] te [woonplaats], bij uitsluiting van de man. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en vastgesteld dat de vrouw een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning dan de man bij het voortduren van het gezamenlijk gebruik. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw, gezien de oplopende spanningen en haar medische klachten, niet langer samen met de man in de woning kan blijven. De man is opgedragen de woning uiterlijk op 26 november 2024 te verlaten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing, en dat cassatie in het belang der wet mogelijk is. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/427158 / FA RK 24-4544
Datum uitspraak: 19 november 2024
beschikking betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. L.A.P. van Haperen te Breda,
en
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. P.F.M. Gulickx te Breda.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 2 oktober 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 16 oktober 2023 ontvangen verweerschrift;
- de brief met bijlagen van 30 oktober 2024 van mr. Van Haperen;
- de brief met bijlage van 31 oktober 2024 van mr. Van Haperen.
1.2. De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 5 november 2024. Bij die gelegenheid zijn partijen, bijgestaan door hun advocaat, verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij, bij uitsluiting van de man, gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning (en de daartoe behorende inboedel), staande en gelegen aan de [het adres] te [woonplaats], met bevel aan de man deze te verlaten en deze niet meer te betreden.

3.De beoordeling

3.1.
Ter onderbouwing van haar verzoek stelt de vrouw dat het noodzakelijk is een voorlopige voorziening te treffen, gelet op de oplopende spanningen tussen partijen. Eerder, in 2020, hebben partijen al met elkaar gesproken over een echtscheiding en is een concept echtscheidingsconvenant opgesteld, met de afspraak dat bij een echtscheiding het huurrecht aan de vrouw zal toekomen. De man zou actief op zoek gaan naar een andere woning. Toen hebben partijen ook afspraken gemaakt over de leefbaarheid van en in de echtelijke woning. Helaas is gebleken dat de man deze afspraken niet (meer) nakomt, waardoor het niet langer mogelijk is om samen in de woning te blijven. De man bevuilt de woning zwaar, waardoor de vrouw vreest dat beiden de woning moeten verlaten als de verhuurder hiervan op de hoogte raakt. Daarnaast, als er al gecommuniceerd wordt tussen partijen, eindigt dat in heftige woordenwisselingen en scheldpartijen. De man heeft al jaren last van manische depressies en de vrouw denkt dat hij zijn medicatie niet slikt. Onlangs is de vrouw ook geslagen door de man. Bovendien heeft de vrouw meerdere medische klachten. Ze heeft nu teveel stress en dat heeft een negatieve invloed op haar welzijn. Tenslotte heeft zij inmiddels een gehandicaptenparkeerplaats bij de woning verkregen. Deze parkeerplaats is voor haar belangrijk en als zij uit de woning moet, kan zij deze niet meer gebruiken. De vrouw heeft geen alternatieve woonruimte, zij kan nergens naar toe. Haar kinderen hebben een eigen gezin, zodat niet kan worden verwacht dat zij daar haar intrek neemt. De man heeft daarentegen de mogelijkheid om bij zijn zus in te trekken, hetgeen hij in het verleden ook heeft gedaan, of hij kan bij instanties om hulp vragen bij het vinden van vervangende woonruimte.
3.2.
De man voert hiertegen verweer. De man voert aan dat het op momenten lastig is om samen in de woning te zijn, maar dat er geen reden is om het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw toe te kennen. Ze kunnen daar best nog even samen blijven wonen. De man is veel weg van huis, waardoor de vrouw overdag weinig last heeft van hem. Er zijn volgens de man dan ook weinig woordenwisselingen en scheldpartijen. Hij is actief bezig met het zoeken naar een andere huurwoning, maar hij heeft nog geen passende huurwoning kunnen vinden. Voldoende inkomsten/spaargeld om een andere woning te kopen heeft hij niet. Hij ontvangt een AOW-uitkering en heeft een beperkt inkomen. De vrouw kan ook op zoek naar een andere huurwoning, maar dat doet zij niet. De man heeft geen mogelijkheid om tijdelijk bij zijn zus in te trekken. Het klopt dat hij daar eerder heeft verbleven, maar zijn zus is al op leeftijd, medisch beperkt en de man moest zich daarbij aan haar regels houden; zo mocht hij daar geen televisie kijken of ’s avonds in bed lezen. Ook de man heeft medische klachten: in het verleden heeft hij twee nekwervels gebroken, waardoor zijn autonome zenuwstelsel is aangetast en hij het altijd koud heeft. Hij is kwetsbaar en heeft er groot belang bij dat hij niet uit de huurwoning wordt gezet. Gezien zijn leeftijd en medische situatie kost een verhuizing de man veel pijn en moeite. Hij is niet in staat om per direct te verhuizen. De man betwist tenslotte dat hij de woning zou bevuilen.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Mede gelet op de dynamiek van partijen tijdens de mondelinge behandeling, stelt de rechtbank vast dat de vrouw een belang heeft bij haar verzoek. De rechtbank zal een afweging moeten maken tussen de belangen van de vrouw bij het uitsluitend gebruik van de woning, en die van de man bij het (voortdurende) gezamenlijk gebruik van de woning. Een zelfstandig verzoek tot het uitsluitend gebruik van de woning door de man, is door hem niet ingediend.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw op dit moment een groter belang heeft bij het uitsluitend van de woning dan het belang van de man bij voortduring van het gezamenlijk gebruik van de woning. Voldoende staat vast dat de huidige situatie een negatieve invloed heeft op het welzijn van zowel de vrouw als de man. Zo komen de kinderen van partijen al geruime tijd niet meer thuis door de gespannen situatie tussen de ouders. De vrouw heeft onderbouwd dat zij medische klachten heeft, waaronder een beperkte lichamelijke belastbaarheid. Daarbij heeft zij onweersproken aangevoerd dat de invalideparkeerplaats nabij de woning en welke aan haar is toegekend, van gewichtig belang voor haar is. Dit wordt door de rechtbank meegewogen. De door de man gestelde medische beperkingen blijken evenwel nergens uit. De vrouw heeft verder gemotiveerd gesteld dat zij geen alternatieve mogelijkheden heeft om tijdelijk elders te verblijven. Bij de kinderen en andere vrienden/familie kan zij niet terecht, omdat daar onder meer de ruimte ontbreekt en de kinderen in ieder geval ook zelf een gezin hebben. Niet weersproken is dat de man eerder bij zijn zus heeft verbleven en dat zij in een groot huis woont met meerdere kamers. De stelling van de man dat zijn verblijf bij zijn zus onmogelijk is, mist iedere onderbouwing. Dat de man het klaarblijkelijk lastig vond en vindt om zich aan de leefregels van zijn zus te conformeren, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij daar niet, net zoals in het recente verleden, tijdelijk zou kunnen verblijven. Daarbij heeft de man gesteld dat hij actief bezig is met het zoeken van een andere huurwoning, via “Klik voor wonen” alwaar hij het woningaanbod van verschillende woningcorporaties in heel West- en Midden-Brabant kan bekijken en op de woningen kan reageren. Ook heeft hij, voor hulp hierbij, contact gezocht bij maatschappelijk werk. De status daarvan is onduidelijk gebleven. Dit bij elkaar maakt wel dat de man meer mogelijkheden heeft dan de vrouw tot het verkrijgen/betrekken van (tijdelijke) alternatieve woonruimte. De vrouw is nergens ingeschreven omdat het lange tijd tussen partijen in confesso leek te zijn dat de vrouw na de echtscheiding in de woning zou blijven wonen. De man lijkt nu op dat punt terug te krabbelen.
3.5.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen, met dien verstande dat zij gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de woning. Bepaald zal worden dat de man de woning dient te verlaten voor 27 november 2024. De rechtbank spreekt tot slot de hoop uit dat deze beslissing een prikkel vormt tot daadwerkelijke actie van beide partijen tot het regelen van de gevolgen van de echtscheiding. Zo kan verkoop van het gezamenlijke stuk grond in Ierland, waar beide partijen het eens over lijken te zijn, een mogelijke oplossing bieden bij het huisvestingsprobleem (van de man) nu er alsdan in ieder geval (enige) financiële middelen vrijkomen voor beide partijen.
3.6.
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open. Ingevolge artikel 824 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan alleen cassatie in het belang der wet worden ingesteld. Hoger beroep is dus niet mogelijk. Dit betekent dat deze beslissing directe werking heeft.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de vrouw met ingang van 27 november 2024 bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, daarbij inbegrepen de inboedelgoederen, gelegen aan [het adres] te [woonplaats] en beveelt de man die woning uiterlijk 26 november 2024 te verlaten en verder niet te betreden;
4.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Haerkens-Wouters, en, in tegenwoordigheid van mr. Van Egeraat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.